College 7 - Obsessief – compulsieve stoornis Flashcards

1
Q

Obsessief - compulsieve stoornis (OCS/OCD)

A
  1. je hebt dwanggedachten (obsessies)
  2. je hebt dwanghandelingen (compulsies)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Je hebt dwanggedachten

A
  • terugkerende, nare, beangstigende ideeën/beelden/impulsen
  • die angst of onrust oproepen,
  • waaraan je je moeilijk kan onttrekken
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

je hebt dwanghandelingen

A
  • zich herhalende handelingen
  • vaak met als doel angst of onrust weg te nemen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Egosyntoon versus egodystoon

A

ervaar je iets alsof het van jou is of bij je hoort, of is het iets wat niet van jou komt maar het is wel in je hoofd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Ocs leidt vaak tot…

A

vermijding, om dwanggedachten en handelingen te voorkomen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wanneer heb je het?

A

> 1 uur per dag aanzienlijk leed en interferentie met dagelijks leven

  • geen gevolg van medicatie, drugs of lichamelijk ziekte
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Dimensies

A

1) smetvrees
2) agressie en verantwoordelijkheid
3) religieuze en seksuele obsessies
4) symmetrie, ordening, herhalen, tellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Voorbeelden van dwanggedachten

A

(gevaren, ziektes, viezigheid, symmetrie, religie, de dood, agressie)

  • ‘’deze dingen maken me ziek’’
  • ‘’er zal een ramp gebeuren’’
  • ‘’anderen worden vies als ik naar ze kijk’’
  • ‘’ik word dom als ik naar een geestelijk gehandicapte kijk’’
  • ‘’als ik aan Hitler denk, verandert mijn persoonlijkheid’’
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Voorbeelden van intrusies

A

Intrusies: gedachten/beelden over akelige, gekke of gênante dingen

  • ‘’ik wil mijn moeder vermoorden’’
  • ‘’als ik die man een zetje geef, ligt hij zo op het spoor als de trein eraan komt’’
  • Het stuur zomaar omgooien in de auto, terwijl je op de snelweg rijdt
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Thought action fusion (TAF) =

A

dat ik dit denk is het net zo erg als het doen of maakt de kans groter dat ik het doe

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Thought event fusion (TEF) =

A

dat ik dit denk maakt de kans groter dat het gebeurt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Thought object fusion (TOF) =

A

dat ik dit denk, verandert dingen of gebeurtenissen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

OCS en verwante stoornissen

A
  • Morfodysfore stoornis (Body Dysmorphic Disorder; BDD)
  • Verzamelstoornis (Hoarding disorder)
  • Haaruittrekstoornis (Trichotillomanie)
  • Huidpulkstoornis (Exoriatiestoornis)
  • OCS door middel/medicatie/somatische aandoening
  • Andere gespecificeerde OCS of verwante stoornis
  • Ongespecificeerde OCS of verwante stoornis
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Diagnostiek - instrumenten

A
  • Screening
    o OCD schaal van Child Behavior Checklist (CBCL)/ Youth Self-report (YSR)
    o Short OCD Screener
  • Verdiepende diagnostiek
    o Children’s Yale-Brown Obsessive Compulsive Scale (CY-BOCS)
    o Klinisch interview (SCID-5 Junior of K-SADS)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Diagnostiek - differentiële diagnostiek

A
  • tics
  • depressie
  • autisme
  • eetstoornis
  • schizofrenie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Tics/ syndroom van Gilles de la Tourette

A

Verschil dwang en tics:
- intentie van gedrag
- dwanghandeling heeft als doel angst reduceren, te zien als noodzakelijk kwaad om angst te bestrijden
- tics verminderen urge/sensatie

genetisch verwantschap verondersteld tussen dwang en tics

17
Q

Depressie

A
  • depressie vaak secundair aan dwang
  • gedachten bij depressie: schuld, mislukken, waardeloos voelen, egosyntoon, niet neutraliseren
18
Q

Autisme

A

Verschil dwang en rituelen/stereotypen
- rituelen zijn egosyntoon
- geen angst als aanleidingen, meer controle hebben over je wereld

OCS kan comorbide zijn aan autisme

19
Q

Eetstoornis

A
  • dwangmatige gedachten of rituelen egosyntoon
  • beperkt tot eten of lichaamsomvang

Geen OCS bij alleen eten als thema

20
Q

Schizofrenie

A
  • dwangrituelen vreemd/bizar, bijzondere gevolgtrekkingen, maar ook weinig egodystoon
  • realiteitstoetsing, denkstoornissen (inhoudelijk of formeel)
  • iemand met een psychose denkt dat het écht waar is
21
Q

Prevalentie

A

2-3% alle leeftijden
0.5-2% kinderen en jongeren

start in jeugd bij 30-70% vd volwassenen

gemiddelde aanvangsleeftijd dwang ong 10 jaar

iets meer vrouwen dan mannen, maar iets meer jongens dan meisjes

age of onset bij jongens vroeger

22
Q

Comorbiditeit

A

80-90% heeft ook een andere psychische stoornis

-50-60% angststoornis
-tot 60% tics
-25-60% depressie
-25% adhd
-5-10% ass
-10% eetstoornis

