H6 Smell, taste, pain, hearing, and psychophysics Flashcards

1
Q

Waar verwijzen sensatie en perceptie naar?

A

Sensatie: de basisprocessen waarbij zintuigelijke organen en het zenuwstelsel reageren op stimuli in de omgeving en naar elementaire psychologische ervaringen die het resultaat zijn van die processen -> kort gezegd: refereert naar de mogelijkheid om een stimulus op te merken en om te zetten naar persoonlijke ervaring. Zoals de bitterheid van smaak, of de luidheid van een geluid.

Perceptie: meer complexe organisatie van zintuigelijke informatie in de hersenen en naar betekenisvolle interpretaties die daaruit afgeleid worden -> kort gezegd: geven van een betekenis aan een opgemerkte sensatie. Zoals: sterke koffie, voorwerp is een appel etc.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Vestibulair en proprioceptie

A

Het vestibulaire systeem is je evenwichtsorgaan, die dus alles te maken heeft met je gehele balans, en werkt heel nauw samen met proprioceptie. Het vestibulaire systeem ligt in je oor. Proprioceptie is heel belangrijk voor balans, het zorgt er namelijk voor dat het organisme het eigen lichaam en lichaamsdelen kan waarnemen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Zintuigelijke receptoren

A

Receptor is een cel of weefselelement die gevoelig is voor prikkels. De meeste receptoren zijn ingesteld op een speciaal soort prikkel, denk aan: pijnprikkels, kou en warmte of geluidsgolven. De meeste receptoren zijn de neuronen zelf, alleen de smaakreceptoren zijn secundaire cellen -> zij geven via synapsen contact met de neuronen.

Receptoren reageren op stimuli door elektrische verandering te produceren die neurale impulsen in zintuigelijke neuronen veroorzaken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Welke hersenstructuren organiseren bewuste gedragsreacties en welke organiseren onbewuste?

A

De cerebrale cortex organiseert het bewuste gedrag, en de structuren onder de cortex organiseren onbewust gedrag.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Zintuigelijke codering

A

Het bewaren van informatie van en over de fysieke stimuli (via de patronen van neurale activiteit) op wie zij reageren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Elke vorm energie kan op 2 manieren worden ervaren

A

Kwantitatieve dimensie: betrekking tot de hoeveelheid of intensiteit van de energie; geluid of licht kan bijvoorbeeld zwak zijn of sterk (intensiteit). Of moleculen voor smaak voor reuk kunnen verdund of geconcentreerd zijn (hoeveelheid).

Kwalitatieve dimensie: betrekking op de precieze soort energie; licht van verschillende golflengtes, wat wij waarnemen als verschillende kleuren, is kwalitatief verschillend; net als geluiden van verschillende frequenties, wat wij ervaren als toonhoogte; net als chemicaliën, die wij ervaren als geuren of smaken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Transductie

A

Het proces waarbij een receptor-cel een elektrische verandering teweegbrengt als reactie op een fysieke stimulans.

Transductie vindt ook zo plaats, dat de informatie over de kwantiteit en kwaliteit van een stimulus bewaard worden d.m.v. het patroon van actiepotentialen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Hoe zit het met de codering van stimuluskwantiteit?

A

De codering vloeit voort uit het feit dat sterkere stimuli grotere receptorpotentialen produceren, die op hun beurt snellere actiepotentialen in zintuigneuronen voortbrengen; het brein ziet een snelle actiepotentiaal als sterke stimulus en andersom.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Hoe zit het met de codering van stimuluskwaliteit?

A

Algemeen wordt de codering van stimuluskwaliteit dus gecodeerd als verschillende verhoudingen van activiteit in zintuigelijke neuronen afkomstig van verschillende reeksen receptoren; dus eigenlijk het soort patroon -> denk aan je mond die verschillende receptoren heeft en elk het gevoeligst is voor een verschillend molecuul voor smaak. Of het oor die op verschillende plekken het meest gevoelig is voor geluidsfrequenties. De patronen die deze maken, is de codering van stimuluskwaliteit.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Zintuigelijke adaptatie

A

Verandering in gevoeligheid wanneer bepaalde set van zintuigelijke receptoren en neuronen gedurende een bepaalde tijd sterk of relatief weinig worden gestimuleerd. Het zintuig past zich aan qua gevoeligheid.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Psychofysica

A

De studie van de relatie tussen de fysieke karakters van de stimuli, en de zintuigelijke ervaringen geproduceerd door de stimuli -> onthoud dit als de psychologische zintuigelijke ervaring, op de *fysieke& stimuli.

Vitale rol voor -> Ernst Weber en Gustav Fechner.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Absoluut drempel

A

Dit is de zwakste detecteerbare stimulus van elk type; denk aan de zwakste intensiteit van een bepaalde toon, die je maar 50% van de tijd kunt horen, is jouw absoluut drempel voor die toon; of kleinste beetje zout dat je kunt proeven is jouw absoluut drempel voor natriumchloride.

