Duo 3.3.2 - conjugate strong verbs Flashcards
heb/heeft/hebben … gelezen
read
heb/heeft/hebben … geschreven
written / wrote / did (he/she/you/I) write
heb/heeft/hebben … opgeschreven
written down
heb/heeft/hebben … gegeten
eaten
heb/heeft/hebben … gezien
seen
gekomen
come/came
net
just
gestaan
stood / did (he/she/you/I) stand
geweest
been
gegaan
gone
begrepen
understood / did (he/she/you/I) understand
verkeerd begrepen
misunderstood
geslapen
slept
nadat
after
gedronken
drunk / drank
gelopen
walked
gekozen
chosen
vanochtend
this morning
gezwommen
swam
gebracht
brought
gedaan
done / put
begonnen
has started / begun
gehad
had
gekregen
received / got / gotten
gekocht
bought / purchased
geleden
ago
gezocht
searched (for)
aangekomen
arrived
geworden
has become
gegeven
given / gave
nagedacht
reflect / thought
vorig / vorige
last
gedacht
thought