College 4 ADHD aant + boek Flashcards

1
Q

Twee clusters met gedragingen in DSM5 en eisen

A
  1. inattentie/ onoplettendheid
    - hyperactiviteit/ impulsiviteit

> moet pervasief zijn (> 1 setting), lijdensdruk zijn of last bij kind of omgeving, kenmerken aanwezig voor het 12e levensjaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Drie types ADHD

A
  1. inattentief = vooral moeite met opletten, niet heel druk of impulsief (ADD) (30%)
  2. hyperactiviteit/impulsief = heel druk en minder moeite met opletten (5%)
  3. gecombineerd (65%)

grote fenotypische heterogeniteit binnen ADHD

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Prevalentie ADHD

A

Kinderen: 3 - 7 % (1 in elke klas)
Volwassenen: 2,5 %

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Mythe prevalentie ADHD: ‘‘adhd is iets van deze tijd’’

A

geen toename in prevalentie in de laatste 30 jaar volgens onderzoek Polancyzk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Geschiedenis adhd

A

 Iets wat gedurende de jaren al wel gezien wordt
 Sinds 1960 niet heel veel verder gekomen: blijft op ritalin en ouderstrainingen als behandeling
 Weinig van nieuwe interventies effectief

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Veel bijkomende problemen van ADHD - comorbiditeit

A
  • ODD
  • Ticsstoornissen
  • Anxiety + ODD
  • stemming
  • axniety
    *conductproblems
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Er zijn enorm veel dingen die kunnen leiden tot inattentie/hyperactiviteit/impulsiviteit. Hierdoor is het in de praktijk lastig om adhd te diagnosticieren. volgens de DSM-5:

A

als het gedrag niet beter verklaard kan worden door een andere stoornis, dan gaan we uit van adhd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Oorzaken van ADHD (Farone et al.)

A
  • Genetische factoren (erfelijkheid) > kwetsbaarheid om adhd te vertonen en die komt tot uiting door interactie met omgevingsfactoren
  • Omgeving kan adhd verergeren of in stand houden
    o Ouderlijk stress, familieconflicten, negatief opvoedgedrag
    o Blootstelling lood, toxische stoffen
    o Pre- en perinatale problemen (bv middelengebruik tijdens zwangerschap)
    o Prematuriteit (= te vroeg geboren worden)
    o Armoede, trauma, deprivatie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

ADHD is geen hersenaandoening want

A
  • Verschillen in hersenen zijn klein tussen kinderen met en zonder adhd, alleen op groepsniveau, overlap is groter dan de verschillen, MRI scan om adhd vast te stellen is dus zinloos
  • Adhd is afspraak hoe we gedrag noemen, geen afgebakende biologische categorie
  • Gedrag is afhankelijk van omgeving en verwachtingen, niet alleen van het kind en de hersenen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

ADHD als risicofactor in de ontwikkeling, is in de kindertijd een risicofactor voor:

A
  • Verkeersongelukken
  • Middelenmisbruik
  • Agressie/delinquentie
  • Seksueel risicogedrag (bv soa’s of tienerzwangerschap)
  • Gokproblemen
  • Financieel risicogedrag (bv impulsief kopen, niet sparen)
  • Voeding- gerelateerd risicogedrag (> obesitas)
  • …en nog meer
    Dus… preventie en vroege interventie is cruciaal!
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Is adhd voor altijd?

A

Sommige kinderen groeien over adhd heen, maar veel ook niet

  • 20-45 procent voldoen als volwassen aan criteria
  • 25-48 procent hebben kenmerken + lijdensdruk als volwassene
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Welke ontwikkeling is vertraagd bij kinderen met adhd?

A

vertraagd corticale ontwikkeling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Bij wie in de klas wordt adhd het meest vastgesteld?