-> bij jong volwassene lager (dus beter) dan bij ouderen, en bij vrouwen ook lager dan mannen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Verschil drempel

A

Het minimale verschil van sterkte of grootte tussen twee stimuli die nodig is zodat de persoon het verschil merkt; ook wel just-noticeable difference genoemd (JND).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Onderzoek van Weber en zijn bevindingen?

A

Hij vroeg zich af, of er een verband lag tussen de grootte/sterkte van de oorspronkelijke stimulus; dus is de JND hetzelfde voor een bepaald type stimulus ongeacht de grootte/sterkte van de oorspronkelijke stimulus, of varieert deze systematisch met die grootte/sterkte?

Hij vond uit; voor elk oorspronkelijke gewicht de JND ongeveer 1/30e van dat gewicht bedroeg; dus persoon kan nog net verschil merken tussen 15 en 15,5 gram, of 90 en 93.
Ook; constante verhouding lengte was 1/100e; nog net verschil zien tussen 100 en 101 cm, of 1000 en 1010.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wet van Weber (denk ook aan de Weber-fractie)

A

De wet van Weber stelt dat de JND voor de grootte/sterkte van de stimulus een constante verhouding is van de grootte/sterkte van de oorspronkelijke stimulus -> het is dus een vast (evenredig) verschil van +/- 8-10% dat nodig is om waar te nemen.

De wet kan verkort worden tot: JND = kM -> M staat voor de grootte/sterkte van de stimulus die als oorspronkelijk wordt gebruikt, en k staat voor de evenredigheidsconstante die de Weber-fractie genoemd wordt, en verschillend is per zintuigelijke taak; dat is die 1/30e of 1/100e bijv.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Zintuigelijke drempel

A

Houdt in dat persoon boven een bepaald niveau van stimulusintensiteit een stimulus zal waarnemen, terwijl bij een lagere intensiteit de stimulus niet zal waarnemen; bijv. een bepaald decibelniveau van geluid.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Signaaldetectietheorie

A

Stelt dat de waarneming van een zintuigelijke stimuli afhankelijk is van zowel fysieke intensiteit van de stimuli, als de psychologische toestand (zoals verwachting, motivatie en alertheid) van de waarnemer.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Waarom zijn smaak en reuk chemische zintuigen, en wat is het doel van deze zintuigen?

A

Omdat hun stimuli bestaat uit chemische moleculen. Het doel van deze zintuigen is het waarschuwen en aantrekken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Leg uit hoe reukzin werkt, gebruik de in ieder geval de woorden -> neusholte, neusslijmvlies, olfactorische epitheel, 400, bindingslocatie, sensitiviteit, cribriformplaat, bulbus olfactorius, glomeruli en tweede-orde olfactorische neuronen. Maak eventueel gebruik van het plaatje in het boek.

A

Moleculen verdampen in de lucht, en via de lucht komen deze de neusholte waar ze oplossen in het neusslijmvlies dat het olfactorische epitheel bedekt. Olfactorische epitheel bevat sensitieve uiteinden van olfactorische zintuigelijke neuronen die capabel zijn specifieke moleculen van geur te binden. Zodra deze moleculen zich gaan binden aan de receptor locatie veranderd de structuur in het celmembraan, wat resulteert in een elektrische verandering die actiepotentialen triggerd in de neuron zijn axon. Hoe groter het aantal bindingslocaties dat wordt geactiveerd, hoe groter de snelheid van actiepotentialen.

Er zijn 400 verschillende soorten zintuigelijke neuronen op een olfactorische zenuw en elk type bindingslocatie kan meer dan één geur binden, maar bepaalde geuren binden sneller aan de een dan de andere, dus de sensitiviteit voor specifieke geuren verschilt per olfactorische neuron.

Axonen van olfactorisch zintuigelijke neuronen passeren door de cribriformplaat, een dun botje, en gaat via daar de bulbus olfactorius in. Daar vormen ze synapsen op de glomeruli. Elke glomerulus ontvangt input van enkele duizenden olfactorische neuronen, maar wel neuronen van hetzelfde type -> voor elke 400 verschillende soorten olfactorische zintuigelijke neuronen is er een verschillende ontvangende glomerulus (of set van 2 of 3). De glomeruli geven deze input weer door aan de tweede-orde olfactorische neuronen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Hoe werkt transductie, kwalitatieve codering en kwantitatieve codering bij reuk?

A

Elke geur die we onderscheiden vormt een uniek patroon van activiteit binnen de 400 types van reuk neuronen en hun corresponderende glomeruli in de bulbus olfactorius. De activiteit, dus de verhouding van activiteit in de glomeruli zegt iets over het type geurstof (de kwaliteit van de geur) en de totale hoeveelheid van activiteit indiceert de hoeveelheid geurstof (dus de kwantiteit, ofwel intensiteit van de geur).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Waar komt de input terecht als het door de tweede-orde olfactorische neuronen is gereisd?

