H11 The development of the body, thought, and language Flashcards
Zygotische fase (germinale fase)
Na de conceptie en uitwisseling van 23 paren chromosomen van man en 23 van vrouw begint de de zygotische fase. Het wordt ook wel germinale fase genoemd en de zygote moet richting de baarmoeder bewegen en implanteren in de baarmoeder. Dit proces duurt 2 weken.
Embryonale fase
Deze fase duurt van de 3e tot de 8e week na de conceptie, en in deze tijd ontwikkeld het embryo’s grootste organen stelsel. Het embryo krijgt voedingsstoffen en zuurstof via de moeder haar bloedbaan door de navelstreng door de placenta. Ook wisselt de placenta antilichamen en afvalstoffen uit tussen moeder en embryo.
Prenatale fase
Deze fase duurt van de 9e week tot de geboorte. Het betreft de groei en verfijning van de organen en lichaamsstructuur. De foetus veranderd ook qua proportie want het hoofd van een foetus van 9 weken is groot t.o.v. het lichaam, dit trekt wel weer bij gaandeweg de zwangerschap.
Cephalocaudale ontwikkeling
De verandering van de proportie van het lichaam, vanaf het hoofd naar de voet.
Teratogenen en noem er een paar
Teratogenen zijn omgevingsstoffen in de vorm van middelen die in het embryo of foetus zijn systeem komt via de moeder door de navelstreng, en die schadelijk zijn voor de ontwikkeling van het embryo. Denk hierbij aan alcohol en drugs, ziektes zoals AIDS en herpes en omgevingsvervuilers zoals nicotine, kwik en lood.
Puberteit
De puberteit refereert naar de ontwikkelingsfase die naar adolescentie leidt wanneer klieren geassocieerd met het reproductieve systeem groter worden, en veranderingen in fysieke voorkoming en gedrag tot stand komt. Het verhogen van de hormonen, bij de man testosteron en de vrouw oestrogeen en progesteron, dragen bij aan de veranderingen in fysieke gestalte, reproductieve vaardigheid en emoties en gedrag gerelateerd aan seksuele aantrekking.
Lymfoïde systeem
Het lymfoïde systeem betreft o.a. de thymus en de lymfeklieren.
Dishabituatie
Wanneer een stimuli waar de baby naar kijkt gehabitueerd is, kijkt hij/zij er niet langer of heel kort naar. Maar geef je een nieuw object, of nieuw patroon, zal de baby die langere kijktijd gelijk weer terug hebben; dit wordt habituatie genoemd.
Onderzoeken (examining)
Baby’s onderzoeken objecten regelmatig op een verfijnde manier, het houden van het object voor hun ogen, draaien van kant op kant, in ene hand naar de andere, het voelen, knijpen etc. Ze reageren op manieren alsof ze het object bewust testen op eigenschappen. Dit wordt ook weer minder als ze eraan gewend raken, dus gehabitueerd.
Gaze following en de functie
Baby’s kijken naar de ogen van een persoon dichtbij, en bewegen hun ogen om te kijken waar de andere persoon naar kijkt. Dit fenomeen start ongeveer in het tweede deel van het eerste jaar.
Gaze following helpt met taalontwikkeling doordat als volwassene een object noemt, het voor het kind behulpzaam is te weten wat er zo genoemd wordt, maar ook om te bepalen wat belangrijke objecten zijn voor overleving.
Intentional agents
Baby’s zien mensen als intentional agents; als individuen die dingen veroorzaken en wiens gedrag is ontworpen om een bepaald doel te bereiken.
Gedeelde attentie (shared attention) (en welke drie stappen doorloopt dit?)
Gedeelde attentie is een drie wegen interactie tussen baby, een ander persoon en een object.
Begint met wijzen van ouder naar een object die zowel ouder als kind kan zien -> vervolgens wijst 12 maanden oude baby naar objecten waar ouder geen aandacht aan besteedt -> vervolgens wijst baby tussen 12 en 18 maanden naar objecten waar ouders naar zoeken.
Social referencing (sociale verwijzing)
Het kijken naar verzorgers/ouders hun emotionele expressies voor aanwijzingen over de mogelijke gevaren van hun acties.
Object permanentie
Het principe dat objecten blijven bestaan als ze uit ons zicht zijn.
- een van de basisprincipes van de fysieke wereld.
