H5 Fysieke ontwikkeling in de babytijd Flashcards

1
Q

Vier principes van groei

A
  1. Cefalocaudale principe: volgens dit principe volgt groei een patroon dat begint met het hoofd en de bovenste lichaamsdelen en zich vervolgens uitstrekt naar de rest van het lichaam. Hieruit volgt dat we onze visuele vermogens veel eerder ontwikkelen dan ons vermogen om te lopen.
  2. Proximodistale principe: Volgens dit principe voltrekt onze ontwikkeling zich vanuit het centrum van ons lichaam naar buiten toe. De romp groeit eerder dan de armen en benen. Kinderen kunnen zo eerst hun armen effectief gebruiken en daarna pas hun handen
  3. Principe van hiërarchische integratie: eenvoudige vaardigheden ontwikkelen zich volgens dit principe afzonderlijk en onafhankelijk van elkaar. Later worden deze vaardigheden geïntegreerd in complexere vaardigheden.
  4. Principe van de onafhankelijkheid van systemen: geeft aan dat verschillende lichaamssystemen een verschillend groeitempo kennen. Zo lopen groeipatronen van de lichaamsomvang, het zenuwstelsel en de seksuele rijpheid sterk uiteen.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Neuron

A

De basiscel van het zenuwstelsel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Neurotransmitter

A

Stof die het mogelijk maakt dat neuronen met elkaar communiceren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Synaps

A

De kleine ruimte tussen neuronen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Myeline

A

Een vettige substantie die de neuronen beschermt en de overdracht van zenuwsignalen versnelt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Hersenschors

A

De bovenste laag van de hersenen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

SBS

A

Shakenbabysyndroom: wanneer een verzorger een baby door elkaar schudt, zodat het hoofdje wil heen en weer beweegt. Dit leidt tot beschadigingen van hersenen, bloedvaten en zenuwen. Het kan ernstige gevolgen hebben: blindheid, gehoorverlies, spraakstoornissen, leerproblemen, gedragsproblemen en zelfs sterfte.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Plasticiteit

A

De mate waarin een zich ontwikkelend gedragspatroon of fysieke structuur veranderbaar is, vooral als gevolg van ervaringen, is een belangrijk kenmerk van de hersenen. Zonder deze plasticiteit is het onmogelijk om opgedane kennis op te slaan. Tijdens de eerste paar levensjaren is de plasticiteit het grootst. Indien nodig kan dan zelfs de taak van een gekwetst gebied worden overgenomen door andere gebieden.

Baby´s met hersenletsel hebben meestal minder schade en herstellen vollediger dan volwassenen met gelijksoortige typen hersenletsel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

prikkelarme omgeving vs stimulerendere omgeving

A

De zintuiglijke ervaringen van een kind zijn van invloed op zowel de omvang van individuele neuronen als op de structuur van hun onderlinge verbindingen. De hersenstructuur en het gewicht van de hersenen van kinderen die zijn opgegroeid in een prikkelarme omgeving zijn hierdoor anders dan die van kinderen die in een stimulerendere omgeving zijn grootgebracht.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Gevoelige periode

A

Er bestaat een gevoelige periode voor de ontwikkeling van het gezichtsveld. Een gevoelige periode is een specifieke, afgebakende tijd waarin een organisme het gevoeligst is voor omgevingsinvloeden die betrekking hebben op een bepaald facet van de ontwikkeling. Het bestaan van gevoelige perioden roept verschillende belangrijke vragen op:

De vraag of een kind permanente schade kan oplopen of blijvend kan stagneren in de ontwikkeling van bepaalde capaciteiten als het niet wordt blootgesteld aan bepaalde omgevingsstimulansen. (kritieke periode)

Leidt een ongewoon hoog stimulatieniveau tijdens de gevoelige perioden tot een betere ontwikkeling dan een normaal stimulatieniveau?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Ritmen