A

De input komt terecht in verschillende hersengebieden, maar vooral het limbische systeem en de hypothalamus, deze zijn betrokken bij basis driften en emoties. Connecties met het limbische systeem zijn zo sterk dat het vroeger ook wel rhinencephalon werd genoemd -> letterlijk; neushersenen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Noem nog twee plekken (maar dan in de cerebrale cortex) in de hersenen waar de input heen gaat vanuit de tweede-orde olfactorische neuronen. En waar zijn zij cruciaal voor?

A

Het primaire olfactorische gebied (onderkant en voorkant van temporale kwab) en de orbitofrontale cortex (onderkant van prefrontale kwab, bijna in inham).
Het primaire olfactorische gebied zend de input namelijk door naar de orbitofrontale cortex. Ze zijn cruciaal voor de vaardigheid om geuren bewust te ervaren en verschillen tussen de geuren op te merken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Volgens welke twee routes komen geuren het olfactorische epitheel in?

A

Door de neusgaten en door een opening die de neuskeelholte heet, die verbindt de achterkant van de mondholte met de neusholte.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Wat zijn de grote verschillen tussen reuk gevoeligheid?

A

Vrouwen vaker gevoeliger dan mannen, nog eens extra tijdens de zwangerschap. Naarmate je ouder wordt neemt geur af (vanaf 30, maar echt in grote stappen rond de 65/70). Ook genetische verschillen zijn van invloed om chemische substanties te ruiken -> denk aan het androstenone onderzoek (substantie in bijv. zweet).. Ook ervaring is van invloed op de gevoeligheid voor geuren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Leg het MHC (major histocompatible complex) uit en deel hierbij de studie van Wedekind. Leg ook uit waarom we partners kiezen die een verschillend MHC heeft als jij zelf.

A

Bij muizen bleek geur een rol te spelen in het kiezen van partners. Individuele verschillen in geur die deze paringsvoorkeuren bepalen zijn het gevolg van een reeks van 50 zeer variabele genen (genen met veel verschillende allelen) die samen het MHC worden genoemd. Deze genen bepalen ook de precieze aard van cellen die door het immuunsysteem worden gebruikt om vreemde stoffen af te stoten en ziekteverwekkende bacteriën en virussen te doden. Dus door partners te kiezen die het meest verschillend ruiken dan wijzelf, zal je meest waarschijnlijk geen nabije verwanten van hem/haar zijn en ook veel nieuwe gen-variatie toevoegen aan de mix van ziekte-bestrijdende cellen. Het onderzoek van Wedekind liet zien dat dit niet alleen bij muizen gebeurd, maar ook bij mensen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Wat zijn feromonen en wat is het vomeronasaal orgaan? En hoe zit het met feromonen bij mensen?

A

Feromonen is een chemische substantie, losgelaten door dieren en reageert op andere leden van zijn soort om bepaalde gedragsreacties of fysieke reactie te promoten -> bijvoorbeeld om te paren of territorium afbakenen.

De meeste zoogdieren hebben een structuur in de neusholtes genaamd vomeronasaal orgaan, dit bevat receptorcellen gespecialiseerd voor het reageren op deze feromonen.

Wij mensen hebben ook ten minste een rudimentair vomeronasaal orgaan, maar het is nog niet duidelijk of deze nog functioneert of het volledig rudimentair is. Er is nog geen bewijs dat wij mensen deze feromonen ook hebben of ruiken -> kan komen doordat wij mensen een hele andere evolutionaire route hebben genomen met o.a. seks driften (denk aan niet alleen seks tijdens ovulatie).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Wat zijn de 5 primaire smaken? En welke 6e smaak is er onlangs bij gekomen?

A
  1. zoet
  2. zout
  3. zuur
  4. bitter
  5. umami (heerlijkheid/hartig)
    Als 6e is de smaak vet er ook bijgekomen, inclusief zijn eigen sensatie en klassen smaakpapillen.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

Welke hersengebieden staan in contract met smaak zintuigelijke neuronen?

A

Limbische systeem en de cerebrale cortex -> het primaire smaakgebied ligt in de insula, dit is een gebied tussen de temporale en de pariëtale kwab (ligt begraven in de centrale spleet, die de temporale en pariëtale kwab scheidt). Vanuit hier gaan connecties weer naar de orbitofrontale cortex in de frontaalkwab, waar neurale connecties smaak en geur mengen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

Noem de evolutionaire functies van zout, zoet, umami en vet.

