Hfst 14 - Omgaan met chronische en levensbedreigende aandoeningen Flashcards

1
Q

Eerste reactie op het hebben van een chronische ziekte

A
  • De eerste reactie die mensen vaak vertonen is shock, lamgeslagen, verward en op een automatische en afwezige manier zich gedragen door het nieuws. Dit kan dagen of weken duren en is vooral heftig als het nieuws onverwacht komt.
  • Na een periode van emotiegericht copen (ontkennen, verdriet), komt de realiteit om de hoek kijken, symptomen blijven of verergeren, en diagnoses worden bevestigd. Patiënten passen zich stap voor stap aan. Er zijn ook mensen die rustig blijven, of die juist verlamd van angst raken en hysterisch worden.
  • Ontwijkingstrategieën worden gebruikt om de emotionele reactie te controleren, wanneer ze denken dat ze er niets aan kunnen doen. Maar het nut van een dergelijke reactie heeft grenzen en belemmert het opnemen van informatie over hun toestand en risicofactoren.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

crisistheorie (Moos)

A

Beschrijft factoren die invloed hebben op het aanpassingsvermogen:
* Ziektegerelateerde factoren, bvb pijnlijke behandelingen.
* Achtergrond en persoonlijke factoren, bvb self-blame. Rumination en catastrophizing kunnen leiden tot zwakke emotionele aanpassing waardoor pijn en symptomen kunnen toenemen. Hardiness bevordert coping.
* Fysieke en sociale omgevingsfactoren: social support helpt bij de aanpassing, maar kan ook effectieve coping ondermijnen (slechte adviezen, slecht voorbeeld). Ook steungroepen kunnen hun dienst bewijzen met informationele en emotionele steun.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Het copingsproces

A

De crisistheorie gaat ervan uit dat copen begint met een cognitieve beoordeling van de betekenis van de ziekte, gevolgd door het formuleren van een aantal aanpassingstaken en het toepassen van verschillende copingvaardigheden om met die taken om te gaan.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

2 type taken in het copingsproces

A

Taken gerelateerd aan de ziekte en de behandeling:
* Copen met symptomen of invaliditeit.
* Aanpassen a/d ziekenhuisomgeving en medische procedures.
* Ontwikkelen en goed houden van relaties met zorgverleners.

Taken gerelateerd aan het algemeen psychosociaal functioneren:
* Streven naar beheersing van negatieve gevoelens en behouden positieve instelling.
* Bevredigend zelfbeeld en gevoel van competentie behouden.
* Goede relatie met familie en vrienden.
* Voorbereiding op een onzekere toekomst

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Copingvaardigheden om met taken in het copingsproces om te gaan (7)

A
  • Ontkenning of minimalisering van de ernst van de situatie (vooral in begin effectief).
  • Informatie verzamelen.
  • Leren om jezelf je eigen medische zorg toe te dienen, zoals insuline spuiten.
  • Concrete, begrensde doelen stellen.
  • Werven van instrumentele en emotionele steun.
  • Overwegen van mogelijk toekomstige stressvolle gebeurtenissen (voorbereid zijn).
  • Een aanvaardbaar perspectief op de ziekte en de behandeling verkrijgen door een langetermijndoel en betekenis eraan te hechten.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Aanpassing

A

het proces van veranderingen aanbrengen om zich constructief aan de passen aan de veranderde omstandigheden van het leven.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Levenskwaliteit

A

Tevredenheid met het leven en de graad van excellentie die mensen aan hun leven toeschrijven. De levenskwaliteit van chronisch zieken is beter wanneer functionele beperkingen laag zijn, ze gehuwd zijn en de familiebanden goed zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Astma

A

Ademhalingsstoornis met episodes van verminderde of verhinderde ademhaling wanneer de luchtwegen ontstoken of belemmerd zijn. Vaak gaat het om allergische reacties, maar andere triggers kunnen zijn: omgevingsfactoren, fysieke activiteiten en persoonlijke factoren bvb infectie of angstgevoelens.

Suggestie kan astma symptomen induceren, cfr onderzoek met een placebo inhalator waarvan de patiënten dachten dat het hoge concentraties aan allergenen bevatte!

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Epilepsie

A

recurrente, plotse aanvallen die ontstaan uit elektrische storingen in de cerebrale cortex.

  • Tonische fase: verlies van bewustzijn, het lichaam is stijf.
  • Clonische fase: spierspasmen en -trekkingen.