A

Een baby ontwikkelt verschillende slaapritmen: zich herhalende, cyclische gedragspatronen. Sommige ritmen zijn direct zichtbaar, zoals de overgang van waken naar slapen. Ademhalings- en zuigpatronen zijn minder gemakkelijk op te merken. Weer andere ritmen zijn alleen op te merken na zorgvuldige observatie. Ook heeft een baby verschillende stadia van waken, zoals alertheid, agitatie en huilen, en verschillende stadia van slapen. Hierin wordt de gedragstoestand van een baby duidelijk: de mate waarin hij zich bewust is van zowel interne als externe stimulatie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

cyclisch slaappatroon van een baby

A

Periode van actieve slaap die lijkt op de rapid eye movement slaap of REM-slaap van oudere kinderen en volwassenen. Deze REM-achtige slaap vormt aanvankelijk ongeveer de helft van de slaaptijd van een baby, terwijl dat bij een volwassene slechts 20% is. Het percentage actieve slaap neemt wel ook snel af en bedraagt bij zes maanden nog slechts een derde van de totale slaaptijd.

Dromen bij baby´s, bestaat het? Niemand weet het antwoord hierop, hoewel het onwaarschijnlijk lijkt.
- Baby´s hebben niet veel om over te dromen.
- De hersengolven van slapende baby´s zijn kwalitatief anders dan die van volwassenen.

Wat is dan de functie van REM-slaap bij baby´s? Ook dat weten we niet zeker.
- Automstimulatie: manier voor de hersenen om zichzelf te stimuleren.

Hoe worden waak- en slaapcycli van baby´s bepaald?
Genetisch, omgeving, cultuur

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wiegendood of sudden infant death syndrome (SIDS)

A

Bij een klein aantal baby´s wordt het slaapritme onderbroken door een dodelijke aandoening: wiegendood. Wiegendood of sudden infant death syndrome (SIDS) is een syndroom waarbij ogenschijnlijk gezonde kinderen in hun slaap sterven. Wetenschappers vinden er tot nu toe geen sluitende verklaring voor. De baby´s stikken niet: ze sterven een rustige dood doordat ze ophouden met ademhalen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Factoren die in verband gebracht werden met een verhoogd risico op wiegendood

A
  1. Geslacht: jongens lopen een groter risico.
  2. Laag geboortegewicht en lage Apgar-scores bij geboorte.
  3. Moeder die tijdens zwangerschap heeft gerookt.
  4. Hersenafwijking
  5. Kindermishandeling
  6. Niet-vastgestelde slaapstoornissen
  7. Ziekten
  8. Verstikking
  9. Voedingstekort
  10. Problemen met reflexen.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Er is ook nog geen manier gevonden om wiegendood te voorkomen. Toch zijn er aanraders:

A
  1. Baby op rug laten slapen, niet op buik of zij.
  2. Baby een speen geven tijdens slapen.
  3. Stevige matras, bedekt met strak onderlaken.
  4. Zachte voorwerpen, zoals kussens en los beddengoed zouden buiten de slaapplek van de baby gehouden moeten worden.
  5. Niet in omgeving van baby roken.
  6. In de buurt blijven en toezicht houden.
  7. Opletten dat het kind het niet te warm krijgt.
  8. Geen geneesmiddelen geven zonder advies van een arts.
  9. Voor rust en regelmaat zorgen.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Reflex

A

Niet-aangeleerde, gestructureerde, onvrijwillige respons die automatisch optreedt in de aanwezigheid van bepaalde stimuli. Reflexen dienen vaak om te overleven en het welzijn van het kind te versterken.

17
Q

Fundamentele reflexen baby´s

A
  1. Zoekreflex (verdwijnt na 3 weken)
  2. Stapreflex (verdwijnt na 2 maanden)
  3. Zwemreflex (verdwijnt na 4-6 maanden)
  4. Moro-reflex (verdwijnt na 6 maanden)
  5. babinski-reflex (verdwijnt na 8-12 maanden)
  6. Schrikreflex (blijft in andere vorm)
  7. knipperreflex (blijft)
  8. Zuigreflex (blijft)
  9. Kokhalsreflex (blijft)
18
Q

Waarom verdwijnen sommige reflexen en andere niet?