A

Dit zijn de plezante smaken, waarbij we gemotiveerd zijn ze te eten.
Zout: nodig om zoutbalans te behouden in de lichaamsvloeistoffen.
Suiker: bron van energie voor onze voorouders.
Proteïne (dit is het bestandsdeel van umami): essentieel voor het bouwen en herstellen van weefsels.
Vetten: bron van calorieën gebruikt om nieuwe cellen te maken en cruciaal voor normale brein- en zenuwontwikkeling.

30
Q

Noem de evolutionaire functies van zuur en bitter. En wat zijn zogeheten super-proevers?

A

Dit zijn geen plezante smaken, en natuurlijke selectie heeft deze dan ook gehecht aan substanties die slecht voor ons zijn.
Zuur: bacterieel bederf produceert zure verbindingen die zuur smaken -> hier kunnen we ziek van worden dus heeft natuurlijke selectie dit gebonden aan het niet lekker vinden.
Bitter: giftige substanties smaken ook bitter, denk aan bepaalde planten. Gezien we hier ook ernstig ziek van kunnen worden, of zelfs overleiden is dit verbonden aan het niet lekker vinden.

Sommige mensen zijn super-proevers, wat inhoudt dat ze een speciale sensitiviteit hebben om bitter te proeven -> zo ook vrouwen die zwanger zijn; reden hiervoor is dat menselijke feutessen vatbaar zijn voor schade door vergiftiging. Meeste super-proevers zijn vrouwen. Bestaan ook niet-proevers, die kunnen helemaal geen bitter proeven. Jonge kinderen hebben ook een verhoogde sensitiviteit voor bitter, daarom vaak slechte bittere groente eters.

31
Q

Hoe komt proeven tot stand? Gebruik in ieder geval de woorden: smaak-receptoren, smaak-receptorcellen, sensitieve uiteinden, fungiforme papillen, smaakpapillen, epitheel, 50/100, actiepotentialen en synaptische transmissie.

A

Chemische moleculen lost eerst op in het speeksel, waarna ze in contact komen met de sensitieve uiteinden van de passende smaak-receptorcellen. Deze cellen zitten op paddenstoelvormige structuren die fungiforme papillen genoemd worden. De fungiforme papillen bevatten smaakpapillen die in het epitheel liggen, net onder de oppervlakte. Elke smaakpapil heeft tussen de 50/100 receptorcellen, die eruit zien als de partjes van een mandarijn. Op die smaakpapil triggerd het elektrische veranderingen, die resulteren in actiepotentialen, eerst in de receptorcellen, en vervolgens door synaptische transmissie in de zintuigelijke neuronen die richting het brein gaan.

32
Q

Pijn is een van de zintuigen van het somatosensorische systeem, wat wordt hiermee bedoeld?

A

Dat betekend dat pijn overal op en in het lichaam kan ontstaan, dus niet gelokaliseerd tot een plek of door een enkel zintuig.

33
Q

Pijn is niet alleen een zintuig maar ook een emotie en een drift, leg dit uit.

A

Pijn als een emotie: hevige pijn overweldigd een persoons bewuste gedachten, het maakt het lastig om nog na te denken over iets anders -> pijn heeft zelfs een eigen gezichtsuitdrukking.

Pijn als drive: pijn motiveert een persoon om de pijn te verminderen of te vermijden in de toekomst door gedrag aan te passen.

34
Q

Wat is de evolutionaire functie van pijn?

A

Waarschuwende en motiverende kwaliteiten om datgene te laten wat slecht voor je is. Denk aan de mensen met de zeldzame genetische ziekte die hun ongevoelig maakt voor pijn, zij sterven vaak jong, zelfs al is ze intellectueel aangeleerd bepaalde dingen te vermijden, hun weefsels breken snel af en krijgen infecties als resultaat van hun eigen wonden.

35
Q

Wat zijn de receptoren voor pijn? En hoe worden de sensitieve uiteindes van pijn-neuronen genoemd?

A

De receptorcellen voor pijn zijn de sensorische neuronen zelf. Deze neuronen hebben receptieve uiteindes in de huid en lange axonen die het centrale zenuwstelsel in gaan. Pijn neuronen zijn dunner dan andere neuronen in de huid, en hun sensitieve uiteindes worden vrije zenuwuiteinden genoemd. Deze vrije zenuwuiteinden zitten in alle lichaamsweefsels waar pijn gevoeld kan worden.

36
Q

Pijn sensatie via de neuronen gaat via twee wegen, ofwel twee pijngolven. Welke zijn dit en welke is de eerste en de tweede pijn golf? Benoem ook een voorbeeld.

