HC 8.6 - Tubulaire reabsorptie en secretie Flashcards

1
Q

Formule excretie berekenen

A

filtratie - reabsorptie + secretie = excretie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Waar vindt reabsorptie en secretie plaats?

A

in tubulus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Op welke 2 manieren kan transport filtraat –> interstitium plaatsvinden?

A
  • transcellulair: 2 membranen doorsteken

- paracellulair: vocht met opgeloste zouten over tight junctions

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Welke 2 capillaire netwerken zijn er in nefron?

A
  • 1e = in glomerulus

- 2e = peritubulair - om proximale tubulus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is functie 2e capillaire netwerk (peritubulair)

A
  • reabsorptie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Op welke 3 manieren kan transcellulair transport van glucose, aminozuren en fosfaten?

A
  • Na,K-pomp (primair actief)
  • Na,glucose symporter (secundair actief)
  • glucose carrier (passief)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

2 soorten apicale na, glucose transporter (SGLT2 en 1)

A

SGLT2:

  • proximale tubulus
  • 90% Na
  • glucose : Na = 1:1

SGLT1:

  • rechte deel proximale tubulus
  • 10% Na restjes
  • glucose : Na = 1:2
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is belangrijkste voordeel SGLT1 tov 2?

A

SGLT1 is met 2 Na

- meer energie –> glucose transport tegen grotere concentratie gradient

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is transport maximum?

A

is beperkte hoeveelheid Na-gekoppelde glucose transport

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is ‘splay’ bij transport maximum?

A

is niet specifiek moment waarbij transport maximum wordt bereikt, wordt bepaald door:
- nefron hoogste filtratie snelheid en laagste capaciteit reabsorberen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Hoe werkt selectieve terugname bicarbonaat?

A
  • H+ in filtraat –> combineert met HCO3- tot CO2
  • CO2 diffundeert over apicaal membraan
  • in cel omgezet HCO3- en H+
  • HCO3- diffundeert passief uit interstitium door gradient
  • H+ weer over membraan getransporteerd
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Selectieve terugname zouten en water (4)

A
  • aan einde
  • water - osmotische aantrekking
  • Cl- - solvent drag
  • Ca, Mg, K-ionen - solvent drag
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Selectieve terugname eiwitten (3)

A
  • 99% opgenomen
  • veel in vorm aminozuren want proteases breken enzymen af in filtraat
  • deel opgenomen en naar lysosoom gebracht –> daar afgebroken
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Oorzaken abnormale excretie metabolieten (4)

A
  • verhoogde plasmaspiegels
  • verhoogd single nefron GFR
  • genetische afwijkingen transporteiwitten
  • Fanconi’s syndroom
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Secretie geneesmiddelen en organische afvalstoffen

A

via beperkt aantal anion- en kation-transportsystemen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly