H5 Mechanisms of motivation and emotion Flashcards

1
Q

Motivatie

A

Letterlijk -> op gang brengen. In psychologie verwijst het vaak naar een hele constellatie van factoren, sommige binnen het organisme, en sommige buiten, die het individu op een bepaald moment, tot bepaald gedrag brengt.
Motivatie is een enorm concept en bijna alles wat we doen heeft met motivatie te maken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Motivatietoestand/drift, en leg ook uit waarom dit een hypothetische constructie is.

A

Deze termen worden beide gebruikt om de interne toestand aan te duiden, die het individu richt op specifieke doelen en die op omkeerbare manier kan veranderen -> drift kan dus toenemen en afnemen, en het richt zich op verschillende doelen zoals slapen en eten.
-> het is een hypothetische constructie omdat ze niet direct geobserveerd kunnen worden. In plaats daarvan leidt de psycholoog het bestaan van zo’n toestand af aan het gedrag.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Stimulansen, en wat zijn synoniemen hiervoor?

A

De binnenkant werkt samen met de buitenkant, en gemotiveerd gedrag is gericht op stimulansen -> dat zijn de gezochte voorwerpen of doeleinden in externe omgeving.
-> andere woorden voor stimulansen zijn: versterkers,. doelen, beloningen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Hoe vullen stimulansen en driften elkaar aan? En noem een voorbeeld.

A

Als de een slap is, zal de andere sterk moeten zijn.
-> bijv. als je weet dat het bed verschrikkelijk ligt, dus de slappe stimulans, maar je vermoeidheid is heel groot, sterke drift. Of als je weet hoe lekker het bed ligt, dus een sterke stimulans, maar je ben niet super vermoeid, slappe drift.

Ze beïnvloeden elkaar ook door de andere te vergroten: heerlijk bed kan de vermoeidheid vergroten, en de vermoeidheid kan de wil van het slechte bed vergroten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Homeostase

A

Is de constantie van interne condities. Dus om in level te blijven, moeten bepaalde substanties en karaktereigenschappen in het lichaam op pijl blijven. O.a. lichaamstemperatuur, voedsel en water. Als de homeostase slecht is, worden de aandrijvingen getriggerd te werken om het weer optimaal te krijgen.

Walter B. Cannon.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat zijn regulerende en niet regulerende aandrijvingen?

A

Regulerende aandrijvingen helpen ons homeostase te behouden, zoals honger.
Niet regulerende homeostase heeft een ander doel, zoals seks.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Noem 5 evolutionaire functies van driften, en leg dit uit.

A
  1. Regulatie driften -> promoten overleving door behoud homeostase.
  2. Veiligheidsdriften -> motiveren mensen dieren of situaties te vermijden, vluchten of afweren van gevaren zoals roofdieren of vijanden.
  3. Reproductie driften -> seksuele driften voor voortplanting en het beschermen van de jongen.
  4. Sociale driften -> veel zoogdieren hebben anderen nodig te overleven -> o.a. vriendschappen en goedkeuring van sociale groep.
  5. Educatieve driften -> driften om te spelen en ontdekken, uit nieuwsgierigheid -> denk aan leren lopen bij baby’s.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Noem 4 mogelijke verklaringen van de universele drift naar muziek, kunst en literatuur.

A
  1. Status verhogen in sociale groep.
  2. Indruk maken leden andere geslacht.
  3. Natuurlijke uitbereiding van de drang om te spelen en ontdekken.
  4. Geen speciale driften ervoor, maar sluiten aan bij alle andere driften (Pinker).
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Central-state theory of drives.

A

Theorie die stelt dat verschillende driften overeenkomen met neurale activiteit in verschillende groepen neuronen in de hersenen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Centrale driftsysteem

A

Set neuronen waarin activiteit een drift vormt -> verschillen qua driften, maar kunnen wel overlappen. Denk aan honger en seks, zijn verschillende driften, dus kunnen neurale circuits niet gelijk zijn -> als dit zo was seks en honger altijd gezamenlijk voorkomend -> kunnen wel onderdelen gemeen hebben, waardoor ze gedragskenmerken met elkaar delen -> bijvoorbeeld verhoogde alertheid.

