HC.4 Fertiliteitsproblemen: genetische aspecten Flashcards

1
Q

Hoe wordt een NIPT onderzoek gedaan?

A

In het bloed van de moeder zit ook placenta DNA van de baby. Dit wordt gesequenced

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat zijn de grootste uitdagingen van de moderne genetica?

A
  • Onduidelijk of een gevonden genetische afwijking pathogeen is of een polymorfisme
  • Bijvangst bij Panels, WES en WGS, je vindt dus toevallig mutaties waar je niet naar op zoek bent
  • Indentificeren van regulatie elementen in het niet-coderende genoom
  • Het begrijpen van proteomics. Dus meer de functie begrijpen dan alleen de genomics.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wanneer wordt een prenatale vaderschapsbepaling gedaan?

A

na verkrachtingen
 bij meerdere potentiële vaders
 alleen na bereidheid van een
gynaecoloog
 op vlokken / vruchtwater
(research: foetale cellen in maternaal bloed)
 alleen na bereidheid van een
gynaecoloog (welke moeilijk te verkrijgen zal zijn)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Hoe word het DNA onderzoek gedaan bij verwantschapsbepalingen?

A

Je zoekt short-term-repeats (STR), deze kunnen van de moeder allel komen of van de vader. Als je zeker weet dat de ene van de moeder is, moet de andere van de vader zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wanneer kan forensisch DNA-onderzoek gedaan worden?

A
  • Ondersteunen bij justitieel onderzoek
    bijvoorbeeld: - moord
  • verkrachting
    Verwantschapsonderzoek
    bijvoorbeeld: - bij rampen
    Ontrafelen van medische fouten
    bijvoorbeeld: - verwisseling van
    patiëntmateriaal
  • vergissing bij IVF
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Hoevaak moet je zo een overeenkomende STR vinden met de vader zodat te test betrouwbaar is?

A

15 of meer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Hoeveel DNA heb je nodig voor zo’n onderzoek?

A

100-500 nanogram DNA, 50-100 kernen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat betekent Fecundity?

A

Het vermogen om een levend geboren kind te krijgen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Welke genetische oorzaken voor sub/infertiliteit kunnen er zijn?

A

 Mannelijke oorzaken
 Vrouwelijke oorzaken
 Chromosomale oorzaken
* numerieke afwijkingen (aneuploïdieën)
* structurele afwijkingen
 Submicroscopische en monogene oorzaken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat moet in de anamnese gevraagd worden bij een paar met subfertiliteit?

A
  • Duur kinderwens
  • onbeschermde coïtus / frequentie
     Miskramen / IUVDs
  • zwangerschapsduur
  • obductie (>16 wkn.)
     Aangeboren afwijkingen in de familie
     Consanguiniteit (bloedverwantschap)
     Voorgaande relaties: kinderwens, kinderen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Welke twee soorten chromosomale afwijkingen zijn er en wat houden ze in?

A
  • Numerieke afwijkingen: dus er is iets mis met het aantal, bijv trisomie 21
  • Structurele afwijkingen: iets mis met de structuur, bijvoorbeeld de lengte (22q deletie)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat zijn acrocentrische chromosomen?

A

Chromosomen met een korte p-arm, deze plakken makkelijk aan elkaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is een Robertsoniaanse translocatie?

A

Twee acrocentrische chromosomen zitten aan elkaar vast via hun centromeer. Hierdoor verlies je de korte armen van de chromosomen en krijg je een groter gecombineerd chromosoom.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is een reciproke translocatie?

A

Translocatie van niet-homologe chromosomen. dus bijv tussen 9 en 14.

Als het tussen 9 en 9 zou zijn (homologen chromosomen) is het geen probleem.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat wordt bedoelt met Mozaïek bij chromosomale afwijkingen?

A

Niet alle cellen hebben de chromosomale afwijkingen. Sommige cellen hebben een normaal aantal chromosomen en sommige afwijkend.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat zijn kenmerken van het Klinefelter syndroom?

A
  • 47,XXY
  • Lange ledematen
  • slechte baardgroei
  • Borstvorming
  • Osteoporose
  • testiculaire atrofie
  • fertiliteitsproblemen met azoöspermie!
  • Bij mozaïek gaat fertiliteit beter

Een man wordt gewoon een bitch basically

15
Q

Wat zijn kenmerken van het turner syndroom

A
  • 45X
  • Prenataal: vruchtwater, vlok (niet de NIPT)
  • postpartum: oedeem hand- & voetruggen,
    dysmorfieën, hart- & nierafwijkingen
  • kinderleeftijd: kleine lengte
  • pubertijd: uitblijven pubertijdsontwikkeling
  • gonadale dysgenesie (streak ovaries
  • Mozaïek geeft gunstiger feritiliteit
16
Q

Hoe zit het met je fertiliteit als je 47XXX hebt?

A

Normaal

17
Q

Welke gen is het meest frequent aangedaan bij Y-deleties?

A

AZFc, een azoospermie factor. Betoken bij spermatogenese

18
Q

Wat is het probleem bij Cystic Fibrosis (CF)?

A

Stoornis van chloride-transporter in de celmembraan.

19
Q

Welke aandoening komt >95% voor bij mannen met CF?

A

Congenitale bilaterale afwezigheid vas deferent (CBAVD).

Je kan oook CBAVD hebben, zonder CF. Dan ben je wss drager van CF

20
Q

Wat voor aandoening is Dystrophia myotonica?

A

Een repeat aandoening: hoe hoger het aantal CTG-repeats, hoe ernstiger de ziekte.

Anticipatie is belangrijk, de repeats nemen per generatie toe

21
Q

Welke risico is er bij Dystrophia myotonica?

A

Testisatrofie

22
Q

Welke gevolgen heeft het Kallman syndroom?

A

Hypogonadotroop hypogonadisme en anosmie (niet kunnen ruiken)

23
Q

Welke aandoening zorgt voor de meeste erfelijke verstandelijk gehandicapte mannen?

A

Het fragiele X-syndroom

24
Q

Kunnen vrouwen als draagster fragiele X
ook afwijkingen hebben?

A

Ja lichte afwijkingen van retardatie

24
Q

Is het fragiele-X-syndroom ook een repeat aandoening?

A

Ja

24
Q

Op welke gen ligt deze aandoening?

A

FMR1-gen

25
Q

Wanneer is er sprake van een premutatie?

A

Minder dan 200 CGG repeats

26
Q

Wat gebeurt er bij meer dan 200 repeats?

A

Promoter is te ver weg van het gen en kan niet meer afgelezen worden, volle mutatie

27
Q

Welke aandoening kan de permutatie bij 20% vd vrouwen veroorzaken?

A

Premature ovariële insufficiëntie, vervroegde overgang

28
Q

Wanneer heb je normale CGG repeats?

A

<50 repeats

29
Q

Waar heeft 30% vd mannen kans op bij een permutatie?

A

Fragiel X-geassocieerde tremor/ataxie (FXTAS)

30
Q

Welk advies geef je vrouwen met een permutatie?

A

Vroeg aan kinderen beginnen, risico’s uitleggen

31
Q

Wat is het fenotype bij een man met 46,XX SRY-positief testoculair feminisatie syndroom?

A

Azoöspermie!