hc 5 Flashcards

1
Q

stress als voorspeller van ziekte

A
  • naarmate je meer stress hebt kan je negatieve uitkomsten hebben
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

stress als mediator van ziekte

A

het beinvloed de relatie tussen een andere variabele en gezondheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

stress als uitkomst van ziekten

A

ontstaan van een ziekte kan leiden tot stress

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

fibrilleren hart

A

trillen van het hart ipv kloppen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

ontstaan atriale of ventriculaire fibrillatie

A
  • HPA-as wordt geactiveerd tijdens stress
  • levels van glycogenen stijgen
  • glycogenen blokkeren de communicatie tussen myocardiale cellen
  • verstoring in elektrische communicatie tussen cellen in het hart -> kan geen geleiding meer plaatsvinden tussen de cellen die ervoor zorgen dat het hart synchroon loop
  • hart gaat fibrilleren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

stap 1

A

HPA-as wordt geactiveerd tijdens stress

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

stap 2

A

levels van glycogenen stijgen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

stap 3

A

glycogenen blokkeren de communicatie tussen myocardiale cellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

stap 4

A

erstoring in elektrische communicatie tussen cellen in het hart -> kan geen geleiding meer plaatsvinden tussen de cellen die ervoor zorgen dat het hart synchroon loop

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

stap 5

A

hart gaat fibrilleren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

ICD

A

Implanteerbare Cardioverter Defibrillator

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Stress en routes

A
  • sympatische activatie
  • gedragsmatig
  • beenmerg activatie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

sympatische activiatie

A
  • activeren sympatische zenuwstelsel kan ervoor zorgen dat de bloeddruk omhoog gaat
  • hierdoor kan schade ontstaan aan aderen
  • aderen makkelijker scheuren en ontstaat plak
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

gedragsmatig (artheosclerose)

A
  • stress als leefstijl onderdeel
  • ongezond gedrag zorgt voor dat je stelsel beschadigd wordt en plak gaat vormen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

beenmerg activatie (artherosclerose)

A
  • amygdala activeert beenmerg en dit zorgt voor vrijkomen van stofjes die zorgen voor schade en ontstekingen
  • versnelt proces atherosclerose of laat het ontstaan door de ontstekingen in aderwand of bloedpropjes
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

stress en cardiovasculaire ziektes

A
  1. hypertensie
  2. artherosclerose
  3. hartfibrillatie
17
Q

hypertensie

A
  • arteriële stijfheid -> hogere druk -> verdikking linker hartkamer
  • schade aan de slagaders -> inflammatie -> artherosclerose
18
Q

atherosclerose

A

= slagaderverkalking
- vaatziekte
- scheur in plaque
- vernauwing kransslagaders

19
Q

hartfibrillatie

A

geleidingsstoornis

20
Q

aderverkalking (artherosclerose)

A

ontstaat doordat cholesterol, ontstekingscellen en kalk in de aderen ophopen. vaatwand wordt daardoor dik en minder elastisch. Ook kan er vernauwing ontstaan.

21
Q

artherosclerotische afezettingen

A

kunnen plots openscheuren
- leidt tot stolsel vorming en plotselinge afsluiting van bloedvat
- kan leiden tot acuut zuurstoftekort of zelfs hart- of herseninfarct

22
Q

acute stress meer kans op

A
  • arrhytmia (hartritmestoornis)
  • takotsubo syndroom (hart ineens heel groot door schrik)
  • agina pectoris (pijn op de borst)
23
Q

chronische stress meer kans op

A
  • hoge bloeddruk
  • aneurysma (uitstulping van de aders)
  • myocardinaal infarct (hartinfarct
24
Q

HVS

A

hart en vaatstelsel

25
Q

effect positieve ervaringen op HVS

A
  • vreugde en woede hebben hetzelfde effect op het cardiovasculaire systeem
  • gaat om hoeveel verstoringen in allostatische balans, niet in welke richting
26
Q

ook individuele verschillen risico schade HVS

A
  • genderverschillen (mannen en vrouwen hart werken anders)
  • persoonlijkheid (type D)
27
Q

hypoglycemia

A

te lage niveaus van suiker/glucose

28
Q

hyperglycemia

A

te hoge niveaus van suiker/glucose

29
Q

invloed op insuline niveaus

A
  • tijdstip van de dag
  • dieet en voeding
  • sporten
  • stress
30
Q

type D persoonlijkheid en diabetes

A
  • gerelateerd aan gezondheidsgedrag
  • therapie trouw
  • voorspelt negatieve mentale uitkomsten -> effect insuline
31
Q

zwangerschapsdiabetes

A
  • insuline resistent
  • kan blijvend zijn, maar gaat vaak weg
  • voorspelt door ongezonde leefstijl
32
Q

overactief immuunsysteem

A

kan zorgen voor auto-immuunziektes

33
Q

onder-actief immuunsysteem

A

kan zorgen voor infecties

34
Q

auto-immuun ziektes

A

hierbij functioneert het immuunsysteem boven de 100%

35
Q

samenvatting

A
  • acute stress -> immuun functioneren omhoog -> glucocorticoiden omhoog -> herstelfase zorgt voor onderdrukking/verlaging immuunsysteem -> infecties
  • ## geen herstelfase -> auto-immuunziekte
36
Q

herhaaldelijke stressor over tijd en immuunsysteem

A

hoge levels van glucocorticoïden in bloed -> receptoren ongevoelig -> meer glucocorticoïden nodig om herstelfase van immuunsysteem te initieren -> geen adequate herstelfase -> auto immuunziekte ontstaat

37
Q

kanker

A
  • glucocorticoiden kunnen effect hebben op groei van tumoren en angiogenesis
38
Q

angiogenesis

A

groei van aders die de tumoren voeden