A

Vanuit een evolutionaire invalshoek: baby´s krijgen steeds meer controle over hun bewegingen. Ze zijn beter in staat hun spieren te beheersen. Reflexen vormen wellicht de basis voor toekomstige, complexere gedragspatronen.

19
Q

Zal intensieve oefening reflexen stimuleren en de ontwikkeling bevorderen?

A

Nee. Er bestaat geen bewijs dat kinderen die veel oefenen de activiteit uiteindelijk kwalitatief beter uitvoeren. Dergelijke oefeningen kunnen soms zelfs meer kwaad doen dan goed. Het kan namelijk leiden tot overbelasting van de spieren, gebroken botten en ontwrichte ledematen.

20
Q

Dynamische systeemtheorie

A

Ontwikkelingspsychologe Esther Thelen benadrukte de samenhang in de ontwikkeling en formuleerde een dynamische systeemtheorie als verklaring voor de ontwikkeling en coördinatie van motorische vaardigheden. De theorie beschrijft hoe gedragingen worden samengesteld. Met ´samengesteld´ bedoelt Thelen de coördinatie van allerlei capaciteiten die een kind ontwikkelt, variërend van de ontwikkeling van zijn spieren, waarnemingsvermogens en zenuwstelsel tot zijn motivatie om bepaalde motorische activiteiten uit te voeren en de steun van de omgeving te krijgen. Volgens deze theorie hangt de motorische ontwikkeling op een bepaald gebied niet alleen af van de hersenen. De hersenen starten een ´kruipprogramma´, waardoor de spieren van de baby aangezet worden om vooruit te gaan. Om te kunnen kruipen, moeten het spiergebruik, de waarneming, het begrip en de motivatie echter ook worden gecoördineerd. De theorie benadrukt hoe de verkennende activiteiten van kinderen tot nieuwe uitdagingen leiden wanneer ze reageren op hun omgeving, waardoor hun motorische vaardigheden zich ontwikkelen. Deze theorie kan de individuele verschillen tussen kinderen in de ontwikkeling van motorische vaardigheden helpen verklaren.

21
Q

Normen

A

Het gemiddelde functioneren van een grote steekproef van kinderen van een bepaalde leeftijd.

22
Q

BSID-II-NL

A

De Bayleys Scales of Infant Development (BSID-III-NL) is een veelgebruikte techniek om vast te stellen hoe kinderen presteren t.o.v. de norm. Het is een instrument dat ontworpen is om de algemene mentale en motorische ontwikkeling van jonge kinderen te meten. Het is een aanvulling op de Apgar-score. Het bestaat uit een cognitief, talig en motorisch gedeelte (zowel fijnmotorisch als grofmotorisch). Daarnaast zijn er oudervragenlijsten om de sociaal-emotionele ontwikkeling en het adaptief gedrag in kaart te brengen.

Hoewel normen bij ontwikkelingstests als de BSID-III-NL nuttig zijn, moeten we er toch voorzichtig mee zijn. Ze maskeren de individuele verschillen. Sommige kinderen zijn bijvoorbeeld sneller dan de norm. Bovendien zijn normen alleen nuttig als ze gebaseerd zijn op gegevens afkomstig van een grote, heterogene, cultureel diverse steekproef.

23
Q

Voeding in de babytijd

A

De snelle fysieke groei in de babytijd wordt mogelijk gemaakt door de voedingsstoffen die baby´s binnenkrijgen. Zonder goede voeding kunnen ze hun fysieke potentieel niet realiseren en komen ze ook op cognitief en sociaal gebied te kort.

Hoewel de norm voor de juiste voeding per individu enorm verschilt, gelden er toch enkele globale richtlijnen. Kleine kinderen zouden voor elke halve kilo die ze wegen 55 calorieën per dag moeten consumeren, twee keer zoveel calorieën per kilo als voor volwassenen wordt aanbevolen. Meestal kunnen kinderen dit heel effectief zelf aangeven en is het tellen van calorieën niet nodig.

