H 37,38 en 39 Professionele ontwikkeling (YL 2.4) Flashcards

1
Q

Riding the waves of culture (1993)

A

beschrijft Fons Trompenaars zeven culturele dimensies en de effecten hiervan wanneer mensen van verschillende culturen met elkaar omgaan. De belangrijkste boodschap uit dit boek is dat er geen optimale cultuur bestaat. Alle culturen functioneren in hun eigen systeem. We moeten elkaar respecteren in onze manier van denken en handelen, omdat elk systeem op zichzelf goed functioneert.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Zeven dimensies van Trompenaars’ model van cultuur

A
  1. Universalisme versus particularisme
    In westerse culturen staan regels (goed en slecht) boven persoonlijke relaties. Voor iedereen gelden dezelfde regels. Dit is de universalistische denkwijze. Daarentegen kennen andere culturen (bijvoorbeeld Rusland, Latijns-Amerika en China) een particularistische denkwijze waarbij persoonlijke relaties belangrijker zijn dan regels of wat goed of slecht is.
  2. Individualisme versus collectivisme/Communitarisme
    Deze dimensie heeft ermee te maken of we als team werken of individueel. Westerse landen bevinden zich aan de individualistische kant. Kwaliteit van leven hangt af van de keuzes die je maakt als individu. Andere culturen bevinden zich aan de collectieve zijde en staat het belang van de community voorop, De groep geeft hulp en veiligheid in ruil voor loyaliteit. Kwaliteit van leven is beter als je anderen helpt en mensen kunnen zich persoonlijk ontwikkelen om de groep beter te dienen.
  3. Neutraal versus affectief/emotioneel
    Deze dimensie heeft er mee te maken of we in onze communicatie emoties laten zien. In Nederland, Duitsland, het Verenigd Koninkrijk, Zweden en Finland probeert men emoties te controleren en beinvloedt redeneren veel meer de acties die volgen dan gevoelens. In Italië, Frankrijk, Spanje en Latijns-Amerika is het normaal en geaccepteerd om emoties te tonen, zelfs op de werkvloer.
  4. Specifiek versus diffuus
    Deze dimensie heeft ermee te maken in hoeverre we ons professioneel en privéleven gescheiden houden. In een specifieke cultuur (bijvoorbeeld de Verenigde Staten, het Verenigd Koninkrijk, Zwitserland, Duitsland, Nederland en Scandinavië) houden mensen hun professioneel en privé leven gescheiden. In een diffuse cultuur (bijvoorbeeld China, India, Argentinië, Spanje en Rusland) zien mensen hun professioneel en privéleven als zaken die met elkaar verbonden zijn.
  5. Prestatie versus toekenning
    Heeft te maken met hoe mensen status toekennen aan een persoon. In een prestatiecultuur (Verenigde Staten, Canada, Australie en Scandinavische landen) verdien je status door kennis en vaardigheden en wat je hebt bereikt. In een toekenningcultuur (meeste Aziatische landen, Italië, Frankrijk en Saoedi-Arabië) krijg je status om wie je bent (waar je vandaan komt, je titel en je positie).
  6. Sequentieel versus synchroon/chronisch
    Deze dimensie heeft ermee te maken of taken één voor één worden gedaan of dat dingen tegelijktijdig gebeuren. In sequentiële landen (West-Europa, Verenigde Staten) worden taken één voor één afgerond en is tijd en planning heel belangrijk (time is money). Terwijl landen aan de synchrone/chronische kant (bijvoorbeeld Japan, Argentinië en Mexico) het verleden, heden en toekomst als met elkaar verweven zien en planning zien als flexibel.
  7. Intern versus extern georiënteerd
    Deze dimensies heeft te maken met of wij onze omgeving controleren of dat onze omgeving ons controleert. In een intern georiënteerde cultuur (de Verenigde Staten, het Verenigd Koninkrijk, Australië, Nieuw-Zeeland en Israël) geloven mensen dat zij hun omgeving kunnen controleren om hun doelen te bereiken. In een extern georiënteerde cultuur (China, Rusland, Saoedi-Arabië) geloven mensen dat ze moeten samenwerken met hun omgeving om hun doelen te bereiken.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

