college Diabetes Flashcards

1
Q

wat is het perspectief van het kind?

A

je moet bij alles nadenken. Vinden het een moeilijke ziekte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is het perspectief van de arts?

A

Dat het kind goed met de diabetes om kan gaan, de diabetes goed geregeld is (goed ingesteld)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

wat is het perspectief van de psycholoog?

A

Dat het kind een goede integratie heeft van diabetes en de leefstijl.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is het perspectief van het brusje?

A

voelt zich vaak achtergesteld, omdat het kind met diabetes zoveel aandacht nodig heeft

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Waardoor zal de komende jaren verbetering van de zorg van kinderen met diabetes komen?

A

zelfmanagement

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Waarom moet roken vermeden worden bij diabetes patiënten?

A

Diabetes patiënten hebben een verhoogde kans op artheroslecrose en roken heeft een vergelijkbaar proces –> cummulatief

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is diabetes type 1?

A

Bij DM1 is er geen insuline, omdat het lichaam de bètacellen in de alvleesklier vernietigd. De koolhydraten kunnen zo niet naar de cel toe en plassen het ongebruikt weer uit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

wat is de glucostaat?

A

Hetzelfde principe als een thermostaat. Glucostaat zorgt ervoor dat bij teveel bloedsuiker meer insuline wordt gemaakt, waardoor de bloedsuikerwaarde daalt. En bij te lage bloedsuiker de insuline wordt geremd en glucogeen wordt afgegeven. Bij diabetes patiënten mist deze glucostaat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat zijn de risicofactoren voor DM2

A

overgewicht, erfelijkheid en lifestyle

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is MODY?

A

een DNA afhankelijke vorm van diabetes

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is de behandeling van DM1

A

insuline spuiten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is de behandeling van DM2?

A

lifestyle veranderingen, tabletten die bloedsuiker verlagen en in laat stadium insuline spuiten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is een hypo?

A

lage bloedsuikerwaarde waarbij ze buiten bewustzijn kunnen raken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Welk effect heeft sporten?

A

BIJ sporten wordt het lichaam gevoeliger voor insuline waardoor je minder insuline nodig hebt. Geeft minder schommelingen in bloedsuikers en gunstig effect op HBa1C

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat zijn nadelen van een sensor?

A
  • het kan een obsessie worden voor zowel ouders als voor het kind (obsessief meten bloedsuikerwaarden)
  • kan er onzeker van worden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Welke invloed heeft bloedsuikerwaarde op de stemming? 2 manieren

A
  • Glucose is de brandstof voor je hersenen. Wanneer je teveel/weinig glucose hebt krijg je ontregeling in je hersenen. Heel laag/heel hoog kan je niet goed concentreren en vermoeidheid. Bij een hypo stemmingswisselingen
  • Insuline zit in je endocriene stelsel. Wanneer er ontregeling is ga je dat dus ook voelen in de stemming

–> het is belangrijk om gedrag van kinderen te begrenzen bij een hypo/hyper

17
Q

Hoe zijn psychische aspecten van diabetes belangrijk?

A
  • DM1 diagnose wordt ervaren als een psychologische crisis. Ouders krijgen na horen PTSS, kinderen meer stress rondom ingrepen en ouders maken zich druk om de toekomst
  • 10 jaar na diagnose voldoet 1/3 aan dsm classificatie
  • verklaren voor 50% de therapietrouw
  • verbeteren HbA1c en psychologisch welbevinden
18
Q

Wat is het doel van psycholoog?

A

het aanpassen aan DM1 en gedragsveranderingen:

  • risicofactoren die gedragsverandering in de weg staan
  • beschermende factoren die de gedragsverandering mogelijk maken
19
Q

wat moet je doen voordat je gedrag kan veranderen?

A

openstaan, weten wat je moet doen, willen veranderen, kunnen veranderen, doen en verandering volhouden

20
Q

Depressie en DM1

A
  • chronische ziekte is een risicofactor voor ontwikkelen depressie
  • depressie is gerelateerd aan afname therapietrouw
  • negatieve impact op kvl en medische resultaten
21
Q

Angst en DM1

A
  • prikangst
  • gegeneraliseerde angst
  • PTSS (kind of ouders)
22
Q

Eetstoornissen en DM1

A
  • 2x zo hoog risico op ontwikkelen eetstoornis meisjes >8.
  • spelen met insuline. Wanneer ze veel gegeten hebben spuiten ze niet en wordt de suiker niet opgenomen
  • door insuline worden ze iets dikker
  • complexe samenhang (gaat over emoties en eten)
23
Q

Korte termijn risico’s eetstoornissen

A
  • DKA
  • slechte regulatie
  • secundaire emotionele problemen
  • slechte kvl
24
Q

Wat zijn lange termijn risico’s eetstoornissen

A
  • chronische slechte bloedglucose regulatie
  • vroeg ontstaan microvasculaire regulatie
    vroegtijdig overlijden
25
Q

overige ontwikkelingspathologie

A

niet anders dan bij normale kinderen

26
Q

Gezinsfactoren

A
  • stress: acute bij diagnose (PTSS) chronische stress, slaapgebrek (hypo), ouderlijke stress in het algemeen hoger bij ouders met DM1.
  • opvoedingsstijl
  • gezinsproblemen voor de diagnose zijn belangrijkste voorspeller problemen na diagnose
27
Q

Cognitie en breinontwikkeling bij diabetes

A

Ernstige hypo heeft grote impact op neurocognitieve ontwikkeling.
DM1 heeft door glycaemische schommelingen direct effect op cognitie
DM1 heeft structurele effecten op brein: lager IQ, lager opleidingsniveau of krijgen ze minder kansen?)