24
Q

Borst of fles?

A

Volgens Kind & Gezin (Vlaanderen) en Nederlandse voedingscentrum: Voorkeur voor borstvoeding, vanwege grote hoeveelheid eiwitten, vitaminen, mineralen en antistoffen die beschermen tegen infecties. Minimum 6 maanden borstvoeding.

Colostrum = moedermelk van de eerste dagen na de geboorte. Bevat grote hoeveelheden beschermende stoffen.

Emotionele voordelen borstvoeding: bevordert welbevinden en gevoel van intimiteit met het kind. Het kan leiden tot een gezondere sociale ontwikkeling en de baby komt tot rust tijdens het voeden. Uit onderzoek blijkt dat vrouwen die borstvoeding geven minder kans hebben op eierstokkanker en borstkanker voor de menopauze. Bovendien zorgen de hormonen die de moeder tijdens borstvoeding produceert er mede voor dat de baarmoeder na de geboorte weer krimpt, waardoor haar lichaam sneller herstelt.

Flesvoeding is niet slechter dan borstvoeding, maar verrijkte flesvoeding is beter dan traditionele. Het bevat namelijk toegevoegde eizitten, vitaminen en voedingsstoffen die voor een betere cognitieve ontwikkeling zorgen.

25
Q

Kennismaking vast voedsel

A

Vanaf vier of vijf maanden: vast voedsel. Bij borstvoeding wordt geadviseerd te wachten tot zes maanden.

Het is het beste om vaste voedingsmiddelen geleidelijk en een voor een te introduceren. Meestal beginnen we met fruitpap, gevolgd door groentepap en daarna andere voedingsmiddelen, hoewel de volgorde per kind kan verschillen.

26
Q

Ondervoeding

A

Ondervoeding: onvoldoende en niet goed gebalanceerde voedingsstoffen binnenkrijgen.

Ondervoede baby´s beginnen rond de 6 maanden in een trager tempo te groeien. Tegen de tijd dat ze twee jaar zijn, bedragen hun lengt en gewicht slechts 95% van kinderen die voldoende voeding krijgen.

Ondervoede baby´s scoren lager op IQ-tests en doen het minder goed op school.

Het probleem van ondervoeding is het grootst in ontwikkelingslanden, maar komt ook in andere landen voor. In de Verenigde Staten, een van de rijkste landen ter wereld leeft ongeveer 20% van de kinderen onder de armoedegrens.

De zogenoemde kansarmoede-index meet 6 criteria: inkomen, arbeid, opleiding, huisvesting, stimulatieniveau en gezondheid.

27
Q

Ernstige ondervoeding kan tot stoornissen leiden:

A
  1. Marasme
  2. Kwashiorkor
  3. Failure-to-thrive syndroom
28
Q

Marasme

A

Ondervoeding in eerste levensjaar. Kind stopt met groeien, met in het ergste geval dood tot gevolg.

29
Q

Kwashiorkor

A

Ziekte waarbij de maag, de ledematen en het gezicht water vasthouden en opzwellen. Het kind lijkt mollig, maar dit is een illusie: het lichaam probeert de weinige voedingsstoffen die het binnenkrijgt zo goed mogelijk te benutten.

30
Q

Failure-to-thrive-syndroom

A

Kinderen die tekenen van ondervoeding vertonen terwijl ze wel genoeg voedingsstoffen binnenkrijgen. In werkelijkheid heeft hun toestand een emotionele oorzaak: ze krijgen niet voldoende liefde en emotionele ondersteuning.

31
Q

Obesitas

A

Obesitas is een chronische ziekte waarbij er een zodanige overmatige vetstapeling in het lichaam bestaat dat dit aanleiding geeft tot gezondheidsrisico´s.

