H5 Fysieke ontwikkeling in de babytijd Flashcards
Vier principes van groei
- Cefalocaudale principe: volgens dit principe volgt groei een patroon dat begint met het hoofd en de bovenste lichaamsdelen en zich vervolgens uitstrekt naar de rest van het lichaam. Hieruit volgt dat we onze visuele vermogens veel eerder ontwikkelen dan ons vermogen om te lopen.
- Proximodistale principe: Volgens dit principe voltrekt onze ontwikkeling zich vanuit het centrum van ons lichaam naar buiten toe. De romp groeit eerder dan de armen en benen. Kinderen kunnen zo eerst hun armen effectief gebruiken en daarna pas hun handen
- Principe van hiërarchische integratie: eenvoudige vaardigheden ontwikkelen zich volgens dit principe afzonderlijk en onafhankelijk van elkaar. Later worden deze vaardigheden geïntegreerd in complexere vaardigheden.
- Principe van de onafhankelijkheid van systemen: geeft aan dat verschillende lichaamssystemen een verschillend groeitempo kennen. Zo lopen groeipatronen van de lichaamsomvang, het zenuwstelsel en de seksuele rijpheid sterk uiteen.
Neuron
De basiscel van het zenuwstelsel.
Neurotransmitter
Stof die het mogelijk maakt dat neuronen met elkaar communiceren.
Synaps
De kleine ruimte tussen neuronen.
Myeline
Een vettige substantie die de neuronen beschermt en de overdracht van zenuwsignalen versnelt.
Hersenschors
De bovenste laag van de hersenen.
SBS
Shakenbabysyndroom: wanneer een verzorger een baby door elkaar schudt, zodat het hoofdje wil heen en weer beweegt. Dit leidt tot beschadigingen van hersenen, bloedvaten en zenuwen. Het kan ernstige gevolgen hebben: blindheid, gehoorverlies, spraakstoornissen, leerproblemen, gedragsproblemen en zelfs sterfte.
Plasticiteit
De mate waarin een zich ontwikkelend gedragspatroon of fysieke structuur veranderbaar is, vooral als gevolg van ervaringen, is een belangrijk kenmerk van de hersenen. Zonder deze plasticiteit is het onmogelijk om opgedane kennis op te slaan. Tijdens de eerste paar levensjaren is de plasticiteit het grootst. Indien nodig kan dan zelfs de taak van een gekwetst gebied worden overgenomen door andere gebieden.
Baby´s met hersenletsel hebben meestal minder schade en herstellen vollediger dan volwassenen met gelijksoortige typen hersenletsel.
prikkelarme omgeving vs stimulerendere omgeving
De zintuiglijke ervaringen van een kind zijn van invloed op zowel de omvang van individuele neuronen als op de structuur van hun onderlinge verbindingen. De hersenstructuur en het gewicht van de hersenen van kinderen die zijn opgegroeid in een prikkelarme omgeving zijn hierdoor anders dan die van kinderen die in een stimulerendere omgeving zijn grootgebracht.
Gevoelige periode
Er bestaat een gevoelige periode voor de ontwikkeling van het gezichtsveld. Een gevoelige periode is een specifieke, afgebakende tijd waarin een organisme het gevoeligst is voor omgevingsinvloeden die betrekking hebben op een bepaald facet van de ontwikkeling. Het bestaan van gevoelige perioden roept verschillende belangrijke vragen op:
De vraag of een kind permanente schade kan oplopen of blijvend kan stagneren in de ontwikkeling van bepaalde capaciteiten als het niet wordt blootgesteld aan bepaalde omgevingsstimulansen. (kritieke periode)
Leidt een ongewoon hoog stimulatieniveau tijdens de gevoelige perioden tot een betere ontwikkeling dan een normaal stimulatieniveau?