-> hypothalamus waarschijnlijk middelpunt van vele centrale driftsystemen -> anatomisch beste plek door: gelokaliseerd basis van brein, net boven hersenstam, sterk verbonden met hogere delen hersenen. En heeft directe verbindingen met zenuwen die input en autonoom motorische uitvoer naar interne organen van lichaam brengt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Waarom is de hypothalamus waarschijnlijk het middelpunt van vele centrale driftsystemen?

A

Anatomische beste plek door de lokalisatie in het brein, net boven de hersenstam.
Sterk verbonden met de hogere delen van de hersenen.
Directe verbindingen met zenuwen die input en autonoom motorische uitvoer naar interne organen van het lichaam brengt.
Vele haarvaten en daardoor meer sensitief t.o.v. hormonen en andere substanties die door bloed worden vervoerd, en daardoor met connecties met hypofyse.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Drie componenten van beloningen en wat ze betekenen.

A
  1. Leuk vinden -> refereert naar subjectief gevoel van plezier en voldoening, die komt zodra we de beloning krijgen.
  2. Willen -> refereert naar de drang om de beloning te krijgen -> meest duidelijke motivator en wordt gemeten door hoeveelheid moeite die erin gestoken wordt.
  3. Versterking -> refereert naar de effecten die beloningen hebben op leren -> dieren en mensen leren aandacht te schenken aan stimuli die beschikbaarheid van beloningen aangeven en dit geeft effecten op het brein, waardoor de beloning helpt dit in te prenten in het brein, ofwel het versterken van herinnering van stimuli en reactie vlak voor de beloning. -> gaat samen met willen.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Mediale voorbreinbundel

A

Is onderdeel van het beloningssysteem van de hersenen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Nucleus accumbens

A

Essentieel deel van de hersenen voor gedragsmatige effecten van beloningen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat bundelt de mediale voorbreinbundel en de nucleus accumbens aan elkaar?

A

De cellichamen van de mediale voorbreinbundel liggen in het midden brein, en de synaptische uiteinden in een grote kern van de basale ganglia; de nucleus accumbens -> schade aan een van deze maakt alle motivatiegedragingen kapot, zonder een van deze structuren zal dieren niet werken om beloning te vinden en sterven.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Dopamine

A

Neuronen die starten in mediale voorbreinbundel en eindigen in nucleus accumbens scheiden dopamine uit als neurotransmitter -> deze is essentieel voor het willende component van beloning, niet voor leuk vinden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Noem bewijs van dopamine en het component willen.

A

Ratten behandeld met medicijnen die effecten van dopamine blokken in nucleus accumbens -> dieren blijven eten, seks hebben en nieuwe stimuli ontdekken die direct aanwezig zijn -> en behouden ze leuk vinden expressie maar zoeken niet en werken niet naar beloningen die niet aanwezig zijn -> blijven genieten van consumptie maar houden zich niet bezig met beloningen die afwezig zijn.

Daarentegen medicatie die dopamine verhoogd in nucleus accumbens -> meer willigheid tot werken voor voedsel, maar vergroten leuk factor niet.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Endorfine

A

Sommige neuronen in nucleus accumbens scheiden andere transmitter af: endorfine -> kort voor endogene morfineachtige substantie -> zorgt voor leuk vinden component.

Het heeft de effecten als morfine of andere opium en heroïne -> remmende gevoel van pijn en met plezierige ervaringen zowel natuurlijk (seks) als kunstmatig (drugs)

Injectie endorfine verhoogd -> vergroot leuk vinden en gezichtsexpressie, en voedsel dat iemand eet. Injectie endorfine blokkeert -> genot van mensen voor voedsel en beloningen verminderd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Waarom is dopamine ook van rol in het versterkingscomponent?

A

Afscheiding van dopamine in de nucleus accumbens is ook cruciaal voor vermogen om signalen te gebruiken om te voorspellen wanneer en waar beloningen beschikbaar zijn -> afscheiding dopamine promoot LTP.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Begrip van het brein zijn beloningsmechanismes geeft aanwijzingen waarin drugs zo verslavend is, leg dit uit.

