David, R. J., Sine, W. D., & Haveman Flashcards

1
Q

Wat is de centrale onderzoeksvraag van het artikel?

A

Hoe legitimeren institutionele ondernemers nieuwe organisatievormen in opkomende velden?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Welke unieke uitdagingen hebben institutionele ondernemers in opkomende velden volgens het artikel?

A

In opkomende velden ontbreken gevestigde normen, rollen en structuren, waardoor ondernemers externe logica’s moeten gebruiken om legitimiteit te verkrijgen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Welke drie pioniers worden genoemd in de opkomst van managementconsultancy?

A

Edwin Booz, Arthur Little en James McKinsey.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is het verschil tussen gevestigde velden en opkomende velden?

A

In gevestigde velden zijn er bestaande structuren en normen waarop veranderingen worden gebaseerd, terwijl in opkomende velden deze ontbreken en externe logica’s nodig zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat zijn institutionele ondernemers en welke rol spelen zij in het artikel?

A

Institutionele ondernemers zijn mensen die sociale vaardigheden inzetten om nieuwe organisatievormen te introduceren en te legitimeren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat wordt bedoeld met theoretisering in de context van dit artikel?

A

Het formuleren van problemen en oplossingen binnen een algemeen erkend kader dat aansluit bij bredere sociale waarden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Hoe helpt affiliatie bij het verkrijgen van legitimiteit?

A

Door samen te werken met erkende autoriteiten of instellingen, lenen ondernemers hun legitimiteit en versterken zij het vertrouwen in hun organisatievorm.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat houdt collectieve actie in volgens het artikel?

A

Samenwerking tussen verschillende partijen om weerstand te overwinnen en een gezamenlijke identiteit te creëren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Welke structurele veranderingen in de Amerikaanse economie droegen bij aan de opkomst van managementconsultancy?

A

Bedrijven werden groter, geografisch verspreid en gediversifieerd, wat behoefte creëerde aan complexe managementstructuren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Hoe zorgden regulatoire veranderingen in de jaren 1930 voor kansen voor consultants?

A

Wetten zoals de Glass-Steagall Act beperkten de rol van banken en accountants als zakelijke adviseurs, waardoor consultants deze functies konden overnemen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Welke twee alternatieve modellen concurreren met de professionele vorm van consultancy?

A

Interne consultancy (adviesgroepen binnen bedrijven) en het commerciële model (grootschalige, laaggeprijsde diensten met agressieve verkoopstrategieën).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Waarom konden deze alternatieve modellen geen brede acceptatie vinden?

A

Ze misten de prestige en legitimiteit die de professionele vorm had.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Welke problemen en oplossingen identificeerden pioniers zoals Booz, Little en McKinsey?

A

Ze identificeerden inefficiëntie en slechte coördinatie in grote organisaties en boden oplossingen gebaseerd op psychologie, accountancy en natuurwetenschappen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Hoe gebruikten Edwin Booz, James McKinsey en Arthur Little externe logica’s in hun aanpak?

A

Door wetenschap en rationaliteit uit de Progressieve beweging toe te passen in hun methoden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Op welke manieren versterkten de pioniers hun legitimiteit via affiliaties?

A

Door samen te werken met instellingen zoals MIT, de University of Chicago en Northwestern University.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat was de rol van collectieve actie in de legitimatie van managementconsultancy?

A

Ze creëerden professionele verenigingen, ethische standaarden en werkten samen met academische en industriële instellingen.

17
Q

Hoe presenteerden de pioniers altruïsme als onderdeel van hun werk?

A

Ze benadrukten maatschappelijke vooruitgang boven winst. Bijvoorbeeld, McKinsey hielp een klant bij een herstructurering ten koste van zijn eigen praktijk

18
Q

Waarom was altruïsme belangrijk voor het legitimeren van hun organisatievorm?

A

Het versterkte de morele legitimiteit in een veld zonder gevestigde normen.

19
Q

Hoe vergroten institutionele ondernemers de legitimiteit van hun organisatievorm volgens de proposities in het artikel?

A

Door problemen te koppelen aan maatschappelijke waarden en oplossingen te baseren op erkende expertise (contradicties & externe logica’s).

20
Q

Wat is de rol van affiliaties in het vergroten van geloofwaardigheid?

A

Ze bieden kwaliteitsgaranties en versterken vertrouwen.

21
Q

Waarom is altruïsme cruciaal in opkomende velden?

A

Het toont betrokkenheid bij maatschappelijke vooruitgang en bouwt morele legitimiteit op.

22
Q

Welke drie strategieën waren volgens het artikel essentieel voor het succes van de professionele vorm van managementconsultancy?

A

Theoretisering, affiliaties en collectieve actie.

23
Q

Hoe zijn de inzichten uit dit artikel toepasbaar in andere opkomende velden?

A

Ze laten zien hoe nieuwe initiatieven legitimiteit kunnen winnen door externe logica’s, samenwerkingen en maatschappelijke betrokkenheid.

24
Q

Hoe kunnen hedendaagse ondernemers externe logica’s gebruiken om vertrouwen te winnen?

A

Door hun initiatieven te verbinden aan bredere maatschappelijke waarden.

25
Q

Waarom is samenwerking met erkende autoriteiten belangrijk voor legitimiteit?

A

Het verhoogt de geloofwaardigheid van nieuwe ideeën en organisatievormen.

26
Q

Hoe kan altruïsme bijdragen aan morele legitimiteit?

A

Door te laten zien dat maatschappelijke voordelen belangrijker zijn dan eigenbelang.