De meest gebruikt maat voor obesitas is de Body Mass Index (BMI): het lichaamsgewicht in kg gedeeld door de de lichaamslengte in het kwadraat.

BMI > 25 kg/m2 = overgewicht, te zwaar
BMI > 30 kg/m2 = obesitas, zwaarlijvig
BMI > 40 kg/m2 = morbide obesitas, hoge kans op gezondheidsproblemen of ernstige ziekten

Ondervoeding in de babytijd kan leiden tot het ontstaan van onnodige vetcellen die de rest van het leven in het lichaam blijven, wat kan leiden tot overgewicht.

32
Q

Ontwikkeling zintuigen

A

De processen die ten grondslag liggen aan de manier waarop een baby de wereld om zich heen interpreteert zijn:

  1. Sensatie: eerste gewaarwording van een stimulus opgevangen door de zintuigen.
  2. Perceptie: proces van betekenisgeving of interpretatie van zintuiglijke informatie door de hersenen.
33
Q

Visuele perceptie

A

Een pasgeborene ziet slechts scherp op circa 20 à 30 centimeter afstand. Dit komt overeen met de afstand waarop het gezicht van de verzorger zich meestal bevindt tijdens de voeding, zodat baby´s zich dit gezicht snel kunnen inprenten.

Het binoculaire gezichtsvermogen: vermogen om beelden van beide ogen te combineren zodat we diepte en beweging kunnen onderscheiden, ontstaat rond de veertiende week. Vóór die tijd kunnen baby´s de informatie van beide ogen niet integreren.

Baby´s hebben meteen na hun geboorte visuele voorkeuren. Ze kijken liever naar stimuli met patronen dan naar eenvoudigere stimuli. Dit weten we a.d.h.v. een klassieke test van ontwikkelingspsycholoog Robert Franz. Hij vond ook dat de voorkeur van baby´s voor bepaalde soorten stimuli genetisch is voorgeprogrammeerd.

Genen zijn niet de enige bepalende factor voor visuele voorkeuren van baby´s. Al een paar uur na de geboorte ontwikkelen ze een voorkeur voor het gezicht van hun moeder. En tussen de zesde en de negende maand kunnen ze steeds beter verschillende gezichten onderscheiden, alhoewel dit steeds moeilijker is bij dieren.

34
Q

Auditieve perceptie

A

De auditieve perceptie van baby´s is direct na de geboorte al vrij goed, omdat ze hun gehoor voor de geboorte al wat hebben kunnen oefenen. Voor bepaalde zeer hoge en zeer lage frequenties zijn baby´s zelfs gevoeliger dan volwassenen. Aan de andere kant zijn baby´s minder gevoelig voor middenfrequenties. Na verloop van tijd neemt die gevoeligheid toe.

Met behulp van geluidslokalisatie kunnen baby´s bepalen uit welke richting een geluid komt. In vergelijking met volwassenen hebben baby´s in dit opzicht een lichte handicap. Omdat hun hoofdje veel kleiner is, is het verschil tussen de tijdstippen waarop een geluid bij de twee oren aankomt minder groot. Hierdoor heeft een baby het moeilijker met bepalen uit welke richting geluid komt.

Baby´s kunnen ook patronen en andere akoestische eigenschappen van groepen geluiden al vrij goed onderscheiden. Met 6 maanden kunnen zij de verandering van één noot in een melodie met zes tonen gewaarworden. Ook reageren ze op veranderingen in de toonaard.

Jonge baby´s kunnen de subtiele verschillen horen die nodig zijn om later in hun leven hun moedertaal te begrijpen. Nog intrigrerender is dat baby´s bepaalde verschillen tussen talen onderscheiden. Tegen de tijd dat ze 4,5 maand zijn, kunnen ze hun eigen naam onderscheiden. Met vijf maand kunnen ze het verschil horen tussen Nederlandse en Spaanse passages. Er zijn zelfs aanwijzingen dat baby´s van 2 dagen al een voorkeur hebben voor de taal die mensen om hen heen spreken.