A

Drugs produceert niet alleen directe euforie, maar ook activeren ze sterk de dopamine krijgende neuronen in de nucleus accumbens -> die zijn verantwoordelijk voor het promoten van leren op basis van beloning. Normale beloningen als eten activeert deze hormonen alleen wanneer een beloning niet verwacht is, maar bij drugs activeren deze neuronen altijd wanneer de drugs gebruikt wordt door hun chemische stoffen. Het resultaat is een soort superleren -> elke dosis versterkt het dopamine-respons. Daarbij worden associaties gevormd tussen omgevingsfactoren, gevoelens en het gedrag en het innemen van de drugs. Resultaat is een hele sterke drang -> getriggerd wanneer die signalen bij drugsgebruik in verleden, weer aanwezig zijn.

Raken het leuk vinden component kwijt, doordat endorfine stopt, maar de dopamine-respons blijft maar door gaan, dus de drang stopt niet -> drugsgebruik wordt dwangmatig.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Begrip van brein zijn beloningsmechanismes geeft aanwijzingen waarom gokken zo verslavend is, leg dit uit.

A

Gokken met financiële beloningen zijn sterke activators van de nucleus accumbens, en andere beloningsstructuren. Doordat uitbetaling nooit voorspeld kan worden, zal elke uitbetaling een nieuwe explosie dopamine veroorzaken in de nucleus accumbens, ongeacht hoe vaak de persoon speelt. Gokken overschrijdt dus net als drugsgebruik het dopamine-spaarmechanisme van de hersenen (die dopamine-respons uitschakelt zodra beloning voorspelbaar is geworden). De persoon weet dat uitbetaling onvoorspelbaar is, maar brein zijn primitieve beloningssysteem blijft proberen te leren hoe het te voorspellen van de beloning. Ook hier versterkt dopamine door associatie tussen uitbetaling en signalen en gedragingen voorafgaand aan elke uitbetaling.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Honger- en verzadigingsmechanismen

A

Reguleren van hoeveelheid voedsel in het lichaam tot een juist level voor overleven en fit zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Feedback-control

A

Alle regulerende systemen hebben een feedback- control, hier wordt de substantie/kwaliteit die gereguleerd wordt terug gekoppeld aan controlerende instrument -> die als reactie hierop de productie van meer substantie/kwaliteit remt wanneer het juiste level is bereikt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Waar ligt de nucleus arcuate en wat is zijn functie?

A

De nucleus arcuate bevat neuronen die de feedback-controle regelen voor eetlust. De nucleus arcuate bevindt zich in het midden van het onderste deel van de hypothalamus. Nucleus arcuate wordt gezien als hoofdbesturingssysteem voor eetlust en gewichtsregulatie en bestaan uit 2 klassen neuronen met tegengesteld effect:
* Eetlust-stimulerende neuronen -> vergroten alle effecten geassocieerd met honger, zoals het verlangen naar voedsel.
* Eetlust-onderdrukkende neuronen.
Beide klassen oefenen effecten uit op afscheiding van langzaam-reagerende neurotransmitters, met effecten van minuten tot uren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Peptide YY (PYY)

A

Een eetlust-onderdrukkend hormoon, geproduceerd door endocriene klieren in de dikke darm -> voedsel in de darmen stimuleert uitscheiding PYY in het bloed, waarna de bloedspiegel stijgt vanaf 15 min na het eten, met een piek op 60 min, en dit blijft tot wel 6 uur verhoogd. Een van de doelweefsels is dan ook de nucleus arcuate.

  • > injectie PYY verminderd hoeveelheid voedselinname in komende uren.
  • > onvoldoende PYY productie zou dus bij kunnen dragen aan obesitas.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Leptine

A

Vet cellen scheiden hormonen af genaamd leptine, leptine wordt opgenomen in de hersenen en reageert op neuronen in de nucleus arcuate en andere delen van de hypothalamus om eetlust te verminderen.

