HC.8 Maternale ziekten tijdens de zwangerschap Flashcards

1
Q

Welke 3 grote groepen heb je mbt zwangerschap en ziektes?

A

1) Pre-existente ziekte -> zwangerschap
2) Zwangerschap -> pre-existente ziekte
3) Zwangerschap -> leidt tot nieuwe ziekte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat doet oestrogeen met de vaten?

A

Vaatverwijding -> cardiac output omhoog

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Welke drie fysiologische veranderingen rondom de schildklier zijn er bij de zwangerschap?

A
  • Stijging hoeveelheid thyroxine binding globuline (door oestrogeen)
  • Distributie van schildklierhormoon naar kind
  • Productie van deiodinase type 3 door placenta -> inactivatie schildklierhormoon
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat doet hCG op schildklier?

A

Lijkt op TSH, bindt dus op TSH-receptor -> stijging vrije T4 en daling TSH

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Is Hyperthyreoïdie normaal bij de zwangerschap?

A

Ja en Hypothyreoïdie niet!

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat doe je bij vrouwen die voor de zwangerschap al hypothyreoïdie hadden (Hashimoto)?

A

Je wilt dus die stijging van T4 nabootsen, want hCG doet zijn werk niet, omdat de vrouwen al een hypo hadden voor de zwangerschap. Je geeft dus hogere dosis levothyroxine!

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Hoeveel levothyroxine geef je dan?

A

Dosis verhogen tot 100 microgram, (eerst 25% ophogen na 12 weken 50%)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Welke vier groepen van schildklier problemen zijn er?

A
  • Hypothyreoïdie: hoog TSH, laag vrij T4
  • Subklinische hypothreoïdie: hoog TSH, normaal vrij T4
  • Hyperthyreoïdie: laag TSH en hoog T4
  • Subklinische hyperthyreoïdie: laag TSH en normaal T4
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Welke behandeling bij hypothyreoïdie?

A

 Subklinische hypothyreoïdie kan je overwegen te behandelen, maar er is
weinig goed bewijs voor een positief effect.
 Hypothyreoïdie komt weinig voor (0.3%) maar behandel je altijd (levothyroxine)

Geen behandeling: Hoger risico op miskraam, preeclampsie, vroeggeboorte en suboptimale hersenontwikkel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat doet het schildklierhormoon voor de foetus?

A

Hersenontwikkeling, foetus kan pas na week 18 eigen schildklierhormoon maken dus daarvoor afhankelijk van moeder

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat gebeurt er bij te lage schildklierhormoon bij foetus ontwikkeling?

A

Duurt ontwikkeling te lang dus suboptimale ontwikkeling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat gebeurt er bij te hoge schildklierhormoon?

A

Bepaalde processen duren te kort voor optimale ontwikkeling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Welke gevolgen zijn er voor het kind bij afwijkende schildklierconcentraties?

A

Laag IQ
Lage massa grijze stof
Laag cortex volume

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Kenmerken Thyreoperoxidase antistoffen (TPOAbs)?

A
  • Niet functioneel, marker voor hypothyreoïdie, risicofactor postpartum thyreoïditis
  • Pathognomisch voor Hashimoto’s thyreoïditis (95% of hypothyroidism)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Kenmerken Thyreoglobuline antistoffen (TgAbs)?

A
  • Niet functioneel, aspecifiek
  • Alternatieve marker voor Hashimoto, maar ook hoog bij Graves
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Kenmerken TSH receptor antistoffen (TRAbs)?

A
  • Functionele antistoffen!, passeren de placenta, kunnen stimuleren of blokkeren
  • Pathognomisch voor Morbus Graves, héél soms oorzaak hypothyreoïdie
16
Q

Welke onderscheid is belangrijk om te maken bij hyperthyreoïdie bij zwangerschap?

A

Of het hCG afhankelijk is of de ziekte van Graves.

Je prikt dus TSH-receptor antistoffen om dit te bepalen

17
Q

Behandel je de ziekte van Graves?

A

ALTIJD: antischildkliermedicatie (strumazol/PTU)

18
Q

Groot risico bij ziekte van Gaves van moeder?

A

Foetale
hyperthyreoïdie= graves symptomen bij baby

19
Q

Wat zijn risicofactoren voor diabetes gravidarum (DG)?

A

Eerdere DG, obesitas, tweeling, PCOS, etniciteit, vg macrosomie (groot kind)

20
Q

Wat is diabetes gravidarum?

A

Hyperglycemie tijdens zwangerschap( > 6 mmol/l nuchter vinden we al te hoog)

21
Q

Goudenstandaard diagnose DG?

A

OGTT

22
Q

Wat is een groot risico voor de kind bij DG?

A

Glucose gaat naar kind -> insuline omhoog -> glucose extra opslaan in vet en spierweefsel -> macrosoom kind

Andere gevolgen: schouderdystocie, neonatale hypoglykemie

23
Q

Gevolgen DG voor moeder?

A

vaatschade (preeclampsie,
vroeggeboort)

24
Q

Welke behandelingen zijn er voor DG?

A

 Dieet
Altijd, focus op minder koolhydraatinname
 Insuline
Veilig, passeert placenta niet, risico op hypo’s, meer gewichtstoename
 Metformine
Veilig, passeert placenta, mogelijk nadelig effect op metabool profiel kind

25
Q
A