Duo3.2 - Use adverbs, use pronominal adverbs Flashcards
Use adverbs, use pronominal adverbs
echt
really / real /
truly / honestly
even
briefly / for a second /
for a moment / for a bit
natuurlijk
natural / naturally / of course
zelfs
even
ongeveer
approximately / about / roughly
vooral
mostly / in particular / especially
opnieuw
again / reread / rereading
toch
right? / still / yet / anyway
eigenlijk
by the way / even / actually / really
gewoon
just / simply / normal
binnenkort
soon
precies
exactly / precisely / exact
gemakkelijk
easily / easygoing
eigen
own
waarschijnlijk
probably / likely
eens
once more / once
bijvoorbeeld
for example / for instance
dichtbij
near / nearby
onmiddellijk
immediately
behoorlijk
quite
helaas
unfortunately
gelukkig
fortunately
gebeurt
happens
nog eens
once more
ernaast / er … naast
next to it / beside it
mee
with / along
ermee / er … mee
with it
ernaar / er … naar
at it
erin / er … in
in it / inside of it
erop / er … op
on them / on it / to it
ervan / er … van
from it / loves it / of it
erheen / er … heen
there
ertegen / er … tegen
against it
eraan / er … aan
to it
ervandaan / er … vandaan
from there / from it / away from it
ertussen / er … tussen
between them / among them
eruit / er … uit
out of it
daarom
because of that / that is why / therefore
daar
there / over there
hierbij / heir … bij
with this / when doing this / hereby
daarop
on that / on there
daarna
after that / afterwards
hiermee
with this
heir
this / here
waar
where / what
over
about / above / over
naartoe
to
trots
proud
waarvoor / waar … voor
what for
waarnaartoe
where to
waarover
about what
ergens
somewhere / anything
overal
everything
nergens
not anything / not anywhere / nowhere
hiervandaan
from here
ergens op
for something