  • > organismen die genen voor leptine niet hebben, of het gen voor receptor plaatsen voor leptine in hypothalamus, krijgen ernstige obesitas.
  • > Mensen met obesitas hebben niet zo zeer te kort aan leptine, maar zijn ongevoelig voor het hormoon leptine.
27
Q

Klassieke conditionering

A

Vorm van leren, waarbij het koppelen van twee stimuli ervoor zorgt dat de reactie op een van deze stimuli veranderd.

-> Denk aan eten, die zorgt voor speekselafscheiding, een stem vork die niet hiervoor zorgt. Als ze samen gepaard gaan, krijgt wel speekselafscheiding, waardoor volgende keer als stemvork hoort ook speekselafscheiding komt.

28
Q

Hoe promoten genen obesitas?

A

Door het verhogen van een persoons aantrekkelijkheid tot hoge calorie voedsel, en verlagen van terugkoppelende effecten die hoge calorie voedsel of vet level heeft op hongermechanismen in de hypothalamus. En door het verlagen van de vaardigheid overtollige calorieën kwijt te raken.

29
Q

Waarom is prenatale voeding zo belangrijk?

A

Vrouwen met slechte eetgewoontes tijdens zwangerschap -> meer geneigd naar kinderen met overgewicht, met een lager geboortegewicht dan kinderen van vrouwen met goede eetgewoontes. Ze vertonen verhoogde niveaus van eetlust-regulerende hormoon leptine en ontwikkelen een zuinig fenotype, en slaan dus meer vet op dan kinderen met een voedzamer prenataal dieet.

Dit is te verklaren uit evolutionair perspectief -> feutessen sensitief voor voedingslevel, dus als prenatale voeding goed is, zal het brein dat circuit dat eetlust controleert en metabolisme ontwikkelen alsof er altijd genoeg zal zijn.

30
Q

Wat voor golven zijn er tijdens een EEG, en vertel wanneer ze voorkomen.

A

Alfa golven -> grote regelmatige golven wanneer een persoon relaxed is, maar wel wakker. Hoge amplitude.
Beta golven -> snelle onregelmatige golven wanneer een persoon zich concentreert, of opwinding ervaart. Lage amplitude.
Delta golven -> langzame onregelmatige golven (hoog laag) wanneer een persoon in diepe slaap verkeert. Hoge amplitude.

De golven worden gecontroleerd door neuronen in de thalamus die trillend reageren en de activiteit van miljarden neuronen in de cerebrale cortex synchroniseren.

31
Q

Noem de 4 slaapfases.

A
  1. korte transitie fase, dus de persoon valt in slaap.

2 tot 4. diepere fase van slaap.

32
Q

Leg de cyclische herhaling van slaapstadia uit gedurende een nacht.

A

Wanneer stadia 4 wordt gehaald blijft persoon hier niet de hele nacht. De hele cycli duurt tussen de 80 en 100 minuten. Dan zal de slaap lichter worden, en teruggaan naar fase 2 en 3, waarna een andere soort fase zich voordoet -> REM-slaap. Fase 1/4 heet de niet-REM slaap, die gevolgd wordt door de REM-slaap. In een typische nacht gaat een persoon door 4 à 5 slaapcycli -> de diepste niet-REM slaap doet zich in de eerste twee cycli voor, daarna steeds meer tijd in lichte niet-REM slaap, en REM-slaap.

33
Q

REM-slaap

A

Ook wel rapid-eye-movement slaap genoemd. Een fase die ongeveer 10 minuten duurt en men tijdens de EEG een soort beta golven produceert. Waarbij het puur afgaand op de EEG lijkt alsof persoon wakker is en ergens ingespannen mee bezig is, maar persoon daadwerkelijk gewoon heel erg diep slaapt. Tijdens REM-slaap zijn enkele tekenen van hoge opwinding wel aanwezig: ademhaling en hartslag sneller en minder regelmatig, erecties bij mannen, stuiptrekkende bewegingen in vingers en gezicht en de ogen bewegen snel omhoog en omlaag, en van links naar rechts onder de gesloten oogleden.

