Duo 3.11 - State facts Flashcards
1
Q
besta / bestaan
A
exist
2
Q
antwoordt
A
answers / responds
3
Q
deel / delen
A
share
4
Q
verdwijn / verdwijnt / verdwijnen
A
disappear / vanish
5
Q
zing / zingt / zingen
A
sings
6
Q
veroorzaakte
A
caused
7
Q
steun / steunt / steunen
A
support
8
Q
haat
A
hate
9
Q
eindigt
A
ends / finishes
10
Q
biedt / aanbieden.
A
offers
11
Q
verwacht / verwachten
A
expect
12
Q
bewaar / bewaren
A
keep / store / save
13
Q
andere
A
different
14
Q
klaagt / klagen
A
complains
15
Q
vul / vullen
A
fill