A
  1. Zeer dunne, ongemyeliniseerde en langzaam geleidende neuronen, die C-vezels genoemd worden. Dit is de tweede golf pijn, en de doffere langer aanhoudende pijn. Denk aan een infectie, die blijft langer zeurderig pijn doen.
  2. Dikkere, gemyeliniseerde en sneller geleidende neuronen, die A-delta vezels genoemd worden. Dit is de eerste golf pijn, een scherpe zeer lokale pijn. Denk aan het verdraaien van je knie, die eerste scheut pijn die je voelt. Dit is ook de reflexieve pijn.
37
Q

Pijn neuronen komen via ruggenmergzenuwen in het ruggenmerg of via hersenzenuwen in de hersenstam, daar werken ze in op interneuronen. Maar wat is daarna het vervolg? Denk aan de onbewuste en bewuste ervaring van pijn,

A

Sommige interneuronen promoten reflexieve reacties, zoals het automatisch wegtrekken van je handen op een hete oven, dit is een onbewuste ervaring. Sommige interneuronen versturen hun axonen naar de thalamus, in het midden van de hersenen. Die stuurt op zijn beurt de input naar andere delen van het brein die betrokken zijn bij bewuste ervaring van pijn.

38
Q

Drie componenten van pijn noem ze alle 3. Hier eerst component 1.

A
  1. Zintuigelijke component: afhankelijk van de somatosensorische cortex (van de thalamus naar de somatosensorische cortex), het gebied in de pariëtale kwab. De somatosensorische cortex is cruciaal voor het vermogen pijn als sensatie waar te nemen; de intensiteit en kwaliteit te beschrijven; en de locatie aan te wijzen van de pijn.
39
Q

Tweede component van pijn.

A
  1. Primaire emotionele en motiverende component: deze pijn wordt onmiddellijk ervaren en is afhankelijk van de cingulate cortex en de insulaire cortex; dit zijn delen van het limbische systeem die begraven liggen in de prefrontale kwab. Mensen met beschadiging aan een van deze twee structuren ervaren een conditie die pijn asymbolia genoemd wordt: je voelt wel pijn, benoemd ook alles zoals locatie en intensiteit, maar hebt niet de neiging om te vluchten of ontsnappen aan de pijn. Pijn maakt ze niks uit.
40
Q

Derde component van pijn.

A
  1. Secundaire emotionele en motiverende component: het lijden dat afkomstig is uit de persoon zijn zorgen voor de toekomst. Het gebied cruciaal voor deze staat is de prefrontale kwab -> die is betrokken bij alle aspecten van planning en zorgen over de toekomst. Mensen met schade aan de prefrontale kwab reageren wel op dreiging of onplezierigheid van pijn, maar maken zich er geen zorgen om.
41
Q

Fantoompijn en hoe wordt dit waarschijnlijk veroorzaakt?

A

Mensen die pijn hebben aan ledematen die geamputeerd zijn wordt fantoompijn genoemd. Dit kan zelfs doorgaan als alle zenuwen kapot zijn en pijnpaden richting het brein vanuit het ruggenmerg kapot zijn.

Kan komen juist doordat er geen input meer komt, dat die pijn ontstaan. Of zoals in het filmpje; doordat de topografische kaart van ons lichaam de plek van het geamputeerde ledemaat toewijdt aan een ander deel van je lichaam, die er direct naast ligt op de kaart.

42
Q

Leg de gate-control theorie uit, ook wel poorttheorie genoemd in het Nederlands. Noem ook een remmende conditie, en een versterkende conditie.

A

Deze theorie stelt dat de ervaring van pijn afhangt van de mate waarin input van zintuigelijke pijnneuronen kunnen passeren door een neurale gate, ofwel poort en hogere pijncentra kunnen bereiken. Condities kunnen pijn verhogen of verminderen door het openen en sluiten van deze poort, denk aan het wrijven over een pijnlijk gestoten knie. Pijnneuronen komen binnen in het ruggenmerg of de hersenstam, en eindigen op pijnneuronen van de tweede-orde die signalen omhoog stuurt, naar hogere hersengebieden die de ervaring van pijn mogelijk maken. De reactie van deze neuronen van de tweede-orde worden gecontroleerd door pijn versterkende- en remmende neuronen die hun axonen vanuit hogere hersendelen naar beneden uitstrekken. Deze uitstrekkende effecten die afdalen zorgen voor het opeen of sluiten van de poort, afhankelijk dus van condities.

Remmende conditie: morfine of gevaar.
Versterkende conditie: een infectie.

43
Q

Waarom zijn pas verwonde lichaamsdelen veel gevoeliger voor pijn?

A

Dit gebeurd doordat de vrije zenuwuiteinden van de C-vezels en A-delta vezels veranderen, dit wordt teweeggebracht door chemische stoffen die vrijkomen uit beschadigde cellen. De sensitief gemaakte zintuigelijke neuronen reageren nu op veel zwakkere stimuli dan ze eerst zouden doen. Pijnneuronen van de tweede-orde in ruggenmerg en hersenstam worden overgevoelig door deze intense activering, en worden dus gevoeliger voor lichte aanraking, die kan duren van minuten tot weken.

44
Q

Waar bevindt zich het belangrijkste centrum voor pijnremming? En leg dit principe een beetje uit.

