e-o-o Flashcards
bedelven (overwhelm, bury)
bedolf, bedolven, bedolven
bergen (store, save)
borg, borgen, geborgen
bewegen
bewoog, bewogen, bewogen
delven (dig, unearth)
dolf, dolven, gedolven
gelden (apply, count)
gold, golden, gegolden
melken
molk, molken, gemolken
schelden (scoff/scold)
schold, scholden, gescholden
schenden (to violate)
schond, schonden,geschonden
schenken (give/donate)
schonk, schonken, geschonken
scheren (to shave)
schoor, schoren, geschoren
smelten
smolt, smolten, gesmolten
treffen (meet, strike)
trof, troffen, getroffen
trekken (to pull)
trok, trokken, getrokken
vechten (to fight)
vocht, vochten, gevochten
vertrekken (to depart)
vertrok, vertrokken, vertrokken
vlechten (fläta, snöra)
vlocht, vlochten, gevlochten
wegen (väga)
woog, wogen, gewogen
zenden
zond, zonden, gezonden
zwellen
zwol, zwollen, gezwollen
zwemmen
zwom, zwommen, gezwommen