Ritmen
Een baby ontwikkelt verschillende slaapritmen: zich herhalende, cyclische gedragspatronen. Sommige ritmen zijn direct zichtbaar, zoals de overgang van waken naar slapen. Ademhalings- en zuigpatronen zijn minder gemakkelijk op te merken. Weer andere ritmen zijn alleen op te merken na zorgvuldige observatie. Ook heeft een baby verschillende stadia van waken, zoals alertheid, agitatie en huilen, en verschillende stadia van slapen. Hierin wordt de gedragstoestand van een baby duidelijk: de mate waarin hij zich bewust is van zowel interne als externe stimulatie.
cyclisch slaappatroon van een baby
Periode van actieve slaap die lijkt op de rapid eye movement slaap of REM-slaap van oudere kinderen en volwassenen. Deze REM-achtige slaap vormt aanvankelijk ongeveer de helft van de slaaptijd van een baby, terwijl dat bij een volwassene slechts 20% is. Het percentage actieve slaap neemt wel ook snel af en bedraagt bij zes maanden nog slechts een derde van de totale slaaptijd.
Dromen bij baby´s, bestaat het? Niemand weet het antwoord hierop, hoewel het onwaarschijnlijk lijkt.
- Baby´s hebben niet veel om over te dromen.
- De hersengolven van slapende baby´s zijn kwalitatief anders dan die van volwassenen.
Wat is dan de functie van REM-slaap bij baby´s? Ook dat weten we niet zeker.
- Automstimulatie: manier voor de hersenen om zichzelf te stimuleren.
Hoe worden waak- en slaapcycli van baby´s bepaald?
Genetisch, omgeving, cultuur
Wiegendood of sudden infant death syndrome (SIDS)
Bij een klein aantal baby´s wordt het slaapritme onderbroken door een dodelijke aandoening: wiegendood. Wiegendood of sudden infant death syndrome (SIDS) is een syndroom waarbij ogenschijnlijk gezonde kinderen in hun slaap sterven. Wetenschappers vinden er tot nu toe geen sluitende verklaring voor. De baby´s stikken niet: ze sterven een rustige dood doordat ze ophouden met ademhalen.
Factoren die in verband gebracht werden met een verhoogd risico op wiegendood
- Geslacht: jongens lopen een groter risico.
- Laag geboortegewicht en lage Apgar-scores bij geboorte.
- Moeder die tijdens zwangerschap heeft gerookt.
- Hersenafwijking
- Kindermishandeling
- Niet-vastgestelde slaapstoornissen
- Ziekten
- Verstikking
- Voedingstekort
- Problemen met reflexen.
Er is ook nog geen manier gevonden om wiegendood te voorkomen. Toch zijn er aanraders:
- Baby op rug laten slapen, niet op buik of zij.
- Baby een speen geven tijdens slapen.
- Stevige matras, bedekt met strak onderlaken.
- Zachte voorwerpen, zoals kussens en los beddengoed zouden buiten de slaapplek van de baby gehouden moeten worden.
- Niet in omgeving van baby roken.
- In de buurt blijven en toezicht houden.
- Opletten dat het kind het niet te warm krijgt.
- Geen geneesmiddelen geven zonder advies van een arts.
- Voor rust en regelmaat zorgen.
Reflex
Niet-aangeleerde, gestructureerde, onvrijwillige respons die automatisch optreedt in de aanwezigheid van bepaalde stimuli. Reflexen dienen vaak om te overleven en het welzijn van het kind te versterken.
Fundamentele reflexen baby´s
- Zoekreflex (verdwijnt na 3 weken)
- Stapreflex (verdwijnt na 2 maanden)
- Zwemreflex (verdwijnt na 4-6 maanden)
- Moro-reflex (verdwijnt na 6 maanden)
- babinski-reflex (verdwijnt na 8-12 maanden)
- Schrikreflex (blijft in andere vorm)
- knipperreflex (blijft)
- Zuigreflex (blijft)
- Kokhalsreflex (blijft)
Waarom verdwijnen sommige reflexen en andere niet?
Vanuit een evolutionaire invalshoek: baby´s krijgen steeds meer controle over hun bewegingen. Ze zijn beter in staat hun spieren te beheersen. Reflexen vormen wellicht de basis voor toekomstige, complexere gedragspatronen.
Zal intensieve oefening reflexen stimuleren en de ontwikkeling bevorderen?
Nee. Er bestaat geen bewijs dat kinderen die veel oefenen de activiteit uiteindelijk kwalitatief beter uitvoeren. Dergelijke oefeningen kunnen soms zelfs meer kwaad doen dan goed. Het kan namelijk leiden tot overbelasting van de spieren, gebroken botten en ontwrichte ledematen.