34
Q

Ventrolaterale preoptische nucleus

A

Een kern in de hypothalamus die alertheid en arousal onderdrukt en zo slaap bevorderd.

35
Q

Noem de drie theorieën van slaapdrift.

A
  1. behoud en beschermingstheorie.
  2. lichaam-restauratietheorie.
  3. hersen-onderhoudstheorie.
36
Q

Behoud en beschermingstheorie

A

Slaap in evolutie is ontstaan om energie te sparen en individuen te beschermen gedurende dat deel van elke 24-uur durende dag, waarin het weinig zinvol is, en gevaarlijk is om zich te verplaatsen. Een dier heeft namelijk maar een x aantal uur per dag nodig om de dingen te doen die nodig zijn voor overleving, en de rest van de tijd is het beter af om te slapen; zacht en beschermd.

Gedeelte uitleg over voedingspatroon:
Grote grazende dieren -> 2-3 uur p/d en eten gras en groente, grootste deel dag aan eten, minder slaaptijd, kunnen zich slecht verstoppen en veilig slapen, dus veel wakker.
Zelfde grote; vleeseters -> 14-16 uur p/d en eten meer kcal, zijn minder in gevaar.

Ander uitleg over slaap op verschillende dagdelen:
Dieren afhankelijk van zicht verzamelen overdag en slapen ‘s nachts, dieren die meer op zintuigen als gehoor en tast afhankelijk zijn slapen overdag en verzamelen ‘s nachts.

Ook uitleg baby dieren meer slapen dan volwassenen:
Geen verzameltijd nodig, en slaap zorgt dat minder gevaar lopen, en hebben verzorgers meer tijd voor nodige zaken.

37
Q

Lichaam-restauratie theorie:

A

Lichaam raakt vermoeid gedurende de dag, en slaap is nodig dit weer te helen. Observatie ziet dat slaap een tijd van rust en herstel is -> spieren relaxed, metabolisme laag en groei hormoon sneller uitgescheiden dan tijdens waak. Langdurig slaaptekort bij ratten zorgde voor afbraak van vele lichaamsweefsels en uiteindelijk tot de dood.

Uitleg kleine dieren meer slaap dan grotere dieren:
Kleine dieren moeten een groter metabolisme systeem onderhouden, omdat ze meer warmte verliezen en een hoger metabolisme leidt tot meer slijtage van lichaamsweefsel.

Verklaard veel niet wat in de behoud en beschermingstheorie wel verklaard werd, maar feit is dat alle gewervelde dieren minimaal 2 uur p/d slapen, naast het feit of ze wel of niet in gevaar zijn. En dit laat zien dat slaap wel degelijk nodig is voor het herstel van het lichaam.

38
Q

Hersen-onderhoudstheorie

A

De functie van REM-slaap vertalen mensen als de hersen-onderhoudstheorie. De REM-slaap zorgt vopr regelmatige training voor groepen neuronen in het brein -> synapsen kunnen namelijk degenereren, dus slechter worden, als ze te lang inactief zijn. Neurale activiteit tijdens de REM-slaap kan helpen deze circuits te behouden.

Het bewijs hiervoor is dat hoe langer iemand slaapt, hoe langer iemand in REM-slaap spendeert, waardoor meer tijd is om de neuronen te trainen.

Ook: REM-slaap komt vaker voor bij feutessen en baby’s dan volwassenen -> piek bij feutessen van 30 dagen, die spenderen 24 uur p/d in deze staat, wellicht doordat hersenen in ontwikkeling zijn in isolatie van de baarmoeder -> dat zintuigelijke en motorische wegen getraind moeten worden d.m.v. REM-slaap.

39
Q

Hebben dromen functies? En hoe staat het tegenover de psychoanalytische kijk?

A

Niemand weet dit exact, er zijn alleen theorieën.
Ene theorie zegt dat dromen middel zijn om bedreigende ervaringen te repeteren of op te lossen die in echte leven zijn voorgevallen of zouden kunnen voorvallen, en een andere theorie zegt dat dromen geen levens-promotende functie heeft, maar een bijwerking van fysiologische veranderingen tijdens REM-slaap.