A

de jongste kinderen van de klas (geboortemaand-effect)
Ze zijn nog wat minder ontwikkeld dan de oudere kinderen in de klas. Relatief jonge kinderen zullen we als afwijkende gedrag bestempelen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

3 modellen over ADHD

A

1) Functional Working Memory model (WM)
2) ‘‘Delay aversion’’ theory
3) Dual Pathway model

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

1) Functional Working Memory model (WM)

A

ADHD kenmerken zijn het resultaat van een te zware belasting van het beperkte werkgeheugen. Het werkgeheugen is de capaciteit om informatie vast te houden en te manipuleren. Kinderen met ADHD zijn hier niet zo goed in.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Voorspelling WM model

A
  1. Werkgeheugen belasting is vaak te hoog voor kinderen met adhd
    - Bijvoorbeeld ‘’maak rekenopgave 4-5, en lees daarna hoofdstuk 3’’
  2. Kinderen met adhd zoeken manieren om dit te compenseren
  3. Hyperactiviteit stimuleert hun brein
    ‘’activates brain based arousal mechanisms that support the executive/supervisory attentional component of working memory’’ (Dekkers et al., 2020)
17
Q

Betere WG prestatie bij kinderen met adhd die

A

actiever zijn. Hoe moeilijker de taak, hoe meer kinderen met adhd bewegen

18
Q

Implicaties

A

Als beweging voor sommige kinderen met adhd functioneel is:
- Moeten we dan wel zeggen stil te zitten? Of moeten we kijken of er niet storende manieren om te bewegen aanleren?
Maar: geen one-size-fits-all, veel heterogeniteit
 Veel studies onderweg op dit gebied

19
Q

2) ‘‘Delay Aversion’’ theory

A

Hoe er vind je het om te wachten en kan je wachten?

ADHD aversie tov wachten

  • keuze om te wachten vermijden, want wachten is aversief
  • problemen met vertraagde beloning
  • delay discounting ‘‘50 eu vandaag of 100 eu volgende maand’’ (de subjectieve waarde van zaken daalt met de afstand in de tijd, met uitstel)
20
Q

3) Dual pathway model

A

Adhd verklaard door problemen op gebied van:
1. Executief functioneren en/of
2. Motivationele/ beloningssystemen

21
Q

executief functioneren

A

Executieve functies gebruik je bij het verwerken van informatie en helpen om gedrag doelgericht te maken:
* Aandacht
* Inhibitie
* Werkgeheugen
* Flexibiliteit/ switching
* Organisatie/ planning
* Emotieregulatie
Al deze EF zijn beperkt bij veel kinderen met adhd

22
Q

Motivatie

A

Afwijkende beloningsgevoeligheid

Een te kleine beloning heeft niet het gevolg tot het gewenste gedrag. Een grotere beloning kan wel tot meer verandering te lijden. Om hetzelfde effect als bij normale kinderen te bereiken zijn er hogere beloningen nodig voor kinderen met adhd.

23
Q

Hoe onderzoek je dit model (dovis)?

A
  • 2 groepen kinderen met adhd en zonder
  • Meten hoe goed het werkgeheugen functionerende
  • Conditie 1: alleen feedback
  • Conditie 2: 1 euro winnen
  • Conditie 3: 10 euro winnen
  • Conditie 4: taakje ingebouwd in een game waar robots elkaar konden neerschieten (andere vertaling beloningsmodel dan geld)
24
Q

Resultaten dovis et al 2013

A
  • Kinderen zonder ADHD presteerden steeds hetzelfde en de vorm van beloning had geen effect op de prestatie
  • Kinderen met ADHD zijn afhankelijk van de beloning
  1. Controles > ADHD
  2. Controles al bij Feedback only optimal
  3. ADHD verbetert met beloning (meer verbetering bij grote beloning)
  4. ADHD normaliseert echter niet
    DUS: tekorten op beide pathways (EF en motivatie) bij ADHD

Prestaties over tijd
- Kinderen met adhd meer moeite om het vol te houden

Implicaties
1. Kinderen met ADHD hebben extra motivatie nodig, zeker bij lange taken (>5 minuten)