Basisprincipes van de fysieke wereld, noem er drie
- Object permanentie
- Het feit dat twee solide objecten niet op exact dezelfde plaats kunnen staan op hetzelfde moment.
- Als een object beweegt van de ene naar de andere plek moet dit op een doorlopende route zijn.
Piagets theorie, op welk principe van cognitieve ontwikkeling focust hij zich?
Piagets theorie focust zich op het kind zijn acties in de fysieke wereld als drijfkracht voor cognitieve ontwikkeling. Zijn fundamentele idee was dat mentale ontwikkeling afstamt van het kind zijn/acties op de fysieke omgeving. Hij stelde dat kinderen schema’s ontwikkelen, en in die schema’s nieuwe informatie assimileren d.m.v. accommodatie en deze schema’s zijn in fases gecorreleerd aan leeftijd.
Schema’s
Schema’s in Piagets theorie zijn mentale representaties van lichamelijke bewegingen, of iets dat een persoon kan doen met een object of een categorie objecten. Het is dus een soort mentale blauwdruk voor acties.
Assimilatie
Assimilatie is het proces waarbij nieuwe ervaringen worden opgenomen in bestaande schema’s. Deze nieuwe informatie moet wel aansluiten bij een bestaan schema, want als je een kind een rekenmachine geeft, kan hij het niet assimileren in een rekenkundig schema, want daar beschikt hij/zij nog niet over, en zal het dus eerder in een ander bestaand schema plaatsen waar het officieel niet hoort.
Accommodatie
Assimilatie vereist dat bestaande schema’s uitbreiden of aanpassen om het nieuwe object of gebeurtenis te accommoderen. Dit proces heet accommodatie -> de nieuwe informatie in de geest veranderd de structuur van schema’s die al bestaan.
- Denk aan een spinnenweb, waarbij elk nieuw draad (nieuwe kennis) een volledig nieuw patroon kan maken in het web.
Operaties, ook wel omkeerbare acties genoemd
Operaties zijn acties waarvan de effecten ongedaan gemaakt kunnen worden door andere acties, omkeerbare acties dus.
- denk aan bolletje klei die je in worstje kan kneden maar ook weer terug naar bolletje.
Conservatie van substantie en een voorbeeld
Het begrip van het wel of niet in staat zijn kwantiteiten van een object juist in te schatten, ook na verandering van de indeling of opzet of uiterlijke vorm van objecten. Het begrijpen dat de hoeveelheid niet afhangt van de plaats die het inneemt in de ruimte, het inzien dat een hoeveelheid onveranderd blijft zolang er niets wordt toegevoegd of weggenomen.
Denk aan het klei verhaal; kinderen dachten dat er meer of minder klei in zat als van het bolletje een worstje werd gevormd. Of het water voorbeeld.
Sensomotorische fase
0-2 jaar -> vormt de basis voor het reageren op objecten die aanwezig zijn, maar niet op objecten die niet aanwezig zijn. Deze periode kenmerkt zich door het maken van schema’s d.m.v. assimilatie en accommodatie, doordat het kind exploreert met objecten. Het speelt ermee en leert ervan.
Preoperationele fase
2-7 jaar -> kinderen hebben nu goed ontwikkeld vermogen om objecten en gebeurtenissen te symboliseren in hun afwezigheid. Maar het kind kan nog niet in operaties denken en hebben nog geen conservatie van substantie, maar begrijpt vooral d.m.v. voorkomen. Ook doet het kind aan centratie -> focussen op de meest interessante dingen in hun perceptuele veld. Ook stelt het kind zich egocentrisch op t.o.v. de wereld.
Concreet operationele fase
7-11 jaar -> kinderen kunnen denken over de omkeerbare effecten van hun acties, dus operaties, en dit zorgt voor het begrijpen van fysieke principes zoals conservatie van substantie en lichtelijke oorzaak-gevolg relaties. Ze kunnen nog niet theoretiseren of hypothetiseren over wat hij nog niet weet of ooit kan gebeuren, ze redeneren nog echt uit feiten. Kinderen doen wel aan decentratie -> losmaken van specifiek perceptueel veld en focussen op het volledige perceptuele veld.
Formeel operationele fase
11-16 jaar -> persoon kan nu ook theoretisch denken, wetenschappelijk en hypothetisch denken en principes toepassen op acties die niet echt uitgevoerd kunnen worden. Dus redeneren over het mogelijke, logisch denken.