Soms worden de theorie van de bijwerking geïnterpreteerd als argument tegen psychoanalyse, maar dit lijkt ongegrond. Ook al zouden dromen getriggerd worden door gebeurtenissen in het brein, de beelden, emoties en verhaallijnen die droom omvatten zijn niet random, en zijn gebaseerd op individuele ervaring. Doordat ze opkomen in staat van verminderde mentale capaciteit, kunnen ideeën of gevoelens die eerder weggedrukt waren omhoogkomen, en daardoor gebruikt worden voor psychoanalyse.

40
Q

Hoe ontstaan een droom volgens de theorieën?

A

Neuronen in de visuele en motorische gebieden van het brein worden actief tijdens de REM-slaap, hallucinaties van beelden en bewegingen kunnen een onvermijdelijke consequentie zijn hiervan. Neuronen betrokken bij het terughalen van herinneringen en emoties worden ook acties, en die kunnen bekende beelden, en sterk emotionerende gevoelens ophalen. Hersenen produceren niet alleen hallucinaties maar blijven in REM-slaap ook tot zekere hoogte nadenken, gedachten worden verwikkeld in proberen te begrijpen van hallucinaties -> resultaat is het weven van verhalen dat de ene hallucinatie verbind met de andere, waarna een droom ontstaat.

41
Q

Circadiaans ritme

A

Herhalende biologische veranderingen die een 24-uurscyclus doorlopen heet een circadiaans ritme.

42
Q

Nucleus suprachiasmaticus

A

De klok die het circadiaanse slaapritme bij alle zoogdieren regelt bevindt zich in een specifieke kern van de hypothalamus, genaamd de nucleus suprachiasmaticus. Deze bevat ritme-genererende neuronen die geleidelijk de snelheid van actiepotentialen verhogen en verlagen gedurende de 24-uurscyclus. Als deze nucleus beschadigd is verlies je het slaap-waakritme.

De nucleus suprachiasmaticus controleert ook het dagelijkse ritme van lichaamstemperatuur en bepaalde hormonen, waaronder melatonine het meest geassocieerd wordt met het circadiaans ritme.

43
Q

Melatonine

A

Hormoon geproduceerd door de hypofyse. Begint af te scheiden in de avond, ongeveer 2 uur voordat persoon gaat slapen. Blijft op hoog niveau tot het tijdstip waarop persoon in de ochtend klaar is om op natuurlijke wijze wakker te worden.

44
Q

Noem de 8 zelfbewuste emoties

A

Ook wel andere-bewuste emoties genoemd omdat ze vaak gerelateerd zijn aan verwachtingen of meningen van een ander op hun gedrag:
Trots, schaamte, schuld, verlegenheid, jaloezie, afgunst, empathie en gêne.

45
Q

Affect

A

Het gevoel geassocieerd met de emotie wordt affect genoemd, en kunnen variëren over twee dimensies:
Plezier of niet plezierig.
Mentale en fysieke arousal.

46
Q

Wanneer worden emotionele gevoelens een stemming.

A

Emotionele gevoelens zitten niet altijd vast aan een object, soms is het emotionele gevoel eerder rondzwevend. Als dit langere tijd aan houdt is het een stemming. Deze kunnen uren, dagen of langer aanhouden en alle aspecten van iemands denken en doen beïnvloeden.

47
Q

Noem de paren van het cluster van primaire basis emoties

A

Plezier vs. verdriet.
Woede vs. angst.
Acceptatie vs. afgunst.
Verrast vs. verwacht.

Volgens Plutchik’s model kunnen deze emoties in alle manier met elkaar mixen, net als de drie primaire kleuren verf.

48
Q

Wat is de waarde van emoties voor natuurlijke selectie? En waarom vooral de zelfbewuste emoties?

A

Emoties zijn er vooral voor adaptieve waarden. Emoties zijn namelijk universeel en helpen ons te overleven en reproduceren door de capaciteit te communiceren van onze intenties en behoeften naar anderen. Zoals de expressie van liefde trouw laat zien, en angst submissie aan menselijke aanvaller.
De zelfbewuste emoties zijn cruciaal voor sociaal leven, omdat elke sociale interactie emoties omvat. Onze sociale situaties beïnvloed onze emoties en onze emoties ons gedrag. Het gevoel van bijvoorbeeld schuld zorgt ervoor dat we het willen goedmaken met degene die we hebben ondergedaan.

