H10 Solving problems, reasoning and intelligence Flashcards
Redeneren
Redeneren is het proces waarbij we onze herinneringen op adaptieve wijze gebruiken.
Intelligentie
Intelligentie is onze algemene capaciteit om te redeneren.
Twee vormen van redeneren die expliciet verschillen in het identificeren van gelijkenissen.
Analogische redenering en inductieve redenering.
Analogische redenering, noem een test hiervan en waar wordt dit veel gebruikt?
Een van de redenatie typen die afhangt van het identificeren van gelijkenissen in gedrag, functie of relatie tussen entiteiten of situaties, die in andere opzichten, zoals fysieke samenstelling, behoorlijk van elkaar verschillen. Analogie wordt getest door bijvoorbeeld de A tot B is C tot D oefening, en het wordt veel gebruikt in politiek en recht.
- prefrontale cortex + meer frontale hersengebieden.
Inductieve redenering, hoe wordt het ook wel genoemd en noem een voorbeeld m.b.t. nat wegdek.
Een van de redenatie typen die afhangt van het identificeren van gelijkenissen als de poging om een nieuwe hypothese of principe af te leiden uit waarneming of feiten die als aanwijzing dienen. Het wordt ook wel hypothese constructie genoemd omdat het eigenlijk een goed beredeneerde gok is, en niet zozeer een conclusie door bewijs. Het is redenatie die eigenlijk ontstaat door waargenomen analogieën. En kent meerdere soorten bias. Als je naar buiten loopt en je ziet dat de weg nat is, redeneer je inductief dat het vannacht geregend moet hebben.
Beschikbaarheidsbias
Een inductieve bias waarbij we wanneer we redeneren, sterk neigen te leunen op informatie die beschikbaar is voor ons, en negeren informatie die minder beschikbaar is. Denk aan het onderzoek over meest voorkomende doodsoorzaak; men denkt bijvoorbeeld moord, omdat dit beschikbaar is door de media, terwijl ze niet zo snel aan hartfalen denken.
Bevestigingsbias
Een inductieve bias waarbij men de natuurlijke neiging heeft om te bevestigen i.p.v. te ontkrachten; we zouden ons meer moeten richten op ontkrachten van een hypothese i.p.v. het te bevestigen (denk aan Pfungst).
Voorspelbare wereldbias
Een inductieve bias waarbij men de neiging heeft om orde en regelmaat in de wereld te zien, zelfs als deze er niet is. De meest duidelijke vorm hiervan is spellen van pure kans, waarbij gokkers denken een patroon te zien in resultaten, zelfs als ze bewust wel weten dat de resultaten willekeurig zijn.
Deductie (en het verschil met inductie)
Deductief redeneren is de poging om op logische wijze de gevolgen af te leiden die waar moeten zijn als bepaalde stellingen als waar worden aanvaard (denk aan Holmes). Je begint met de feiten, de premissen, en dan trek je logische conclusies door observaties.
- inductie beredeneerd giswerk, en deductie is logisch bewijs, ervan uitgaande dat eens telling echt waar is.
Reeksproblemen (vorm van deductief redeneringsproblemen)
Op basis van een reeks vergelijkende uitspraken, items in een reeks te ordenen en vervolgens tot een conclusie te komen die in geen enkele uitspraak te vinden is.
Bijvoorbeeld … is groter dan … , maar … is kleiner dan …. , als … groter is dan … , is … dan groter dan …?
Syllogisme
Een syllogisme bevat twee premissen, een majorpremisse, en een minor premisse. Deze moet je samenvoegen om te zien of een bepaalde conclusie waar is of niet, of ongedetermineerd is. De twee premissen moeten als absolute waarheid worden gezien.
Bijvoorbeeld: alle chefs zijn violisten (major), Mary is een chef (minor), is Mary een violist? ja.
Wat is een bias van kennis gebruik bij deductieve redeneringsvragen?
Het is onze natuurlijke neiging om te redeneren door huidige informatie te vergelijken met eerdere ervaring, en die neiging dient of in principe goed. Maar als we puur met formele logica gaan deduceren moeten we juist niet kijken naar die eerdere ervaringen of onze kennis, maar puur de premissen en de conclusie daaruit.
Sociaal contract
Het verwijst naar de toestand van een mens in de moderne maatschappij waarin hij een deel van de vrijheden die hij in zijn ‘natuurstaat’ bezat, stilzwijgend afstaat in ruil voor bijvoorbeeld een meer beschermd bestaan. Denk aan politiek en regels.
Deontisch redeneren
Redeneren over wat men mag, moet of zou moeten doen.
Cheater-detectie mechanisme. Welke theorie heeft hiermee ook wel te maken uit een eerder hoofdstuk?
Dit mechanisme in de mens zoekt naar cheaters, dat wil zeggen; het zoekt naar mensen die opzettelijk het voordeel hebben genomen dat is gespecificeerd in een sociale uitwisselingsregeling. Denk aan de wederkerigheidstheorie; als ik iets voor jou doe maar jij doet niks terug; dat is het cheaten in een sociale uitwisseling.
Inzicht problemen
Inzicht problemen zijn moeilijk omdat hun oplossing afhangt van het laten varen van een vaste gewoonte van perceptie en gedachten die mental set genoemd worden, en het bekijken van een probleem op een andere manier. Denk hierbij aan het experiment met de kaars. Inzicht problemen correleren positief met creativiteit.
Mental set
Het op een andere manier kijken naar een probleem, door het laten varen van vaste gewoontes van perceptie en gedachten.
Functional fixedness en waarom kan dit ook adaptief zijn?
Het niet kunne zien van een andere functie voor een object dat gewoonlijk een andere functie heeft. Het wordt gezien als een gebrek aan creativiteit, maar het kan ook adaptief zijn doordat we weten waarvoor een object gebruikt wordt, en we dus geen trial-and-error proces meer hoeven te doorlopen. Het verhoogd dus de efficiëntie maar het gaat wel ten koste van flexibiliteit.
- denk aan het punaise doosje als oplossing.
Design stance
Er wordt vastgehouden aan waarvoor iets gemaakt is, zonder creatief te kijken waar een object nog meer voor gebruikt kan worden.
Incubatietijd en wat heeft priming hiermee te maken?
Bij inzicht problemen helpt een bepaalde tijd even bij een probleem weg te zijn om het probleem alsnog op te lossen -> dit heet de incubatietijd. Tijdens incubatie is de persoon onbewust het materiaal gerelateerd aan het probleem nogmaals aan het organiseren tijdens het bewust doen en denken aan iets anders. Priming helpt hierbij door alle concepten gerelateerd aan het onopgeloste probleem te primen, zelfs als de persoon er niet bewust aan denkt. Tijdens het doen van andere dingen kunnen deze geprimede concepten wellicht nieuwe associaties vormen, waardoor die nieuwe associaties de oplossing kunnen creëren.