Daarna volgt ontspanning totdat de persoon ontwaakt. Soms ervaart de patiënt vooraf een aura (zoals geluiden of geuren). De oorzaak is onbekend, maar risicofactoren zijn: genetische aanleg, ernstig hoofdletsel, hersenstoornissen, beroerte, Alzheimer.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Aandoeningen van het zenuwstelsel

A
  • Spinal cord injury: neurologische schade in het ruggenmerg, resulterend in het verlies van gevoel, reflexen en motorcontrole in de geassocieerde lichaamsdelen.
  • Tetraplegie (of quadriplegie): breuk van het ruggenmerg in de nek-regio, het lichaam is verlamd van de nek naar beneden.
  • Paraplegie: breuk in een lager deel van het ruggenmerg, vaak enkel verlamming van de onderste ledematen.

Na de stabilisatie begint revalidatie. Belangrijk is om zoveel mogelijk fysieke functies en onafhankelijkheid te behouden.
De focus van fysiotherapie: behoud en verbetering van spierfuncties waarover de patiënt nog enige controle heeft.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Diabetes mellitus (hyperglycemie)

A

Chronische aandoening die gekenmerkt wordt door een te hoog glucosegehalte in het bloed dat wordt veroorzaakt door een tekort aan insuline. De pancreas produceert niet voldoende insuline om de glucosespiegel te reguleren.

Er zijn 2 types diabetes die verschillen in de behandeling en oorzaak:
* Type 1 (insuline afhankelijk): ontstaat meestal in de kindertijd of adolescentie, insuline-injecties zijn noodzakelijk. De cellen van de alvleesklier die insuline aanmaken zijn vernietigd door autoimmuunreacties. Een complicatie is ketoacidose = hoge niveaus van vetzuren in het bloed die tot nierfalen kunnen leiden.
* Type 2 (insuline onafhankelijk): meest voorkomend, meestal na 40, vaak bij obesitas. De pancreas werkt nog enigszins, injecties zijn niet altijd nodig, andere behandelopties bvb dieet, medicatie.

Beide types hebben genetische oorzaken, maar bij type 1 is er vaak ook sprake van een virale infectie die leidt tot een aanval op de pancreascellen. Bij type 2 is vette en suikerrijke voeding een erg belangrijke risicofactor, maar ook stress en overproductie van een proteïne die verwerking van suikers en koolhydraten kunnen een oorzaak zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Neuropathie

A

Zenuwziekte die kan veroorzaakt worden door diabetes: hoge glucoseniveau’s veroorzaken chemische reacties die myeline kunnen afbreken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Arthritis

A

Aandoening die de spieren, gewrichten en verbindende weefsels aantast. Symptomen: pijn, stijfheid en ontsteking.

  • Osteoarthritis: slijtage van de gewrichten. Risicofactoren: leeftijd, gewicht, en beroep.
  • Fibromyalgie: pijn en stijfheid in spieren en andere zachte weefsels.
  • Reumatoïde arthritis: extreme ontsteking van gewrichtsweefsels die in vergevorderde stadia ook hart, bloedvaten en longen aantast.

Waarschijnlijk ontstaat arthritis door een auto-immuunrespons in gewrichtsweefsels en botten. De behandeling bestaat uit medicatie, eventueel kunstgewrichten en fysiotherapie. Stress kan klachten verergeren, er is bewijs voor correlatie gevonden tussen gevoelens van hulpeloosheid en ernstige artritis. Dit bemoeilijk aanpassing en kan depressie veroorzaken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Alzheimer

A

Meest voorkomende vorm van dementie, hersenstoornis gekarakteriseerd door verlies van aandacht, geheugen en persoonlijkheid.

Alzheimer wordt veroorzaakt door beschadigingen in de hersenen: laesies van verstrengelde en gedraaide zenuw- en proteïneweefsels. Ook genetische aanleg speelt ook een belangrijke rol. Er is geen behandeling die de ziekte kan genezen, maar er is medicatie om de progressie te vertragen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

De meest voorkomende aanpassingsproblemen bij chronische ziekten (6)

A
  • Fysieke problemen: men is niet in staat om te gaan met de handicap of pijn.
  • Problemen op gebied van beroepsperspectieven: dit kan gaan om het bijstellen van opleidingsplannen of carrièremogelijkheden. Ook kan men problemen ervaren bij het vinden van een nieuwe baan.
  • Problemen wat betreft zelfconcept: men is niet in staat tot acceptatie van het veranderde lichaamsbeeld, self-esteem en veranderde competenties.
  • Problemen op sociaal vlak: men kan het verlies van bepaalde activiteiten die men niet meer kan doen, niet accepteren of ervaart problemen met het vinden van nieuwe activiteiten of met de veranderde relatie met vrienden, familie en partner.
  • Emotionele problemen: men ervaart angst, depressie en kan de ziekte ontkennen.
  • Problemen met het opvolgen van adviezen of behandelregime (therapietrouw).
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Psychosociale interventies voor mensen met chronische condities

A

Interventies om individuen met chronische gezondheidsproblemen te helpen bestaan idealiter uit interdisciplinaire teams van professionelen en geïntegreerde werkwijzen tov de algemene doelen van rehabilitatie.