49
Q

Discrete emotie theorie

A

Het geloof dat basis emoties aangeboren zijn en geassocieerd met onderscheidende lichaams- en gezichtsreacties. Dit vestigt zijn aandacht op de motiverende kwaliteiten van emoties -> in positief- en negatieve dimensies van emotionele gevoelens is het idee dat emoties ons motiveren objecten te benaderen die ons kunnen helpen, en objecten vermijden of afstoten die ons hinderen. Dit voor ons streven overleving en reproductie te stimuleren.

50
Q

Gezichtsexpressie is er niet alleen om communicatieve redenen. Noem nog een reden.

A

Het is ook een manier van het lichaam om te dealen met de emotionele prikkelende situatie -> expressie bij angst betreft bijvoorbeeld het verwijden van de ogen en openen neusgaten; wat de visie en sensitiviteit op geuren vergroot. En emotie van walging worden gezichtsveld en neusgaten kleiner, afgescheiden van visie of geur,

51
Q

Perifere veranderingen en noem hier een aantal voorbeelden van.

A

Perifere verandering zijn alle veranderingen in het lichaam buiten het centrale zenuwstelsel -> bijv. hartslag, bloeddruk, verplaatsing van het bloed van een set weefsels naar de andere, activeren van klieren, spanning in de spieren en gezichtsuitdrukkingen van de emotie. Deze veranderingen helpen ons voor te bereiden op eventuele actie.

52
Q

Perifere feedback theorie van emotie door Williams James.

A

Hij suggereerde: perifere veranderingen zorgen voor emoties. Zijn bewijs kwam eerst uit introspectie -> concludeerde dat emotionele gevoelens eigenlijk sensaties waren die voortkwamen uit lichamelijke veranderingen. Zoals angst, die uitgelokt wordt door een kloppend hart, oppervlakkig ademen, kippenvel en bevende ledematen.
Ook geloofde hij dat je a.d.h.v. lichaamsveranderingen kon identificeren om welke emotie het gaat.

De essentie van de theorie: een lichamelijke reactie op een uitlokkende stimuli is automatisch, zonder bewust denken of voelen, en de beoordeling van iemand zijn emotionele toestand volgt, gebaseerd op waarneming van de lichamelijk toestand.

53
Q

Cognitie-plus-feedback theorie van Stanley Schachter.

A

Is een variatie op de theorie van James, die suggereert dat het gevoel van emotie niet alleen afhankelijk is van sensorische feedback m.b.t. lichaamsreactie, maar ook op de persoon zijn waarnemingen en gedachten (cognities) over de omgevingssituatie dat de reactie wellicht heeft getriggerd. Dus dat waarnemingen en gedachten over de omgeving van invloed zijn op het soort emotie dat wordt gevoeld, en dat zintuigelijke feedback over de mate van lichamelijke arousal van invloed is op de intensiteit van de gevoelde emotie.

-> dus als je beer ziet -> waarneming van gevaar leidt tot interpreteren van je emotie als angst, en je waarneming in mate waarin je hart sneller klopt en je knieën beven bepaald de hoeveelheid angst.

Hij stelde ook dat de intensiteit van het emotionele gevoel de interpretatie van de stimulus beïnvloed, dus als je lichamelijke arousal al hoog was, door bijv. koffie, zal die opwinding bijdragen aan emotionele intensiteit en ertoe leiden dat de beer nog gevaarlijker ervaart dan je eerder zou doen.

54
Q

Epinefrine

A

Ander woord voor adrenaline.

55
Q

De theorie van Paul Ekman over gezichtsfeedback.

