College 6 Posttraumatische stressstoornis Flashcards

1
Q

Wat vereist PTSS in de DSM-5?

A

Een traumatische gebeurtenis (als enige in de DSM-5!)
zoals mishandeling, vluchten voor oorlog of verkrachting

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wanneer is er sprake van PTSS?

A

als een kind slachtoffer is geweest of getuige van een traumatische gebeurtenis. Duidelijk verschil met andere angststoornissen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Na het trauma sprake van symptomen een aantal categorieën:

A
  1. herinnering aan gevaar
  2. vermijding
  3. negatieve cognities en gevoelens
    4.verhoogde prikkelbaarheid
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q
  1. intrusieve symptomen
A

verschijnselen die als ongewenst en opgedrongen worden ervaren, zoals herbelevingen van het trauma, flashbacks en nachtmerries.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q
  1. vermijdingsgedrag
A

zoals niet willen nadenken over wat er gebeurd is en vermijden van externe stimuli, zoals de plaats van het trauma of de situaties die daarop lijken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q
  1. veranderingen in cognities en stemming
A

zoals zich bepaalde aspecten van het trauma niet meer kunnen herinneren, of niet meer genieten van prettige activiteiten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q
  1. veranderingen in gespannenheid en reactiviteit
A

bijvoorbeeld geïrriteerd en roekeloos gedrag en concentratie- en slaapproblemen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Noem een aspect waarom PTSS bij kinderen anders tot uiting kan komen

A

Omdat herinneringen aan het trauma soms niet intrusief zijn, dus niet als vervelend worden ervaren. het kan zelfs - in de beleving van volwassenen - tot uiting komen als een ‘leuk’ spel van het kind

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Bij potentieel trauma wordt een onderscheid gemaakt tussen 2 typen trauma’s:

A
  • type 1 trauma’s = eenmalige acute gebeurtenissen zoals verkeersongelukken en rampen
  • type 2 trauma’s = betreffen ingrijpende gebeurtenissen die langdurig of bij herhaling plaatsvinden, bijvoorbeeld seksueel misbruik, verwaarlozing of fysieke mishandeling
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Criterium A - blootstelling aan een feitelijke/dreigende dood, ernstige verwonding of seksueel geweld op een (of meer) van de volgende manieren:

A
  • zelf ondergaan
  • persoonlijk getuige zijn
  • vernemen dat het een naast familielid/goede vriend is overkomen (Bij een feitelijke of dreigende dood van een familielid of vriend(in), moet de gebeurtenis gewelddadig van karakter zijn of een ongeval betreffen)
  • ondergaan van herhaaldelijke of extreme blootstelling aan afschuwwekkende details
    o Dit is niet van toepassing op blootstelling via elektronische media, televisie, films of foto’s, tenzij deze blootstelling werk gerelateerd is (bv. Zedenpolitie die kinderpornografie opspoort)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Prevalentie traumatische gebeurtenissen

A

60% vd jongeren hebben een traumatische gebeurtenis meegemaakt voor hun 16e levensjaar

12% kindermishandeling obv zelfrapportage

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

De stressreactie verschilt in verschillende fases van het leven:
dreumes + trauma =

A

slaapproblemen
separatieangst

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

De stressreactie verschilt in verschillende fases van het leven:
jonge kinderen + trauma =

A

zindelijkheidsproblemen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

De stressreactie verschilt in verschillende fases van het leven:
adolescenten + trauma =

A

schaamte
risicovol gedrag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Gevolgen van blootstelling aan trauma:

A

depressie
verslaving
suïcide
angststoornissen
eetstoornissen

verminderde schoolprestaties
schoolverzuim
meer werkeloosheid

crimineel gedrag

chronische pijn
obesitaas
hart en vaat ziekten
kanker
immuunsysteem
migraine
allergieën

posttraumatische stressstoornis
seksueel risicovol gedrag
executieve functies
hechtingsproblemen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

De symptomen
Herinnering aan gevaar
Criterium B

A

B1. recidiverende intrusieve pijnlijke herinneringen
B2. recidiverende onaangename dromen
B3. dissociatieve reacties: alsof gebeurtenis opnieuw plaatsvindt
B4. intensieve lijdensdruk bij prikkels die lijken op gebeurtenis
B5. duidelijke fysiologische reacties op prikkels die lijken op de gebeurtenis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

De symptomen
vermijding
criterium C

A

C1. Vermijding pijnlijke herinneringen, gedachten, gevoelens
C2. Vermijding externe aspecten die aan gebeurtenis herinneren
bij kinderen van jonger dan 6 jaar: afname interesse spel (ipv C1 en C2)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