A

In een deel van de middenhersenen genaamd het periaqueductale grijs, ofwel: PAG. Morfine die in het brein komt wordt opgenomen in speciale bindingslocaties op de neuronen in de PAG, waar het neurale activiteit verhoogd en daardoor pijn verminderd. Morfine of andere kunstmatige chemische stoffen zijn niet het enige waar de PAG op reageert. De basisfunctie is het bemiddelen van het lichaamseigen vermogen om pijn te verminderen. Dit door de uitscheiding van bijvoorbeeld endorfine. Ook endorfine die in de PAG heeft een analgetisch effect.

45
Q

Stress-geïnduceerde analgesie en noem hier een bewijs voor.

A

Dit is de verminderde pijn sensitiviteit die gepaard gaat met een sterk stressvolle situatie. Experimenten laten zien dat stress-geïnduceerde analgesie afhankelijk is van de afscheiding van endorfine.

Ratten die werden ingespoten met endorfine blokkers ervoeren geen stress-geïnduceerde analgesie meer. Ook marathon lopers geen runners-high meer na injectie endorfine blokkers.

46
Q

Geloof-geïnduceerde analgesie.

A

Vermindering van pijn kan ook geproduceerd worden door de kracht van geloof of overtuiging. In veel gevallen zorgt een pil of injectie zonder actieve substantie voor een verminderde pijn, een placebo, omdat de persoon geloofd dat het medicijn een pijnstiller is. Dit heeft alles te maken met endorfine, ondanks het geen actieve stof is, scheidt het lichaam wel endorfine af, een pijn remmer.

Bij mensen die werden geïnjecteerd met endorfine blokkers trad dit effect niet op.

47
Q

Wat is de fysieke stimulus van geluid?

A

Vibratie van lucht of ander medium, voortgebracht door de geluidsbron. De vibratie beweegt zich vanaf de geluidsbron als een golf.

48
Q

Geluids-amplitude

A

Dit is de hoogte van de golf, en die indiceert de totale druk die is uitgeoefend door de moleculen of lucht als ze van voor naar achter bewegen. Dit is de geluids-amplitude, ook wel intensiteit die wij horen als de luidheid van het geluid. Deze worden gemeten in decibels (dB).

49
Q

Geluidsfrequentie

A

Golven variëren ook in frequentie, dat is de snelheid van de golf en horen wij als de toonhoogte van het geluid. Frequentie wordt gemeten in hertz (Hz), dit is dus het aantal volledige golven per seconde die door de geluidsbron worden voortgebracht. Deze frequenties zijn reikend van 20 tot 20.000 hertz.

50
Q

Waaruit bestaat het uitwendige oor?

A

Uit de pinna, ofwel de oorschelp en de gehoorgang dat is de opening naar binnen in het hoofd, wat eindigt bij het trommelvlies. Hier komen de geluidsgolven dus binnen.

51
Q

Waaruit bestaat het middenoor?

A

Het middenoor is een lucht-gevulde holte die wordt afgescheiden van het uitwendige oor d.m.v. het trommelvlies. De belangrijkste structuren zijn 3 kleine botjes genaamd de gehoorbeentjes. Individueel zijn zij: de hamer, het aambeeld en de stijgbeugel. Ze zijn gekoppeld aan een membraan genaamd het ovale venster, die de scheiding weer maakt tussen het middenoor en het binnenoor.

52
Q

Wat is de voornaamste functie van het middenoor? En hoe werkt dit?

A

De voornaamste functie van het middenoor is het verhogen van de druk die geluidsgolven uitoefenen op het binnenoor, zodat transductie kan plaatsvinden. Dus eigenlijk het vergoten van het geluid. Door het trillen van het trommelvlies (door de geluidsgolven) gaan de gehoorbeentjes ook trillen en drukken deze tegen het ovale venster. Het ovale venster is maar 1/3 van het oppervlakte van het trommelvlies, daardoor is de druk die er door de gehoorbeentjes naartoe wordt gesluisd 30 maal groter dan de druk op het trommelvlies. Dit zorgt voor het versterken van die geluidsgolven.

53
Q

Waaruit bestaat het binnenoor?

A

Vooral uit het slakkenhuis, een spiraalvormige structuur waar transductie plaatsvindt.

54
Q

Hoe wordt het trommelvlies ook wel genoemd?

A

Tympanisch membraan

55
Q

Waaruit bestaat het slakkenhuis? Gebruik de woorden ovale venster, ronde venster, buitenkanaal, binnen-kanaal, basilair membraan, haarcellen, trilhaar, tectoriaal membraan, auditieve neuronen.

