H3 Genetics and evolutionary foundations of behavior Flashcards
Evolutie
Het lange termijn aanpassingsproces, die meerdere generaties omspant, waardoor iedere soort wordt uitgerust om te kunnen leven in zijn altijd wijzigende leefgebied.
Genen
Componenten voor extreem lange moleculen: DNA, dat codeert voor een bepaald eiwit; de basiseenheid van erfelijkheid.
- > desoxyribonucleïnezuur
- > genoom zijn alle genen bij elkaar
Structurele eiwitten en enzymen
Structurele eiwitten vormen de structuur van elke lichaamscel, en enzymen regelen de snelheid van elke chemische reactie in elke cel.
RNA
ribonucleïnezuur genaamd, lijkt heel erg op DNA, zijn beide opgebouwd uit een lange keten nucleotiden en behoren hierdoor beide tot de nucleïnezuren. Ze zijn essentieel voor de regeling van cellulaire processen in alle bekende levensvormen.
Hoe kunnen genen gedragskenmerken beïnvloeden door hun rol in proteïne synthese?
Genen hebben indirecte invloed, zijn dus niet direct oorzakelijk en gaan altijd in combinatie met de interne en externe omgeving.
Ervaringen (intern of extern) activeren genen, die eiwitten produceren, die op hun beurt de functie van sommige neurale circuits in de hersenen veranderen en daardoor het gedrag van het individu veranderen.
Genotype
Set genen die het individu erft.
Fenotype
Observeerbare eigenschappen van een organisme.
-> Het is het resultaat van de genetische aanleg in combinatie met invloed van de omgeving (denk aan identieke tweeling en verschil in lengte).
Chromosomen
De structuren in de celkern dat het genetisch materiaal (DNA) bevat.
Mitose
Cel splitsing die betrokken is bij de normale groei van het lichaam, welke cellen die genetisch identiek aan elkaar zijn.
-> moeilijk woord voor celdeling waarbij er elke keer kopieën worden doorgegeven van het DNA.
Meiose
Cel splitsing die betrokken is bij het produceren van ei- en zaadcellen, welke resulteert in cellen die genetisch niet gelijk zijn en elk de helft van het aantal chromosomen hebben van elk ander lichaamscel.
Hoe leidt meiose tot eicellen en zaadcellen die genetisch van elkaar verschillen?
In het begin heeft elke chromosoom zich al gerepliceerd en blijft vastzitten aan zijn replica. De paren gerepliceerde chromosomen komen dan naast elkaar te liggen en wisselen willekeurig genetisch materiaal uit, dit proces heet: crossing over. De cel deelt zich vervolgens tweemaal, wat resulteert in vier zaadcellen voor een man, en 2 eicellen voor een vrouw.
-> door het crossing over proces, wat willekeurig is, ontstaan er dus steeds verschillende combinaties ei- en zaadcellen.
Zygoot
De enkele cel die wordt gevormd wanneer een ei- en zaadcel zich verenigen. De eerste, eencellige vorm van een nieuw individu.
Hoe worden eeneiige tweelingen, en twee-eiige tweelingen ook wel genoemd?
Eeneiige tweelingen worden ook wel monozygote tweelingen genoemd.
Twee-eiige tweelingen worden ook wel dizygote tweelingen genoemd.
Gen locus
Vaste plaats waar een gen zich op een chromosoom bevindt.
Allelen
Verschillende genen die dezelfde locus kunnen bezetten, en dus potentieel met elkaar kunnen paren, worden allelen genoemd.
-> denk aan inhammen en rechte haarlijn, zijn beide allelen omdat zij dezelfde gen locus kunnen bezetten.
Homozygoot en Heterozygoot
Twee genen die dezelfde locus op een chromosompaar bezetten zijn soms identiek aan elkaar en soms niet. Als zij gelijk zijn worden ze homozygoot genoemd, en als zij niet gelijk zijn heterozygoot.