  • Informatieve interventies: juiste informatie over de ziekte, prognose en de behandeling.
  • Support groepen: informatie en omgang met lotgenoten, zowel voor de zieke als de familieleden.
  • Self-management programma’s: informatie en training in behavioral (cfr therapietrouw) en cognitieve skills om het uitvoeren van
    – de behandeling
    – het aanpassen aan nieuwe gedragingen en rollen en
    – het omgaan met emoties te bevorderen.
  • Relaxatietechnieken en biofeedback: stress behandelen ahv bvb progressieve spierontspanning of biofeedback.
  • Probleemoplossende-vaardighedentraining: patiënten worden nieuwe denkstrategieën aangeleerd waarmee ze medische probleemsituaties en dagelijkse problemen kunnen overdenken en die hen helpt ze de juiste beslissingen te laten nemen om de probleemsituatie op te lossen. Deze methode wordt gebruikt als patiënten angst en andere negatieve emoties ervaren en als blijkt dat ze niet weten hoe ze moeilijkheden en problemen die ze dagelijks tegenkomen, moeten oplossen.
  • Cognitieve herstructurering: incorrecte gedachten en percepties ontdekken en corrigeren. Men leert constructiever en realistischer te denken.
  • Interpersoonlijke en gezinstherapie: bespreken van interactie patronen voor het gezin en support tijdens de behandeling, taken en verantwoordelijkheden herverdelen,..
  • Samenwerkings- of geïntegreerde zorg benaderingen: combinatie van verschillende benaderingen
17
Q

Hoe passen mensen zich aan aan een ernstige ziekte, als de prognose op dat moment nog niet zo slecht is (6)

A
  • Onzekerheid en het issue van sterfelijkheid zijn in de eerste periode na diagnose van een serieus levensbedreigende ziekte belangrijke issues voor een patiënt. Desondanks is men optimistisch over de toekomst en hoopt op genezing. Toekomstplannen worden met meer terughoudendheid bezien.
  • Men gebruikt actieve copingstrategieën in plaats van vermijdende coping die men in beginsel vaak gebruikt.
  • Men geeft aandacht aan andere zaken (bijv. werk en vrijetijdsbesteding) in plaats van aan de ziekte en men zoekt afleiding.
  • Men doet cognitieve aanpassingen, dat wil zeggen: positief herwaarderen of hertaxeren van de situatie waarin men verkeert. Hierbij worden er in het tekstboek voor vrouwen met borstkanker drie centrale thema’s genoemd:
    – het vinden en geven van betekenis aan de ziekte
    – het verwerven van het gevoel van controle over de ziekte
  • herstel van het self-esteem.
  • Uit onderzoek komt naar voren dat de bovengenoemde aspecten de waargenomen gezondheid en het psychosociaal functioneren positief beïnvloeden.
  • Men kan zich echter ook hulpeloos gedragen.
18
Q

Reacties van mensen waarbij de ernstige ziekte terugkeert of erger wordt

A
  • Mensen ervaren terugkeer of verergering van de ziekte als een slecht teken, men ervaart de lichamelijke toestand als slechter dan voor de terugkeer of verergering.
  • Mensen vestigen opnieuw de aandacht op de ziekte.
  • Men probeert achteruitgang in het algemeen functioneren en de kwaliteit van leven te verhinderen.
  • Copingprocessen zijn grotendeels gelijk aan toen men de ziekte kreeg, alleen nu is men minder hoopvol.
19
Q

Cognitieve aanpassingen bij levensbedreigende ziekten: 3 centrale thema’s bij vrouwen met borstkanker

A
  • Betekenis van de ziekte-ervaring (prioriteiten herschikken).
  • Gevoel van controle over de ziekte (preventie-activiteiten).
  • Zelfwaarde herstellen (door zich met slechter af zijnde anderen te vergelijken).

Deze cognitieve aanpassingen lukt niet iedereen, vooral mensen die weinig sociale steun hebben ervaren in de maanden na de diagnose lukt het niet.

20
Q

Hartziektes

A
  • Coronary heart disease: ziekte die voortkomen uit het vernauwen van of blokkades in slagaders die het hart voorzien van zuurstofrijk bloed.
  • Angina pectoris: korte vermindering van de toevoer van zuurstofrijk bloed naar het hart, men voelt kramp in borst, arm, nek, en rug. Dit gebeurt vaak tijdens sport of stress. Bij een lange blokkade kan het hartspierweefsel echter afsterven, wat leidt tot een hartaanval.