A

Het slakkenhuis bevat een met vloeistof gevuld buitenkanaal, ter lengte van de hele vorm van het slakkenhuis. Het begint bij het ovale venster en eindigt bij het ronde venster. Tussen het buitenkanaal bevind zich heen ander met vloeistof gevuld kanaal; het binnen-kanaal. De bodem van het binnen-kanaal wordt gevormd door het basilair membraan, en daarop bevinden zich de receptorcellen voor het gehoor; de haarcellen. Er zijn 4 rijen haarcellen, elke rij in de lengte van het basilair membraan. Uit elke haar-cel steken kleine trilharen, en die trilhalen liggen tegen het tectoriaal membraan aan. Het tectoriaal membraan is het membraan in het midden van het binnen-kanaal.

56
Q

Hoe wordt de verbinding met de hersenen gelegd?

A

Aan het andere uiteinde van de haartjes, dus aan de cel-kant vormt elke haar-cel synapsen met verscheidene auditieve neuronen, waarvan de axonen de gehoorzenuw vormen die naar de hersenen loopt (8e hersenzenuw).

57
Q

Hoe is het proces van transductie bij het gehoor? Gebruik ook weer de woorden gehoorbeentjes, ovale venster, buitenkanaal, slakkenhuis, basilaire membraan, tectoriaal membraan, haarcellen, receptorpotentiaal, neurotransmitter moleculen, synapsen, auditieve neuronen en actiepotentialen. Gebruik eventueel weer een foto van het oor uit het boek.

A

Door geluid geïnduceerde vibratie van de gehoorbeentjes tegen het ovale venster initieert vibratie in de vloeistof van het buitenkanaal in het slakkenhuis. Dit zorgt voor een golvende beweging van het basilaire membraan. Het tectoriaal membraan loopt parallel aan het basilaire membraan, maar is niet zo flexibel, en daardoor worden de haarcellen ingeklemd tussen het basilaire membraan en het tectoriaal membraan, waardoor de elke keer buigen als het basilaire membraan zich beweegt richting het tectoriaal membraan. Dit buigen veroorzaakt een elektrische lading tussen de membranen, dit is het receptorpotentiaal. Dit zorgt ervoor dat elke haar-cel neurotransmitter moleculen loslaat in hun synapsen op auditieve neuronen, en daardoor vergroot dit de snelheid van actiepotentialen in deze neuronen.

58
Q

Twee typen van doofheid

A
  1. geleidingsdoofheid: wanneer de gehoorbeentjes in het middenoor stijf worden, en geluiden niet meer van het trommelvlies naar het slakkenhuis geleidt kunnen worden.
  2. Sensorineurale doofheid, ook wel perceptieve doofheid genoemd: wanneer er schade is aan de haarcellen van het slakkenhuis of aan de auditieve neuronen. Schade aan de haarcellen gebeurt vaak bij mensen die regelmatig blootgesteld zijn aan harde geluiden.
59
Q

Cogenitale doofheid

A

Dit valt ook onder sensorineurale doofheid, en is doofheid die is aangeboren.

60
Q

Conventionele hoortoestellen

A

Nuttig voor mensen met geleidingsdoofheid, omdat het de geluidsdruk genoeg vergroot om de trillingen door andere botten van het gezicht naar het slakkenhuis te geleiden.

61
Q

Cochleair implantaat

A

Nuttig voor mensen met sensorineurale doofheid. Dit apparaat is chirurgisch geïmplanteerd en zorgt voor het transductie proces dat anders gedaan wordt door de haarcellen in de oren. Het zal alleen nooit zo goed worden als de haarcellen dit zouden doen. Het transformeert geluiden in elektrische impulsen verzonden door dunne draadjes die permanent geïmplanteerd zijn in het slakkenhuis, waar ze de uiteinden van auditieve neuronen direct stimuleren.

Let op, een cochleair implantaat is alleen behulpzaam bij beschadiging van de haarcellen, bij mensen met kapotte auditieve neuronen werkt dit niet.

62
Q

Toonhoogte perceptie en hoe kan dit?

A

Het aspect van het gehoor dat ons verteld of het een hoge of lage toon is, en het herkennen van een bepaalde melodie. Dat is toonhoogte perceptie.

Dit komt doordat de receptorcellen op het basilair membraan verschillend reageren op verschillende geluidsfrequenties.

63
Q

Békésy ontwikkelde een manier om actie van het basilaire membraan direct te observeren, wat ontdekte hij en beschreef hij middels zijn reizende-golf theorie van frequentiecodering?

A

Hij ontdekte dat geluidsgolven die het slakkenhuis binnenkomen, op het basilaire membraan lopende golven veroorzaken; de zich op een verschillende manier bewegen, van het proximale uiteinde naar het distale uiteinde bewegen. Proximaal is dichtst bij ovale venster en distaal verst weg van ovale venster. Dit ziet er uit alsof je een dekbed aan een kant schudt.

Hij ontdekte ook dat tijdens de beweging van de golf de amplitude toeneemt, tot een bepaald maximum en dan snel vervliegt. Békésy ontdekte dat de positie van dit maximum op het membraan, dus waar de amplitudepiek zich bevindt afhangt van de frequentie van de toon.