A

Stelde theorie van emoties voor die vergelijkbaar is met die van James, maar Ekman focust alleen op de rol van het gezicht -> sensorische feedback van gezichtsuitdrukkingen draagt bij aan emotionele gevoelens en productie van gehele lichaamsreactie die hiermee samengaat. Hij vond uit dat verschillende basis emoties samen gaan met verschillende gezichtsuitdrukkingen en dat deze expressies snel en automatisch geproduceerd worden. Hij vroeg zich bijvoorbeeld af of je echt blijer zou worden als je een glimlach op zet.

56
Q

Welke experimentjes deed Ekman o.a. om dit te bewijzen?

A

Hij vroeg mensen een pen vast te houden tussen tanden, wat een glimlach forceert -> en anderen om een pen tussen hun lippen te houden, die dit niet produceert. Resultaat was dat dat de eersten meer plezier haalden uit films die ze moesten kijken dan de tweede.

Ook vroeg hij proefpersonen expressies te nabootsen door aan te wijzen welke gezichtsspieren ze moesten aanspannen, zonder te weten welke emotie ze nabootsten. Anderen moesten hier naar kijken en een bepaalde emotionele gebeurtenis te herbeleven hierbij.

Hij vond ook uit dat opgewekte gezichtsuitdrukkingen niet alleen zelfrapportages van emotie kunnen veranderen, maar ook fysiologische reacties kunnen produceren in het lichaam die consistent zijn met de opgewekte expressie.

57
Q

Welke structuur van het brein kan de waarde van een stimuli beoordelen en een passende lichaamsreactie genereren?

A

De amygdala.

58
Q

Amygdala

A

De amygdala is een cluster van kernen begraven onder de cerebrale cortex, in de temporale kwab en deel van het limbisch systeem. Deze structuur maakt deel uit van de hersenen hun vroegste alarm systeem. Het ontvangt input van de stimuli van alle sensorische systemen in het lichaam, beoordeeld input constant en snel en waarschuwt de rest van het lichaam en de hersenen als het oordeelt dat reactie van het lichaam of gedrag nodig is.

59
Q

De amygdala ontvangt over twee routes informatie, welke zijn dit en geef uitleg.

A
  • Snelle route, subcorticaal -> analyseert binnenkomende informatie nog voordat informatie is verwerkt door zintuigelijke gebieden van de cerebrale cortex.
  • Langzamere route, corticaal -> analyseert in meer detail de informatie die door de cerebrale cortex is verwerkt.
60
Q

Psychische blindheid

A

Visueel is alles in orde, dus organisme kan object wel zien, maar de betekenis van het object is er niet meer. Dus bijv. tijdens een overval niet meer bang voor overvaller.

61
Q

Wat helpt verklaren dat emoties vaak irrationeel zijn en moeilijk te controleren door redenering?

A

Zintuigelijke gebieden van de cortex in essentieel voor bewuste waarnemingen van de stimuli (prefrontale cortex), maar niet voor de onbewuste emotionele reacties hierop. Het feit dat emotionele reacties gegenereerd kunnen worden door subcorticale routes naar de amygdala helpt dit verklaren.

62
Q

Amygdala essentieel voor onbewuste emotionele reacties, waar is de prefrontale cortex essentieel voor?

A

De prefrontale cortex is essentieel voor de volledig bewuste ervaring van emoties en het vermogen weloverwogen en op een plannende manier te reageren op deze gevoelens.

63
Q

Prefrontale cortex uitleg bij emotie

A

De prefrontale cortex ontvangt informatie vanuit de amygdala, en van de somatosensorische cortex. Deze input geeft informatie over de beoordeling van de amygdala over de stimulus, en de staat van arousal van het lichaam.

64
Q

Welke hemisferen van de prefrontale cortex hebben met een positief of negatieve emotie te maken?

A

Rechter prefrontale cortex -> negatieve emoties, vooral angst en walging -> meer betrokken met terugtrekken, waarom rechter meer reageert op negatieve emoties.
Linker prefrontale cortex -> positieve emoties -> meer betrokken met benadering, waarom linker meer reageert op positieve emoties.

Boosheid is uitzondering -> reageert meer links, en zoekt juist benadering.

Dit zou meer te maken hebben met de neurale voorbereidingen om te reageren op de stimuli dan met de ervaring van het gevoel.