College genderdysforie Flashcards

1
Q

Dsm definitie van Genderdysforie

A

Incongruentie tussen het ervaren/geuite gender en het toegewezen gender gedurende minstens 6 maanden. Gepaard gaande met klinisch significante lijdensdruk of beperkingen in het sociale of schoolse functioneren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Transgender

A

iemand die zich voelt als het andere geslacht dan zijn of haar biologische geslacht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

multidisciplinaire team van GD

A
  • medisch psycholoog
  • psychiatrie
  • endocrinologie
  • gynaecologie
  • urologie
  • Plastisch chirurgie
  • KNO
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

genderidentiteit

A

hoe je je voelt van binnen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

genderexpressie

A

hoe je je wil tonen aan de buitenwereld

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

DSM5 criteria genderdysforie kinderen

A
  • sterk verlangen om ander gender te zijn dan het gender dat is toegewezen
  • crossdressing
  • sterke voorkeur voor rollen andere gender
  • sterke voorkeur speelgoed/spelletjes andere gender
  • afkeer eigen geslachtskenmerk
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Factoren die een rol spelen bij persistentie GD

A
  • intensiteit van GD
  • hoeveelheid crossgender gedrag
  • vroege sociale transitie (in bio jongens)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat zijn psychische cormobiditeiten bij kinderen met GD? Wat kan een mogelijke verklaring hiervoor zijn

A
vooral internaliserende problematiek:
- depressie
- (sociale) angst
-  Autisme spectrum stoornis
Verklaring kan de intolerante maatschappij zijn
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Reparative therapy

A

In een icoleercel zetten en dan moet het vanzelf over gaan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Watchful waiting

A

terughoudend tot de puberteit voordat ze overgaan tot medisch ingrijpen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Early social transitioning

A

zo vroeg mogelijk de omgeving meegaan naar het andere geslacht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Hoort GD op kinderleeftijd in de DSM? Geef een voor en een tegen

A

Voor: kunnen op deze manier hulp krijgen, zonder diagnose is het lastig om hulp te krijgen (zorverzekeraar ect)
Nee: Krijgen een stempel terwijl het misschien variatie is in ontwikkeling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

DSM 5 bij adolescenten en volwassenen

A

Duidelijke incongruentie tussen ervaren gender vs primaire en/of secundaire geslachtskenmerken

  • sterk verlangen om eigen primaire en of secundaire geslachtskenmerken niet te hebben
  • sterk verlangen om geslachtskenmerken van andere gender te hebben
  • sterk verlangen om gewenste gender te zijn/ zo te worden behandeld
  • sterke overtuiging de kenmerkende gevoelens en reactie van het gewenste gender te ervaren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

cormorbiditeit bij adolescenten met GD

A

32%

  • angst
  • depressie
  • Gedrasgsproblemen
  • ASS
  • eetproblemen
  • 30% heeft suïcidale gedachten, een poging gedaan of doet automutilatie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Aanpak GD bij adolecenten (diagnostische fase)

A
  • intake
  • individuele gesprekken
  • oudergesprek
  • psychologisch onderzoek
  • voorlichting hormonen en verwachting management
  • adviesgesprek en informed consent
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Waaruit bestaat het psychologisch onderzoek bij GD bij kinderen?

A

IQ onderzoek, persoonlijkheidsonderzoek, CBSA (competentie belevingsschaal voor adolescenten –> emotionele/gedragsproblemen)

17
Q

Hoe ziet de behandelfase eruit?

A

decapeptyl (puberteitsremmers) om de diagnostische fase te verlengen

  • cross-sekse hormonen
  • operatie (18+)
18
Q

Wat breng je in kaart bij diagnose van GD

A
  • medisch functioneren
  • sociaal functioneren en steun
  • seksueel functioneren
  • genderidentiteit
  • cognitie en wilsbekwaamheid
  • psychologisch functioneren
  • informatieverschaffen
19
Q

Wanneer worden er geen puberteitsremmers gegeven?

A
  • ernstige comorbiditeit/pscyhopathologie
  • onder de 10 jaar
  • nog niet voldoende in puberteit
  • geen goed ondersteunende familie
20
Q

Waarom worden er puberteitsremmers gegeven?

A
  • tijd voor een gebalanceerde beslissing
  • minder psychisch lijden, normale adolescentie
  • beter resultaat na GAB
21
Q

passabiliteit

A

het erin slagen om sociaal als man of vrouw gezien te worden

22
Q

positieve effecten van puberteitsremmers bij transmeisjes

A

geboren jongens

  • beharing stopt
  • voorkomt stemsverlaging
  • teelbalgrootte en erecties nemen af
  • keel en schouderontwikkeling stopt
23
Q

positieve effecten puberteitsremmers bij transjongens

A

afname of uitblijven borstgroei

uitblijven of stoppen menarche

24
Q

Wat zijn Cross-seks hormonen?

A

worden na 16e jaar gegeven. Transmeisjes krijgen oestrogenen en transjongens testosteron

25
Q

comorbiditeit bij volwassenen met GD

A
  • angst
  • depressie
  • 30% heeft een poging gedaan of doet autmutilatie
  • persoonlijkheidsstoornis (vermijdend, paranoïde)
26
Q

masectomie

A

borstverwijdering

27
Q

hysterectomie

A

baarmoederverwijdering

28
Q

metaidoioplastiek

A

iets maken in de richting van een penis (niet in de buurt van wat een echte penis is –> hierdoor kiezen veel er ook niet voor)

29
Q

fallosplastiek

A

penisoperatie, maken van een penis

is veel ingrijpender met veel complicaties en een groot litteken.

30
Q

waar hangt de keuze van de behandeling vanaf?

A
  • wens van de patiënte
  • psychische kwetsbaarheid
  • BMI, grootte clitoris/schaamlippen, huidaspecten
31
Q

vaginaplastiek

A

maken van een vagina
- veel complicaties
soms met gebruik van stukje darm

32
Q

Facial feminization surgery (FFS)

A

aangezichtschirurgie = het gezicht vrouwelijker maken

33
Q

risicofactoren voor spijt

A
  • twijfel vooraf
  • inadequate diagnose (geen GD, maar psychose)
  • slechte uitkomst chirurgie
  • ontgoochelde sociale transitie fase