De symptomen
negatieve cognities en gevoelens
criterium D

A

D1. Onvermogen aspecten van gebeurtenis te herinneren
D2. Persisterende en overdreven negatieve overtuigingen of verwachting over zichzelf, anderen of de wereld
D3. Persisterende vertekende cognities
D4. Persisterende negatieve gemoedstoestand
D5. Duidelijk verminderde belangstelling
D6. Gevoelens van onthechting of vervreemding van anderen
D7. Persisterende onvermogen positieve emoties te ervaren
Bij kinderen < 6 jaar ontbreekt dit criterium

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Verhoogde prikkelbaarheid
criterium E

A

E1. Prikkelbaar gedrag en woede-uitbarstingen
E2. Roekeloos of zelfdestructief gedrag
E3. Hypervigilantie
E4. Overdreven schrikreacties (startle-response)
E5. Concentratieproblemen
E6. Verstoring van slaap (niet goed inslapen, doorslapen of vroeg wakker worden, niet per se nachtmerries aan verbonden)

20
Q

Dissociatieve symptomen

A
  • derealisatie
  • depersonalisatie
21
Q

Derealisatie

A

Is dit echt of is dit niet echt. Is het wel echt gebeurd of niet. Ik bevind me een beetje in een wolk

22
Q

Depersonalisatie

A

Niet meer in contact met je lichaam. Alsof je buiten je lichaam dingen voelt en ervaart

23
Q

Verschil met jonge kinderen (< 6 jaar)
- Aangepast aan ontwikkeling onder de zes jaar:

A

o Meer gericht op observeerbaar gedrag
o Meeste aanpassingen in het vermijdingsdomein
o Ontbreken van negatieve veranderingen in cognities en stemming

24
Q

Belangrijkste verschil PTSS en acute stressstoornis

A
  • de duur
  • acute stressstoornis > vanaf 3 dagen na trauma tot 1 maand na blootstelling trauma
  • PTSS > langer dan 1 maand klachten/last
25
Q

Ontwikkeling PTSS (% kinderen)

A
  • Ongeveer 16% van de kinderen ontwikkelt PTSS
  • Dit percentage is hoger als het gaat om
    o Interpersoonlijk trauma (25%)
    o Meisjes (21%)
26
Q

Beschermende factoren PTSS

A
  • Veilige gehechtsheidsrelatie
  • Positief zelfbeeld
  • Sociale + cognitieve oplossingsvaardigheden
  • Adequate impulscontrole
  • Functionele betekenisgeving
  • Nabijheid ouders
  • Regulerende activiteiten
  • Veilige buurt/ cohesie
  • Sociale steun
  • Steunende/ sensitieve ouders
27
Q

Risicofactoren PTSS

A
  • Ervaren levensgevaar
  • Verhoogde blootstelling herinnering trauma (bv in de media
  • Lichamelijk impact/ verlies dierbaren
  • Interpersoonlijk trauma
  • Tijdens trauma gescheiden ouders
  • Eerder trauma
  • Eerdere psychische problematiek
  • Vrouwelijk geslacht
  • Dissociatie tijdens gebeurtenis
  • Beoordeling eigen reactie
  • Beperkte copings-vaardigheden
  • Ouderlijke PTSS
  • Psychische problemen ouders
  • Gebrek aan sociale steun
  • Functioneren van gezin na trauma
  • Gebrek aan sensitiviteit bij ouders
28
Q

Comorbiditeit

A
  • gedragsstoornis
  • PTSS
  • angst/depressie
  • ADHD
29
Q

Trauma als transdiagnostische factor

A

Want trauma kan leiden tot somberheid, maar ook tot PTSS, of gedragsproblemen. Erg brede factor in het diagnostisch beeld van cliënten.

30
Q

Is PTSS een classificatie of een diagnose?

A

Een classificatie. het is een beeld/naam wat je geeft

31
Q

Verschillende theorieën

A
  • Biomedisch model
  • Psychodynamisch theorie
    V Leertheorie
    V Cognitieve & informatieverwerkingstheorie
  • Biologisch/ genetische theorie
    V Developmental Trauma
  • Intergenerationeel
32
Q

Leertheorie (respondente/ klassieke conditionering)

A

Een ongeconditioneerde stimulus (traumatische gebeurtenis) leidt tot een ongeconditioneerde respons (angst). Dit staat in verband tot stimuli die aan trauma terugdenken, dit worden geconditioneerde stimuli. En dit zorgt voor een geconditioneerde respons (angstreactie)

Vermijden van…

Vermijding van stimuli die aan het trauma doen denken en emotionele afstomping of sociale onthechting spelen een belangrijke rol in operate conditionering