Risicofactoren: hoge LDL (low density lipoprotein, slechte cholesterol) en lage HDL (high density lipoprotein, goede cholesterol), roken, stress, obesitas, diabetes, hoge bloeddruk, negatieve emoties (vijandigheid, depressie, angst), genetische predispositie, type A persoonlijkheid (hoge adrenaline/ cortisol).

Behandelingen: dotteren, bypassoperatie (preventie),..

21
Q

Beroerte

A

Aandoening waarbij schade optreedt in de hersenregio waar bloedtoevoer verhinderd wordt en dus geen zuurstof kan toekomen.
Er zijn twee vormen:
* Ischemische beroerte: bloedtoevoer in een hersenader is sterk verminderd of gestopt door bvb een bloedprop of een stukje plak.
* Hersenbloeding (hemorragie): bloedvat knapt en er komt bloedt in de hersenen.

Risicofactoren: hoge bloeddruk, roken, hartkwalen, diabetes, gebrek aan beweging, genetische predispositie, diabetes, drug- of alcoholmisbruik en negatieve emoties (depressie).

Symptomen: verlammingen, aantasting van spraak.

22
Q

Kanker

A

Celziekte die zich uit in ongecontroleerde celvermenigvuldiging die meestal resulteert in een kwaadaardig gezwel (neoplasme).

Er zijn vijf types gebaseerd op het soort weefsel waarin de kanker zich ontwikkelt:
* Carcinoom: kwaadaardige tumor op de huid of in de organen van spijsvertering, ademhaling of geslachtsstelsels.
* Melanoom: vorm van huidkanker.
* Lymfoom: lymfkliergezwel.
* Sarcoom: kwaadaardig bindweefsel gezwel.
* Leukemie: bloedkanker, extreme productie van witte bloedcellen.

Kankercellen zitten niet zo goed aan elkaar vast als andere cellen en kunnen dus loslaten en gaan zwerven door het lichaam via het bloed en de lymfe, dit heet metastase (uitzaaiingen).

Behandeling: operatie, bestraling, chemokuur.

Bijwerkingen: vermoeidheid, misselijkheid en braken.

23
Q

Acquired immune deficiency syndrome (AIDS)

A

Infectieziekte veroorzaakt door het HIV virus dat het afweersysteem aantast waardoor het lichaam vatbaar wordt voor allerlei infecties en bepaalde vormen van kanker waartegen het anders wel bestand zou zijn.

Symptomen: koorts, nachtelijk zweten, diarree, vermoeidheid, en gezwollen lymfklieren.

Behandeling: antiretrovirale medicatie.

24
Q

Rouwproces

A

Het rouwproces na het overlijden van een dierbare duurt gemiddeld een jaar.
Rouwenden verwerken het verlies van een dierbare in een eigen tempo dat varieert tussen mensen. Onderzoek laat zien dat er in de eerste twee jaar van een rouwproces 4 veel voorkomende patronen zijn. In volgorde van meest voorkomend naar minst voorkomend zijn dit:

  • resilent / veerkrachtig: de aanpassing verloopt goed
  • hersteld: kenmerkt zich door moeilijke eerste maanden waarna verbetering optreedt
  • chronisch: aanpassing verloopt niet goed gedurende de gehele periode
  • vertraagd: de aanpassing verloopt in de eerste maanden niet goed en verergert daarna.
25
Q

Fysieke en psychosociale impact na overlijden van een dierbare

A

De maanden na de dood van een dierbare is de immuunfunctie verlaagd, eet men minder en verliest men gewicht, en er zitten meer stresshormonen in het bloed. Herhaalde coping met ziekte en dood vergt een emotionele tol met toenemende demoralisatie, slaapproblemen en stressreacties.

De aanpassing is vooral moeilijk als het overlijden onverwacht komt, maar ook als de palliatieve zorg zwaar was voor de verzorger. Sociale support is erg belangrijk.

26
Q

Psychosociale interventies voor verlies door overlijden

A

Vaak verwerken mensen het verdiet nav het overlijden van een dierbare zeer moeilijk, dit kan leiden tot gecompliceerd verdriet: een intens verlangen naar de overledene, ongeloof, verbittering, depressie, en gedachten aan de dood. Als dit meer dan 6 maanden aanhoudt, is interventie nodig.

Effectonderzoek laat zien dat zulke interventies effectief zijn in het verminderen van rouwsymptomen. Succesvolle componenten in zulke interventies:
* groepsdiscussie en rollenspellen: in de rollenspellen wordt geoefend met het hanteren van probleemgebaseerde copingstrategieën om stress te verminderen
* systematische desensitatie waarin de cliënt in stappen leert om na te denken hoe men verder wil met het leven, daarbij doelen te stellen en na te gaan hoe die te realiseren.