H6 Cognitieve ontwikkeling babytijd Flashcards
Cognitieve ontwikkeling babytijd volgens Piaget
De visie van de Zwitserse psycholoog Jean Piaget op de manier waarop baby´s leren is kort samen te vatten als actie = kennis. Volgens Piaget doen kinderen geen kennis op via feiten die gecommuniceerd worden door anderen of via sensatie of perceptie. Hij meende dat hun kennis het resultaat is van direct motorisch gedrag, van doen.
De ontwikkelingstheorie van Piaget is gebaseerd op een stadiamodel met vier universele stadia.
1. Sensomotorische stadium: 0 tot 2 jaar
2. Preoperationele stadium: 2 tot 7 jaar
3. Concreet operationele stadium: 7 tot 12 jaar
4. Formeel operationele stadium: 12 jaar tot volwassenheid
De overgang van het ene naar het andere stadium vindt plaats wanneer een kind het juiste niveau van fysieke rijping heeft bereikt en is blootgesteld aan relevante ervaringen. Zonder die ervaringen zouden kinderen niet in staat zijn om hun cognitieve potentieel te bereiken.
Schema
Georganiseerde mentale structuur en patronen.
Schema volgens Piaget
Volgens Piaget is het van cruciaal belang om te kijken naar de veranderingen in de kwaliteit van de kennis en het begrip van kinderen. Hij geloofde dat mentale structuren, die hij schema´s noemde, de fundamentele bouwstenen zijn van de manier waarop wij de wereld zien. Hij meende dat adaptatie ten grondslag ligt aan de groei van schema´s. Adaptatie is de neiging van iemand om zich aan te passen aan zijn omgeving. Adaptatie bestaat uit twee aparte processen:
- Assimilatie: We plaatsen iets nieuws binnen wat we al weten van de wereld die we kennen, dus in een bestaand schema.
- Accommodatie: Wanneer baby toe is aan bijstelling van zijn denkkader. Dat gebeurt als hij merkt hij geen nieuwe informatie meer opdoet. De baby heeft op de voor hem gekende manier alle mogelijkheden van een object verkend, dus gaat hij zich inspannen om te onderzoeken welke mogelijkheden het object nog meer heeft. Sabbelen aan een rammelaar zal hierdoor langzaam overgaan in het schudden ermee.
Piaget geloofde dat de vroegste schema´s zich voornamelijk beperken tot de reflexen waarmee we allemaal geboren worden, zoals zuigen en zoeken. In reactie op hun sensomotorische verkenning van de omgeving beginnen deze eenvoudige vroege schema´s bijna direct door middel van assimilatie en accommodatie te wijzigen.
Sensomotorisch stadium
Volgens Piaget is het sensomotorische stadium het eerste belangrijke stadium van de cognitieve ontwikkeling. Motorische reacties op zintuiglijke informatie staan hierin centraal. Dit stadium verdeelt hij onder in zes substadia:
1. Eenvoudige reflexen (0-1 maand)
2. Eerste gewoonten en primaire circulaire reacties (1-4 maanden)
3. secundaire circulaire reacties (4-8 maanden)
4. coördinatie van secundaire circulaire reacties (8-12 maanden)
5. tertiaire circulaire reacties (12-18 maanden)
6. het begin van denken (18-24 maanden)
Substadium 1 van sensomotorische periode Piaget
eenvoudige reflexen (0-1 maand)
De verschillende reflexen die bepalend zijn voor de interacties met de wereld vormen de kern van het cognitieve leven. Voorbeeld: De zuigreflex maakt dat de baby op alles zuigt wat zijn lippen raakt.
Tegelijkertijd treden in een aantal reflexen veranderingen op als gevolg van de ervaringen die een baby opdoet met de buitenwereld. Een baby die zowel borstvoeding als flesvoeding krijgt, kan bijvoorbeeld op een andere manier gaan zuigen, afhankelijk van wat er wordt aangeboden.
Substadium 2 van sensomotorische periode Piaget
eerste gewoonten en primaire circulaire reacties (1-4 maanden)
Baby´s gaan acties die zij eerder afzonderlijk uitvoerden, combineren tot geïntegreerde activiteiten. Bijvoorbeeld: Een baby grijpt een object en zuigt er tegelijkertijd aan, of hij staart naar een object terwijl hij het aanraakt.