De Nederlandse cultuur aan de hand van de 7 dimensies

A

1: universalistische denkwijze. De meeste mensen geloven dat regels, codes en standaarden goed zijn. De regels gelden voor iedereen en uitzonderingen worden niet geaccepteerd.
2: individualisme: het individu wordt over het algemeen boven de gemeenschap geplaatst. Ieder persoon is verantwoordelijk voor zijn eigen leven, geluk en geld. Men zorgt voor zichzelf en voor naaste familie, het geluk van de groep hangt af van het geluk van het individu.
3: redelijk neutrale communicatie: men toont emotie over het algemeen in geringe mate. Vooral in een privé situatie worden emoties getoond.
4: relatief gescheiden professioneel en privéleven (specifiek). Mensen hebben vaak een grotere publieke sfeer, dit betekent dat nieuwe mensen hier makkelijk in worden geaccepteerd, en een kleinere privésfeer, waarin mensen over het algemeen moeilijk worden toegelaten.
5: verworven, prestatiegerichte status: een persoon krijgt over het algemeen status door wat hij of zij heeft bereikt in het leven. Men moet zich constant bewijzen om zijn status te behouden.
6: sequentieel tijdsbesef: mensen doen over het algemeen één ding tegelijk, en kijken naar tijd in delen en stukken. Ze houden van plannen en structuur aan brengen en hechten belang aan op tijd komen.
7: tussen intern en extern georiënteerd in: mensen zien in het algemeen de omgeving als iets waar ze mee moeten samenwerken, soms kun je het naar je hand zetten en op andere momenten ben je er op aangewezen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Vooroordelen, discriminatie en stereotypen

A
  • seksistische of racistische attitudes nog steeds aanwezig, zowel openlijk als in subtiele vormen
  • probleem bevindt zich vaak op organisatieniveau
     openlijk discriminerend gedrag beperkt tot enkele individuen, maar is gebaseerd op gemeenschappelijk idee van wat passend gedrag is.
     het in stand houden is vaak gevolg van ‘onbewust zijn’ van de nadelen die anderen ondervinden ≠ ‘iemand willen kwetsen’ toewijzen van taken besproken in café na werk; vrouw met jonge kinderen gediscrimineerd
  • coach hoort zich bewust te zijn van bepaalde normen en processen die tot discriminatie leiden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Cross-culturele counseling werk van Sue & Suw (1990)

A

Meest invloedrijk. 3 hoofdthema’s

  1. Zelfbewustzijn
    van eigen veronderstellingen, culturele aannames enz.
    zelfreflectie
    niet blind zijn voor discrimunatie
  2. Kennis
    van andere culturen
    effect van effect en frequentie van discriminatie niet te onderschatten
  3. Vaardigheden
    breed scala aan strategieen en benaderingen bezitten
    goede communicatievaardigheden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Coach doet twee dingen betreffende diversiteit

A
  • helpen om verschil te waardelen en effectief te gebruiken
  • diversiteitsproblemen identifeceren en behandelen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Terugkoppeling psychometrische resultaten: criteria/stappen van feedback

A
  1. Een duidelijke introductie
  2. Praktische zaken verduidelijken
  3. De context van de feedback sessie verduidelijken vanuit het oogpunt van de coachee
  4. Het meetinstrument introduceren en aangeven wat hiermee wordt gemeten
  5. Een open feedbackstijl aanhouden met actief luisteren
  6. De structuur van het meetinstrument uitleggen
  7. Elke schaal en score toelichten met mogelijke implicaties gezien de context
  8. De coachee de gelegenheid geven om elk resultaat uit te vragen en te begrijpen
  9. Koppelingen maken tussen verschillende schalen, identificeren van patronen en specifiek relevante punten voor de coachee benoemen om zo (de diepte van) het profiel te begrijpen
  10. Stimuleer de coachee om de resultaten samen te vatten om te kunnen beoordelen in hoeverre de coachee de resultaten en mogelijke implicaties begrepen heeft.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Psychometrische metingen

A

Onderzoek van psychologische kenmerken.
Nauwkeurige en valide meting van relevante psychologische karakteristieken: objectieve info om grover zelfinzicht te verkrijgen
- nauwkeurig beeld van specifiek vraagstuk
- feedback die coachee accepteert
- inzichten ondersteunen pos gedragsverandering die passen bij doelen coachee

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

In de psychometrie zijn een aantal onderliggende aannames.

A
  • De meest fundamentele aanname (vanuit het werk van Spearman (1904)) is dat mensen variabiliteit laten zien in persoonlijke karakteristieken. Meestal zijn deze karakteristieken normaal verdeeld in een populatie.
  • Persoonlijke karakteristieken zijn stabiel over de tijd.
  • Belangsrijkste terreinen: persoonlijkheid, motivatie, waarden en krachten, overtuigingen, attituden, interesses, competenties en vaardigheden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Aspecten die van belang zijn bij testgebruik

  • vereiste kwalificaties
  • reikwijdte
  • standaardisatie
  • betrouwbaarheid (0.7)
  • validiteit
  • verkrijgen van inzicht (belangrijkste factor bij kiezen intrument)
  • acceptatie
  • vrij van vooroordelen
  • praktische aspecten
A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Goede feedback moet de volgende dingen bevatten:

