Aardrijkskunde 4.3 Flashcards
aanlandige wind (zeewind)
wind die van zee naar land waait
aanvoer van warmte en kou van elders
wereldwijde lucht- en zeestromen zorgen voor transport van warmte en kou
aflandige wind (landwind)
wind die van land naar zee waait
afstand tot zee
afstand van een plaats tot de dichtstbijzijnde zee
altijdgroene mediterrane plantengroei
vorm van vegetatie in het middellandse zeegebied die is aangepast aan een klimaat met lange perioden van droogte
barometer
instrument om luchtdruk te meten
bewolking
zichtbare concentraties van waterdruppeltjes in de lucht
bewolkingsgraad
percentage van de lucht dat bedekt is met wolken
breedteligging
ligging van een plaats ten opzichte van de evenaar
broeikasgas
gas dat warmte vasthoudt in de atmosfeer. co2 is een voorbeeld
depressie
een gebied met lage luchtdruk, gekenmerkt door bewolking en neerslag
draineren
afvoeren van overtollig water door een buizensysteem
droge lucht
lucht die weinig waterdamp bevat
droge winter
gemiddeld koud seizoen met weinig neerslag
droog klimaat
klimaat met een neerslag van minder dan 500 millimeter per jaar
drukgordel
zone met hoge of lage druk over de gehele breedte van de aarde
ecologische voetafdruk
getal dat laat zien hoeveel ruimte nodig is om alles wat je in een jaar tijd gebruikt te produceren en te verwerken
eeuwige sneeuw
gebieden op aarde die altijd bedekt zijn met sneeuw
extensieve landbouw
landbouw met relatief weinig opbrengst per hectare
frontale neerslag
neerslag die onstaat als koude lucht en warme lucht met elkaar in botsing
gematigd landklimaat
klimaat met weinig tot geen invloed van zee, waardoor de zomers heet zijn en de winters streng
gematigd zeeklimaat
klimaat waarbij de gemiddelde temperatuur van de warmste maand hoger is dan 10 graden en gemiddelde temperatuur van de koudste maand tussen -3 en 18
gemengd bos
bos met naaldbomen en loofbomen door elkaar heen
gesteldheid van het aardoppervlak
land/water, toestand van een gebied op aarde