Dynamische systeemtheorie
Ontwikkelingspsychologe Esther Thelen benadrukte de samenhang in de ontwikkeling en formuleerde een dynamische systeemtheorie als verklaring voor de ontwikkeling en coördinatie van motorische vaardigheden. De theorie beschrijft hoe gedragingen worden samengesteld. Met ´samengesteld´ bedoelt Thelen de coördinatie van allerlei capaciteiten die een kind ontwikkelt, variërend van de ontwikkeling van zijn spieren, waarnemingsvermogens en zenuwstelsel tot zijn motivatie om bepaalde motorische activiteiten uit te voeren en de steun van de omgeving te krijgen. Volgens deze theorie hangt de motorische ontwikkeling op een bepaald gebied niet alleen af van de hersenen. De hersenen starten een ´kruipprogramma´, waardoor de spieren van de baby aangezet worden om vooruit te gaan. Om te kunnen kruipen, moeten het spiergebruik, de waarneming, het begrip en de motivatie echter ook worden gecoördineerd. De theorie benadrukt hoe de verkennende activiteiten van kinderen tot nieuwe uitdagingen leiden wanneer ze reageren op hun omgeving, waardoor hun motorische vaardigheden zich ontwikkelen. Deze theorie kan de individuele verschillen tussen kinderen in de ontwikkeling van motorische vaardigheden helpen verklaren.
Normen
Het gemiddelde functioneren van een grote steekproef van kinderen van een bepaalde leeftijd.
BSID-II-NL
De Bayleys Scales of Infant Development (BSID-III-NL) is een veelgebruikte techniek om vast te stellen hoe kinderen presteren t.o.v. de norm. Het is een instrument dat ontworpen is om de algemene mentale en motorische ontwikkeling van jonge kinderen te meten. Het is een aanvulling op de Apgar-score. Het bestaat uit een cognitief, talig en motorisch gedeelte (zowel fijnmotorisch als grofmotorisch). Daarnaast zijn er oudervragenlijsten om de sociaal-emotionele ontwikkeling en het adaptief gedrag in kaart te brengen.
Hoewel normen bij ontwikkelingstests als de BSID-III-NL nuttig zijn, moeten we er toch voorzichtig mee zijn. Ze maskeren de individuele verschillen. Sommige kinderen zijn bijvoorbeeld sneller dan de norm. Bovendien zijn normen alleen nuttig als ze gebaseerd zijn op gegevens afkomstig van een grote, heterogene, cultureel diverse steekproef.
Voeding in de babytijd
De snelle fysieke groei in de babytijd wordt mogelijk gemaakt door de voedingsstoffen die baby´s binnenkrijgen. Zonder goede voeding kunnen ze hun fysieke potentieel niet realiseren en komen ze ook op cognitief en sociaal gebied te kort.
Hoewel de norm voor de juiste voeding per individu enorm verschilt, gelden er toch enkele globale richtlijnen. Kleine kinderen zouden voor elke halve kilo die ze wegen 55 calorieën per dag moeten consumeren, twee keer zoveel calorieën per kilo als voor volwassenen wordt aanbevolen. Meestal kunnen kinderen dit heel effectief zelf aangeven en is het tellen van calorieën niet nodig.
Borst of fles?
Volgens Kind & Gezin (Vlaanderen) en Nederlandse voedingscentrum: Voorkeur voor borstvoeding, vanwege grote hoeveelheid eiwitten, vitaminen, mineralen en antistoffen die beschermen tegen infecties. Minimum 6 maanden borstvoeding.
Colostrum = moedermelk van de eerste dagen na de geboorte. Bevat grote hoeveelheden beschermende stoffen.
Emotionele voordelen borstvoeding: bevordert welbevinden en gevoel van intimiteit met het kind. Het kan leiden tot een gezondere sociale ontwikkeling en de baby komt tot rust tijdens het voeden. Uit onderzoek blijkt dat vrouwen die borstvoeding geven minder kans hebben op eierstokkanker en borstkanker voor de menopauze. Bovendien zorgen de hormonen die de moeder tijdens borstvoeding produceert er mede voor dat de baarmoeder na de geboorte weer krimpt, waardoor haar lichaam sneller herstelt.
Flesvoeding is niet slechter dan borstvoeding, maar verrijkte flesvoeding is beter dan traditionele. Het bevat namelijk toegevoegde eizitten, vitaminen en voedingsstoffen die voor een betere cognitieve ontwikkeling zorgen.