33
Q

Cognitieve theorie - cognitief model van PTSS Ehlers and Clark (2000)

A

zie sv

  • De onzichtbare koffer:
    o Allerlei ideeën over jezelf, andere mensen en de wereld om je heen
    o Ontwikkel sinds kleins af aan (positieve en negatieve ervaringen)
    o Dingen die je gelooft zitten in je onzichtbare koffer en draag je altijd bij je
    o Anderen zien niet elkaar koffers
34
Q

Biologische en genetisch theorie – PTSS

A
  • Genetische kwetsbaarheid voor ontwikkelen van PTSS
  • Epi-genetische factoren
  • HPA-as = een langzame respons op stress: het duurt ongeveer 30 minuten voordat cortisol in het bloed gemeten kan worden. Het gaat concreet om je bijnieren en twee kleine klieren in je hersenen. Deze drie organen werken samen om een gezonde stressrespons mogelijk te maken (hypothalamus-hypofyse-bijnier-as)
35
Q

Developmental Trauma theorie

A
  • Emotieregulatie
  • Executieve functies
  • Persoonlijkheidsontwikkeling
  • Relaties en gehechtheid
    Trauma in de kindertijd anders dan PTSS
36
Q

Intergenerationele overdracht van PTSS

Het is opvallend dat we vaak in verschillende gezinnen van verschillende generaties zien dat er iets doorgegeven wordt. Zoals mishandeling.

A
  • Ouderlijke PTSS
  • Mishandeling
  • Emotieregulatie van ouders (als ouders niet kunnen reguleren, is dit nog lastiger voor een kind)
  • Opvoedgedrag
  • Hechting
37
Q

Psycho-educatie: window of tolerance
Beschrijft met name de vecht, vlucht en bevries reacties.

A
  • Troosten is het stress systeem kalmeren
  • Window of tolerance: zolang de stress binnen dit raam blijft functioneert iemand goed  maar het schiet buiten het raam als de druk te hoog wordt. Kinderen hebben vaak volwassenen hierbij nodig
  • Het kind is continu alert als het stress systeem verstoord is. kind kan stress veel minder goed aan, raam stuk kleiner geworden
  • Hyper-arousal: hartslag omhoog, prikkelbaar en nerveus
  • Hypo-arousal: vermijdend, onbereikbaar, emotiesloos, passief, hartslag omlaag
  • Window of tolerance groter maken door X te laten ervaren dat hij veilig is, hoe het emoties zelf kan herkennen, onder woorden kan brengen en zichzelf te kalmeren. Langzaam maar zeker kan het raam dan weer groter worden.
38
Q

De rol van een professional

A
  • Luisteren/ aandacht
  • Neutrale houding
  • Ontschuldigende houding
  • Geen waarheidsvinding!
  • Psycho-educatie over stressreacties
  • Veiligheid checken
39
Q

Diagnostiek van PTSS

A
  • Protocol voor classificatie, screening en diagnostiek
    o Belangrijk om eerst behandeld te worden naast een ander probleem
    o Als je eerst depressie behandeld terwijl PTSS nog een rol speelt, is het zinloos
40
Q

Uitvragen van traumatische gebeurtenissen

A
  • Bij elke intake van belang
  • Prevalentie in de jeugd GGZ hoog
  • Prevalentie in speciaal onderwijs hoog
  • Screening van gebeurtenissen
  • Screening van klachten door middel van KJTS en CRIES-1 3
41
Q

Welke problemen bij uitvragen trauma?

A
  • Verplichte geheimhouding dader
  • Kind is nog steeds niet veilig
  • Weinig vertrouwen in hulpverlening
  • Beroepsgeheim – wat doe jet met disclosure?
  • Loyaliteit naar dader
  • Hulpverlener: handelingsverlegenheid (dat je niet durft te vragen)
42
Q

Om PTSS vast te stellen gebruik maken van

A

klinisch interview PTSS
- Clinician Administered PTSD Scale for Children and Adolescents (CAPS-CA)
- Nog steeds ingewikkeld bij lang trauma

43
Q

Gangbare traumabehandelingen PTSS:
kind

A
  • EMDR
  • TF-CBT
  • STEPS
  • HORIZON
  • Write-junior
  • Kortdurende Intensieve Traumabehandeling
  • Integrative Gehechtheidsbevorderende Traumabehandeling
44
Q

Gangbare traumabehandelingen PTSS:
gezin

A
  • KINGS
  • Traumasensitief opvoeden
45
Q

Gangbare traumabehandelingen PTSS:
omgeving

A
  • Traumasensitief lesgeven
  • Psychosociale opvang bij rampen