Als een activiteit de interesse van een baby wekt, zal hij die vaak herhalen. Bijvoorbeeld: telkens opnieuw iets laten vallen van de kinderstoel. Deze herhaling van een willekeurige motorische handeling helpt de baby een begin te maken met de ontwikkeling van cognitieve schema´s via een proces dat circulaire reactie heet: de herhaling van een willekeurige motorische handeling.
Primaire circulaire reacties zijn schema´s die betrekking hebben op de herhaling van interessante of prettige acties, gewoon omdat ze leuk zijn om te doen.
Substadium 3 sensomotorische periode Piaget
secundaire circulaire reacties (4-8 maanden)
Baby´s verleggen hun cognitieve horizon naar wereld buiten zichzelf en beginnen in te spelen op hun omgeving. Bijvoorbeeld: Een kind dat herhaaldelijk een rammelaar in zijn wieg oppakt en die op verschillende manieren schudt om te zien hoe het geluid verandert, toont aan dat hij zijn cognitieve schema met betrekking tot het schudden van rammelaars kan wijzigen.
Secundaire circulaire reacties zijn schema´s die betrekking hebben op herhaalde acties die een gewenst resultaat opleveren. Het belangrijkste verschil tussen primaire en secundaire circulaire reacties is dat de activiteit van de baby in het eerste geval gericht is op hemzelf en zijn eigen lichaam en in het tweede geval op de buitenwereld.
In dit derde stadium gaan baby´s ook steeds meer hun stem gebruiken en beginnen de geluiden van anderen te imiteren.
Substadium 4 sensomotorische periode Piaget
coördinatie van secundaire circulaire reacties (8-12 maanden)
Baby´s gaan gebeurtenissen op een meer gecoördineerde manier opwekken. Ze geven blijk van intentioneel gedrag, waarbij ze verschillende schema´s combineren en coördineren tot één enkele actie om een probleem op te lossen.
Baby´s beginnen op gebeurtenissen te anticiperen. Wanneer een baby bijvoorbeeld het geluid herkent dat betekent dat het einde van zijn flesje in zicht is, probeert hij het flesje niet tot de laatste druppel leef te krijgen, maar duwt hij zijn fles weg.
Bovenstaande ontwikkelingen zijn gedeeltelijk het resultaat van de ontwikkeling van objectpermanentie die zich in substadium 4 voltrekt. Objectpermanentie is het besef dat mensen en objecten niet ophouden te bestaan, ook al zijn ze onzichtbaar.
Substadium 5 sensomotorische periode Piaget
tertiaire circulaire reacties (12-18 maanden)
Tertiaire circulaire reacties: schema´s die betrekking hebben op de doelbewuste variatie van acties die tot gewenste resultaten leiden. Ze herhalen niet alleen maar prettige activiteiten, maar lijken mini-experimenten uit te voeren om te zien wat de consequenties zijn. Bijvoorbeeld: telkens opnieuw iets op de grond laten vallen, maar i.p.v. het steeds op dezelfde manier te herhalen, wijzigingen aanbrengen om te zien welke consequenties dit heeft. Voor baby´s in dit substadium is de wereld hun laboratorium, daarom noemde Piaget ze ´little experimentors´.
Het opvallendst aan het gedrag van baby´s in dit substadium, is hun belangstelling voor het onverwachte. Ze zien onverwachte gebeurtenissen als interessant, en ook als iets wat verklaard en uitgelegd moet worden.
Substadium 6 sensomotorische periode Piaget
het begin van denken (18-24 maanden)
De belangrijkste verworvenheid in dit stadium is het vermogen tot mentale representatie of symbolisch denken. Een mentale representatie is een innerlijke voorstelling van een gebeurtenis of object.
Mentale representatie maar ook een andere belangrijke ontwikkeling mogelijk, het vermogen om te doen alsof. Dankzij het vermogen dat Piaget indirecte imitatie noemt, waarbij een persoon die niet meer aanwezig is wordt geïmiteerd, kunnen kinderen doen alsof ze in de auto zitten, een pop voeren of eten koken, lang nadat ze zulke scènes in het echt hebben aanschouwd.
Hoewel de theorie doet vermoeden dat kinderen de substadia van de sensomotorische periode op een bepaalde leeftijd bereiken en dan soepel de overgang maken naar het volgende substadia, is de realiteit anders:
1. De leeftijd waarop baby´s een bepaald substadium bereiken kan behoorlijk verschillen per individu. Het is een combinatie van fysieke rijping van de baby en de aard van de sociale omgeving waarin hij opgroeit.