Hoge frequenties produceren golven die maar kort reizen: piekt vlakbij proximale einde, niet ver van ovale venster. Hersenen interpreteren dit als hoog geluid.
Lage frequenties produceren golven die lang reizen: piekt vlakbij distale einde, niet ver van ronde venster. Hersenen interpreteren dit als een laag geluid.

64
Q

Wat is de oorzaak van gehoorverlies bij ouderen?

A

We verliezen onze sensitiviteit voor hoge frequenties meer dan voor lage frequenties. De reden hiervoor is dat cellen die coderen voor hoge frequenties reageren op alle geluiden, terwijl cellen die coderen voor lage frequenties alleen reageren op lage frequentie geluiden (denk aan die amplitudepiek). Dit komt door uitputting van de haarcellen.

65
Q

Naast de reizende-golf theorie van frequentiecodering is er nog een element belangrijk bij frequentiecodering, wat is dit?

A

Frequenties onder de 4000 Hz, wat de meeste van de frequenties is in menselijke taal, hangt de waargenomen toonhoogte niet alleen af van welk deel van het basilair membraan actief is, of wanneer de amplitudepiek is, maar ook van de timing van activiteit.

De elektrische activiteit in reeksen auditieve neuronen neigt ertoe in fasen te worden vergrendeld met geluidsgolven, zodat een afzonderlijke uitbarsting van actiepotentialen optreedt telkens wanneer een geluidsgolf piekt. De frequentie waarmee deze uitbarstingen zich voordoen draagt bij tot de waarneming van toonhoogte.

66
Q

Hoe werkt de verdere toonhoogte perceptie in de hersenen? Vanaf de auditieve zintuigelijke neuronen.

A

Auditief zintuigelijke neuronen sturen hun output naar een kern van de hersenstam, en die sturen axonen omhoog, uiteindelijk tot in het primaire auditieve gebied van de cerebrale cortex; in de temporale kwab.

67
Q

Neuronen in de primaire auditieve cortex zijn tonotopisch georganiseerd. Wat wordt hiermee bedoeld?

A

Elke neuron reageert maximaal op geluiden van een bepaalde frequentie, en de neuronen zijn zo gerangschikt dat hoge-frequentie tonen neuronen activeren aan het ene uiteinde van het primaire auditieve cortex, en lage frequentie tonen neuronen activeren aan het andere uiteinde. Denk aan een piano. Uiteindelijk hangt de toonhoogte of reeksen toonhoogten die we horen af van welke neuronen in de auditieve cortex het meest actief zijn.

68
Q

Ons vermogen om toonhoogtes te onderscheiden hangt niet alleen af van de primaire auditieve cortex, van welk deel van de hersenen nog meer?

A

Een cortex in de pariëtale kwab, genaamd de intrapariëtale sulcus. Deze is zowel betrokken bij muziek perceptie als visuele ruimte perceptie.

69
Q

Hoe draagt de afstand van beide oren tot de bron van geluid bij aan ons vermogen om de bron te lokaliseren?

A

Omdat geluidslokalisatie afhangt van het moment waarop beide oren bepaalde geluidsgolven ontvangen. Soms tegelijk, soms links of rechts eerder dan de ander. Auditieve neuronen in de hersenstam ontvangen input van beide oren, en sommige van deze neuronen reageren het sterkst op golven die beide oren tegelijk bereiken; anderen reageren sterkst op golven die het ene oor enkele microseconden bereiken voordat het andere oor bereikt wordt. Deze neuronen maken deel uit van het mechanisme van de hersenen om waar te nemen uit welke richting geluid komt.

70
Q

Fonemen

A

individuele klinkers en medeklinkers die een woord vormen.

71
Q

Fonemisch herstel

A

Dit is een illusie waarbij mensen fonemen horen die uit woorden of zinnen zijn geschrapt, en ze dus horen alsof ze er nog wel zijn. Het is dus niet afleiden van een geluid wat er zou moeten zijn, maar het echt horen. Dit fenomeen vindt vooral plaats wanneer de woorden verwacht worden.
Dit wordt verklaard doordat de perceptuele ervaring van horen afgeleid is van een kort auditief geheugen die maar een paar seconden duurt en aanpasbaar is; de latere woorden wekken een kortstondige valse herinnering op aan het eerder horen van het foneem dat niet aanwezig was, en die herinnering is qua type niet te onderscheiden van herinneringen aan fonemen die in werkelijkheid wel voorkwamen. Betekenissen zijn in de hersenen opgeslagen en de hersenen herinneren in dat korte auditieve geheugen een stuk zinsopbouw. Een beperkende factor hierin is wel dat het “gat” opgevuld moet zijn met geluid, het kan dus niet een stilte zijn.