geschiedenis 2.1 Flashcards
wanneer werd nederland monarchie
1813
grondwet
document waarin de grondrechten van alle burgers en de regels over het besturen van het land in staan
algemeen kiesrecht
iedereen vanaf een bepaalde leeftijd heeft het recht om te stemmen
caoutchouc artikel
de bijnaam voor en grondwetsartikel uit 1887 dat zorgde voor geleidelijke uitbreiding van het kiesrecht
censuskiesrecht
alleen mensen die een bepaald bedrag aan belasting betalen mogen stemmen
confessionelen
mensen die vinden dat het geloof belangrijk is bij het besturen van een land
constititionele monarchie
de macht van de koning is vastgelegd in de grondwet
districtenstelsel
een systeem waarbij elk gebied zijn eigen vertegenwoordiger voor het parlement kiest
eerste feministische golf
beweging eind 19e, begin 20e eeuw die opkwam voor de rechten en belangen van vrouwen
emancipatie
het strijden voor gelijke rechten
evenredige vertegenwoordiging
verdeling van kamerzetels naar verhouding van het aantal stemmen
finaciele gelijkstelling van openbaar en bijzonder onderwijs
de overheid betaalt sinds de grondwetswijziging van 1917 ook het onderwijs op de bijzondere scholen
grondrechten
basisrechten voor elke bruger, bijvoorbeeld voor meningsuiting, godsdienst en onderwijs
industriele revolutie
een grote verandering van de manier van producrene en van de samenleving door de komst van fabrieken en nieuwe vervoermiddelen
kinderwetje van van houten
1874, kinderen onder 12 werken niet meer in fabrieken
klassieke grondrechten
grondrechtne die in1848 in de grondwet zijn vastgelegd en die ervoor zorgen dat nederland een vrije democratie is
liberalen
mensen die opkomen voor de vrijheid van burgers en die vinden dat de regering zo weinig mogelijk regels moet maken
luxemburgse kwestie
een ruzie tussen de koning en het parlement over luxemburg (1866,1867) na deze kwestie moest de koning accepteren dat het parlement echt de baas was