23
Q

Etiologie
40% genetische factoren en 51% door niet-gedeelde omgevingsfactoren

A
  • Brein
    o Meer activiteit in neurale netwerken voor affectieve en gewoontevormingsprocessen
    o Minder activiteit in neurale netwerken voor cognitieve controle
  • Omgeving
    o Geen bewijs voor ouders, gezinsproblemen, trauma’s
    o Wel aanleidingen: toegenomen verantwoordelijkheid, informatie over gevaren (asbest, vogelgriep), puberteit
24
Q

2 psychologische verklaringsmodellen

A
  • 2 fase model
  • cognitief model
25
Q

2 fase model

A

Klassieke conditionering: angst ontstaat na gebeurtenis, koppeling van prikkels aan angst  geen bewijs

Operante conditionering: angst/ dwang blijft in stand door bekrachtiging (dat dwanghandeling helpt) > wel bewijs

Maar waarom steeds meer dwanghandelingen nodig? En hoe ontstaat het?

26
Q

Cognitief model

A
  • Betekenisgeving/interpretatie van normale intrusies > cognitieve therapie
  • Herhalen van handelingen, geeft meer onzekerheid > exposure met responspreventie
    Oude associatie onderdrukken door leren van nieuwe verwachting
27
Q

Behandeling

A
  • Cognitieve gedragstherapie
    o Gedrag > exposure met responspreventie
    o Gedachten > cognitieve therapie
  • Ouderbegeleiding
  • Medicatie

protocol bedwing je dwang

28
Q

Behandeling van de jeugdige

A
  • Uitleg (psycho-educatie): geen ‘’gekte’’, schema van dwang
  • Rationale van de behandeling
  • Inventarisatie klachten
  • Huiswerkopdrachten of oefeningen
  • Aandacht voor hoe kind over dwang en aanleiding denkt
  • Begrip van het waarom van behandeling!
  • Jonge kinderen: uitdagen door middel van spelletjes
29
Q

Behandeling met betrekking tot de ouders

A
  • Zijn altijd betrokken bij dwangproblematiek
    o Geen oorzaak, maar hebben invloed op blijven ontstaan
    o Gezinsproblemen als gevolg van dwang
  • Uitleg (psycho-educatie) over OCS en rol van andere gezinsleden
  • Gevolgen van dwang
  • Betrokkenheid bij behandeling: hulp bij exposure
    SPACE: supportive parenting for anxious child emotions
30
Q

Behandeling: CGT
gedrag >

A

exposure met responspreventie
- Geleidelijk afbouwen van dwanghandelingen/rituelen
- Grote kans op vermijding, maar juist wel exposure

31
Q

Gedachten >

A

cognities veranderen
- Helpende gedachten
- Obsessie nuanceren (hoe vaak is er een ongeluk op het kruispunt, en hoe groot is de kans dat het door een tak komt, en hoe groot is de kans dat hij dan dood gaat, en welke invloed heb ik dan?)
- Interpretatie/betekenisgeving uitdagen

32
Q

exposure met responspreventie:

A
  • Precieze omschrijving van alle dwanghandelingen
  • Gradaties in ernst, hiërarchie in handelingen duidelijk hebbe
    o Controleren deur is belangrijker dan raam
    o Bus is viezer dan trein
  • Stap voor stap staken
    Parallel bezig zijn met hanteren van de angst/spanning die exposure geeft
  • Aandacht weg van gedachten verschuiven
  • Ontspanningsoefeningen
33
Q

technieken voor jeugdigen die overtuigd zijn van hun gelijk:

A
  • Tegenargumenten bedenken/noteren
  • Anderen vragen hoe die er tegenaan kijken
  • Geloofwaardigheid van eigen en alternatieve gedachten
34
Q

Technieken voor jeugdigen die bereid zijn gedachten kritisch te bekijken:

A
  • Voor en tegen: argumenten waarom dwang wel of niet nodig is
  • Onderzoek: verzamelen van informatie
  • Risicoprofiel: kansberekening (kans per stap)
  • Nuanceren: smoezelig vs vies
35
Q

Technieken wanneer gedachten hardnekkig blijven bestaan:

A
  • Anders omgaan met gedachten: afstand nemen, gedachten externaliseren
  • Beelden veranderen: exposure aan beelden en vervangen door prettige beelden (+ betekenis)
  • Nuttige straf: registratie van dwanggedachten of voor elke dwanghandeling geld sparen
36
Q

Technieken bij dwanggedachten en angsten voor gebeurtenissen die niet zo erg zijn:

A
  • Stel dat? Hoe groot is de kans? Hoe erg is dat dan? Wat kan ik dan doen?
  • Gedragsexperiment: wat gebeurt erbij niet uitvoeren van ritueel of verminderen van ritueel?
37
Q

Ocs=

A

de nggedachten (o