2. Ontwikkeling is een geleidelijker proces dan dat het in eerste instantie uit de afbakening van de verschillende stadia lijkt. (Dit gaf Piaget zelf ook aan)
De informatieverwerkingstheorie van cognitieve ontwikkeling
De informatieverwerkingstheorie van cognitieve ontwikkeling probeert verklaringen te geven voor de manier waarop individuen informatie coderen, opslaan en terughalen. Volgens deze theorie vormen de geleidelijke veranderingen in het vermogen van baby´s om informatie te ordenen en te manipuleren de hoekstenen van de cognitieve ontwikkeling. Vanuit dit perspectief is de cognitieve groei een kwestie van toenemende complexiteit, snelheid en capaciteit op het gebied van informatieverwerking.
De informatieverwerkingstheorie bestaat uit drie basisaspecten:
1. Codering: proces van omzetting van informatie in een vorm die bruikbaar is voor het geheugen. Men wordt blootgesteld aan enorme hoeveelheid informatie en codeert daarom selectief. Men selecteert waar aandacht aan besteed wordt.
2. Opslag: het bewaren van gecodeerde materiaal. Indien men juist codeert, wil dit nog niet zeggen dat men ook juist opslaat.
3. Terughalen: proces waarmee materiaal in geheugenopslag gelokaliseerd, naar het bewustzijn gebracht en gebruikt wordt.
In sommige gevallen voltrekken deze processen zich relatief automatisch, in andere gevallen worden ze bewust geactiveerd. Automatisering verwijst naar de mate waarin een activiteit aandacht vereist. Processen die relatief weinig aandacht vergen, zijn automatisch; processen die relatief veel aandacht vergen zijn gecontroleerd.
Verder ontwikkelen baby´s en kinderen, zonder dat ze zich daarvan bewust zijn, een besef van hoe vaak ze verschillende stimuli tegelijk aantreffen. Zo maken ze kennis met concepten; categorisering van objecten, gebeurtenissen of mensen die bepaalde eigenschappen gemeenschappelijk hebben. Bijvoorbeeld: vier poten + kwispelende staart + blaffen = hond.
Duur van herinneringen
De processen ten grondslag aan het vasthouden en terughalen van herinneringen zijn gedurende het hele leven min of meer gelijk. De hoeveelheid informatie die opgeslagen en weer opgehaald wordt, is wel sterk afhankelijk van leeftijd. Oudere kinderen kunnen informatie sneller terughalen en langer onthouden.
Vanaf welke leeftijd kunnen herinneringen worden opgehaald? Onderzoekers zijn het hier niet over eens. Oudere onderzoeken wijzen op het bestaan van infantiele amnesie: de afwezigheid van herinneringen aan ervaringen van vóór het derde levensjaar. Uit recenter onderzoek blijkt echter dat kinderen veel meer onthouden van deze jaren.
Dat baby´s zich minder herinneren heeft te maken met het feit dat taal een belangrijke rol speelt bij de manier waarop herinneringen van heel vroeger kunnen worden teruggehaald.
Herinnering aan persoonlijke ervaringen blijven in de meeste gevallen niet bestaan tot in de volwassenheid. Theoretisch is het echter wel mogelijk dat herinneringen vanaf heel jonge leeftijd intact blijven als ze niet vervormd worden door latere informatie. Bevindingen uit vroege studies suggereren dat herinneringen aan persoonlijke ervaringen voor de leeftijd van 18-24 maanden niet nauwkeurig zijn.
Neurologische basis van het geheugen
Uit ontdekkingen op het gebied van hersenscantechnologie en uit onderzoek bij volwassenen met hersenbeschadiging blijkt dat twee afzonderlijke systemen betrokken zijn bij de vorming van langetermijnherinneringen:
1. Expliciete geheugen
2. Impliciete geheugen
Expliciet geheugen
Het expliciete geheugen bevat bewuste herinneringen die doelbewust kunnen worden opgehaald. De voorloper van het expliciete geheugen huist in de hippocampus. Echt expliciete herinneringen vormen zich pas vanaf de tweede helft van het eerste levensjaar.
Impliciet geheugen
Het impliciete geheugen bestaat uit herinneringen waarvan we ons niet bewust zijn. Toch beïnvloeden die herinneringen onze prestaties en ons gedrag. Het bevat motorische vaardigheden, gewoonten en activiteiten die we ons zonder bewuste cognitieve inspanning kunnen herinneren, zoals fietsen of traplopen. De vroegste herinneringen lijken impliciet te zijn. Ze worden opgeslagen in het cerebellum en de hersenstam.