Baby´s kunnen ook verschillende mensen onderscheiden o.b.v. hun stem en tonen zelfs een voorkeur voor bepaalde stemmen. Hoe ontstaan zulke voorkeuren? Een hypothese is dat ze het gevolg zijn van prenatale blootstelling aan de moeder. Bovendien horen ze liever melodieën die hun moeder zong voordat ze werden geboren dan andere melodieën.

35
Q

Reuk en smaak

A

De reukzin is bij jonge baby´s zo goed ontwikkeld dat sommige 12 tot 18 dagen oude baby´s hun moeder puur o.b.v. geur herkennen.

Smaak blijkt bij baby´s ook buitengewoon ver ontwikkeld. Walging bij een bittere smaak ontwikkelt zich bijvoorbeeld al vanaf de geboorte. Baby´s zijn ook vanaf te geboorte al zoetekauwen: ze glimlachen wanneer een zoete vloeistof op hun tong wordt gedruppeld. Aangezien moedermelk een zoete smaak heeft, zou deze voorkeur een evolutionaire oorzaak kunnen hebben.

Baby´s ontwikkelen ook voorkeuren o.b.v. wat hun moeder tijdens de zwangerschap dronk.

36
Q

Gevoeligheid voor pijn en aanrakingen

A

Baby´s worden geboren met het vermogen pijn te voelen. Alhoewel reacties op pijn sterker worden naarmate kinderen ouder worden.

Volwassenen die als baby uitgebreide en pijnlijke medische behandelingen en test moesten ondergaan, zijn ongewoon gevoelig voor pijn.

37
Q

Reacties op aanrakingen

A

De tastzin is een van de meest geavanceerde zintuigen bij een pasgeboren baby. Het is ook een van de eerste zintuigen die zich ontwikkelt: 32 weken na conceptie is het hele lichaam gevoelig voor aanrakingen.

Fundamentele reflexen die aanwezig zijn voor de geboorte (zoals zoekreflex) kunnen hun werk niet doen als een baby gevoelig is voor aanrakingen. Een baby moet een aanraking in de buurt van zijn mond voelen om automatisch naar een tepel te kunnen zoeken waaraan hij kan zuigen.

De tastzin komt bij baby´s vooral van pas bij hun pogingen om de wereld te verkennen. Met 6 maanden steken baby´s alles wat ze in hun hand hebben in hun mond. Dit geeft meer informatie over de aard van objecten.

Tastzin speelt ook een belangrijke rol bij de toekomstige ontwikkeling: lichte massage stimuleert bijvoorbeeld de productie van bepaalde chemische stoffen in de hersenen van een baby die de aanzet geven tot groei. Aanraking is ook geassocieerd met sociale ontwikkeling.

38
Q

Multimodale benadering van perceptie

A

Aan de hand van de multimodale benadering van perceptie wordt bekeken hoe informatie die verschillende individuele zintuigen opvangen, wordt geïntegreerd en gecoördineerd. Deze benadering kan in verband gebracht worden met de dynamische systeemtheorie van Thelen, aangezien die kijkt naar het samengesteld zijn van motorische vaardigheden.

De multimodale benadering van perceptie roept fundamentele vragen op over de ontwikkeling van perceptie en sensatie. Volgens sommige onderzoekers zijn sensaties bij baby´s al van het begin af aan geïntegreerd, terwijl anderen beweren dat de zintuigen in eerste instantie afzonderlijk werken en dat de ontwikkeling van de hersenen ervoor zorgt dat ze steeds verder geïntegreerd raken. We weten nog niet welke opvatting de juiste is.

Het feit dat baby´s in staat zijn tot multimodale perceptie is wederom een voorbeeld van hun geavanceerde perceptuele vermogens, die zich de eerste jaren steeds verder blijven ontwikkelen. Die ontwikkeling wordt gestimuleerd doordat baby´s zogenaamde affordances ontdekken: de actiemogelijkheden die een bepaalde situatie of stimulus verschaft.