25
Q

Van dual-pathyway naar behandeling
executive pathway (werkgeheugenbelasting omlaag door)

A
  • taken opdelen
  • structuur (ruimte, plaats, tijd)
  • to do lijstjes
  • instructies: kort, herhalen
  • motorisch activiteit negeren
  • voorkom afleiding
26
Q

Van dual-pathyway naar behandeling
motivational pathway (motivatie omhoog)

A
  • beloningssystemen
  • beloon gewenst gedrag direct
  • maakt gewenst gedrag direct expliciet
  • maak taken aantrekkelijk
  • negeer ongewenst gedrag
  • belonen vs straffen 5:1
27
Q

Drie soorten regulatie:

A
  1. emotieregulatie: snelle ontwikkeling met name in de eerste 2 levensjaren. Het is
    belangrijk door kinderen om te leren dat emoties te reguleren zijn, want daarmee
    leren ze tevens dat emoties te beïnvloeden, te controleren en in te zetten zijn.
  2. gedragsregulatie
  3. aandachtsregulatie
28
Q

Om ADHD te kunnen vaststellen moet een kind voldoen aan de vijf aanvullende eisen:

A
  • Het gedrag is vroeg gestart
  • Er is sprake van extreem afwijkende ontwikkeling
  • Het gedrag vindt in meerdere situaties plaats
  • Het gedrag levert een duidelijke beperking in de ontwikkeling van het kind
  • De diagnose is gebaseerd op de indruk van meerdere respondenten
29
Q

De oppositionele-opstandige stoornis (ODD)

A

waarvoor kenmerken is dat kinderen
ongewoon negatief, afwijzend, ongehoorzaam en vijandig gedrag vertonen, vaak
tegen hun ouders en leerkrachten.

30
Q

wash out effect

A

met het vorderen van de leeftijd verbleken de symptomen

31
Q

Tien principes voor het opvoeden van een kind met ADHD volgens Barkley:

A
  • Geef uw kind meer directe feedback en laat meteen merken wat de consequenties
    zijn van zijn gedrag.
  • Geef uw kind geregeld feedback.
  • Zorg voor consequenties die een grotere invloed hebben.
  • Geef uw kind een aanmoedigingspremie in plaats van straf.
  • Streef ernaar consequent te zijn.
  • Geen woorden, maar daden.
  • Bereid u voor op probleemsituaties.
  • Denk eraan dat uw kind een handicap heeft.
  • Trek u de problemen of de stoornis van uw kind niet persoonlijk aan.
  • Oefen vergevingsgezindheid.
32
Q

Drie nieuwe alternatieve behandelvormen

A
  • eliminatiedieet
  • training van executieve functies dmv computergames
  • neurofeedback
33
Q

eliminatiedieet

A

het gaat hierbij in principe om normale voedingsmiddelen waarvoor
een kind allergisch kan zijn. Het kind mag een vijftal weken alleen maar
voedingsmiddelen eten waarvan bekend is dat ze geen allergische reacties
veroorzaken. Bij kinderen waarbij hiermee succes wordt geboekt kan worden
gesproken van food-induced ADHD.

34
Q

Training van executieve functies door middel van computergames

A

het bekendste
programma hiervoor is Cogmed, bedoeld voor kinderen van 7 tot 17 jaar. Werkgeheugentaken worden vijf dagen per week en vijf weken lang elke dag
ongeveer 45 minuten lang getraind. Het werkgeheugen blijkt hierbij te verbeteren en
dit heeft een remmend effect op de ADHD-symptomen.

35
Q

Neurofeedback

A

methode waarbij iemand leert zijn elektrische hersenactiviteit zelf te beïnvloeden. Hierbij wordt ervan uitgegaan dat voor elke cognitieve toestand als het ware een ideale combinatie bestaat van de hoeveelheid langzame en snelle hersengolven.