A
  1. Accuraatheid:
    2.Goede verstandhouding:
  2. Eigenaarschap (Ownership):
  3. Bruikbaarheid:

NB: Pas als coach op voor Barnum statements. Dit zijn zinnen die voor bijna iedereen wel gelden, zoals bijvoorbeeld: “Soms ben je positiever dan de mensen om je heen”. Dit soort ambigue feedback maakt niet concreet hoe de coachee is, in vergelijk met anderen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Technologie

A

Hardware en software

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

definitie van e-coaching volgens Geissler en collega’s (2014)

A

coaching ingezet via moderne media en kenmerkt zich door de vervanging van face-to-face coaching door moderne media.

technologische modaliteiten:

  • audiocommunicatie (telefoon)
  • videocommunicatie
  • synchroon op tekst gebaseerde communicatie
  • asynchroon op tekst gebaseerde communicatie

Verrijking met e-coachings-tools mogelijk:

  • tekstgebaseerde tools
  • vooraf voorbereide afbeeldingen, video’s en audiodocumenten
  • virtual-reality-platforms
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

welke vorm van e-coaching gebruiken Geissler en collega’s (2014) en Berry en collega’s (2011) in hun onderzoeken?

A

Geissler en collega’s onderzoeken e-coaching in de vorm van telefonische coaching en asynchrone op tekst gebaseerde communicatie (Virtual Goal Attainment Coaching program, VGC).

Berry en collega’s onderzoeken e-coaching/distance coaching in de vorm van telefonische coaching, synchrone (internet-chat) en asynchrone op tekst gebaseerde communicatie (mail).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Het onderzoek van Berry en collega’s (2011) richt zich onder andere op twee onderzoeksvragen:

  1. Wat is de relatie tussen de manier van contact en de coach-perceptie van de werkalliantie?
  2. Wat is de relatie tussen de manier van contact en de coach-perceptie van de mate van probleem oplossing bij de cliënt?

Wat zijn de uitkomsten?

A

1) Er werden geen significante verschillen gevonden in de gerapporteerde niveaus van werkalliantie tussen face-to-face coaching en distance coaching. Bij beide methoden werd een hoge mate van werkalliantie gerapporteerd.
2) Dezelfde bevinding werd gedaan met betrekking tot de mate van probleem oplossing bij de coachee. Er werden geen significante verschillen gevonden in de gerapporteerde niveaus van probleemoplossing tussen face-to-face coaching en distance coaching.
Bij beide methoden werd een hoge mate van verandering bij de coachee gerapporteerd.

Een belangrijke beperking: alleen gebruik maken van de coach-beoordeling en niet het perspectief van de coachee

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Onderzoek van Geissler et al. (2014) werd aan 14 coachees gevraagd om vóór het Virtual Goal Attainment Coaching program aan te geven in hoeverre ze dachten een vertrouwde relatie met de coach op te kunnen bouwen. Resultaten:

A

Van de coachees was:
7% optimistisch over het opbouwen van een vertrouwde relatie
43% nogal optimistisch
36% nogal sceptisch
14% heel sceptisch.

Na VGC stelling: ‘Ik had een vertrouwde relatie tijdens de VGC’.
Coachee waren:
43 % volledig eens
43% overwegend eens en
14 % nogal eens.

(positieve) verandering van mening bij de coachees als de meest indrukwekkende bevinding van onderzoek. Waarbij niet duidelijk is in hoeverre deze positieve verandering gerelateerd is aan de specifieke kwaliteiten van de coaches of aan het VGC-programma.

17
Q

Het gebruik van technologie kan binnen het domein van coaching in 5 categorieën worden onderverdeeld:

A
  • Selectie van coaches
    Niet de match met persoonlijkheid en demografie correleert met het succes van een coaching traject, maar de eerste indruk die een coach maakt op een coachee
  • Business Management
    monitoren voortgang, uitgaven, standaardiseren om kwaliteit te borgen, plannen van afspraken, sturen op gewenste uitkomsten, goedkeuren van de inzet van coaches.
  • Als aanvulling op face-to-face
    coaching
    gepersonaliseerd leren te ondersteunen, piep-systeem (ping-based) of op sensors, sensor-gebaseerde technologie (voorbeelden FitBit, Nike Fuel) kan worden gebruikt om somatische metingen te volgen die behulpzaam kunnen zijn het managen van gedrag, gaming of kunstmatige omgevingen stelt de gebruiker in staat bepaalde elementen te isoleren.
  • Als vervanging van face-to-
    face coaching
    Voordelen: grotere toegankelijkheid, efficiënt, flexibel, minder reizen.
    Grijs gebied: dashboards, communities, vragenlijsten en tips zonder dat er mensen aan te pas komen.
  • In de evaluatie van coaching