College 10 - stemmingsstoornissen Flashcards
Stemmingsstoornissen =
internaliserende stoornissen waarbij vooral gevoelens, motivaties en emoties verstoord zijn: iemand met een stemmingsstoornis kan langdurig verdrietig of te vrolijk zijn.
ze zijn pervasief: ze kunnen op veel levensgebieden problemen geven, Daarnaast kunnen ze ook lichamelijke en gezondheidsproblemen hebben, last van negatieve gedachten en van concentratie problemen en vaak verstoorde relaties met anderen
De meeste ziektelast in NL door:
angst- en stemmingsstoornissen
Bij een normale ontwikkeling horen depressieve gevoelens. Ontwikkeling betekent namelijk
dat het kind geregeld oude vertrouwde situaties los moet laten en nieuwe het hoofd moet bieden, en dat kan gepaard gaan met angst en gevoelens van neerslachtigheid. De normale ontwikkeling van stemming bij een baby en een kind is gerelateerd aan het succesvol doorlopen van de ontwikkelingsopgaven. Het proces van reguleren kan door verschillende factoren verstoord worden, bijvoorbeeld:
- Als een kind ongewenst is
- Het kind te vroeg geboren wordt
- Het kind verslaafd ter wereld komt waardoor het regulatiestoornissen heeft
- De moeder depressief is
- Het kind mishandeld of verwaarloosd wordt
De emotionele ontwikkeling van een kind beïnvloedt de ontwikkeling van een stemming. Deze ontwikkeling gaat tijdens de eerste levensjaren heel snel. Het begint met het leren herkennen van de emoties bij anderen. Vervolgens leert het kind ze zelf te produceren en leert het emoties en gevoel te verbinden met taal. Het kind leert ook zijn emoties te
reguleren.
Je hebt de volgende type emoties:
- Basisemoties/primaire emoties: vreugde, verbazing, woede, vrees, verdriet en
walging (in loop van het eerste levensjaar). - Sociale/secundaire emoties: schaamte, schuld en verliefdheid (tussen 1,5-2 jaar)
zelfbesef
een kind weet dat het bestaat en dat het verschilt van anderen
zelfconcept
over zichzelf praten en daarmee een kenmerk vertellen - stabiele kenmerken
zelfevaluatie
een affectieve beoordeling van zichzelf (vanaf 2 jaar)
disfunctionele cognitieve schema’s of cognitieve vertekeningen
vanaf 7/8 jaar kunnen ook de stabiele negatieve zelfevaluaties ontstaan die kenmerkend kunnen zijn bij een depressieve stoornis
Depressieve episode kernsymptomen:
- Depressieve of prikkelbare stemming (prikkelbaar sneller bij jongeren)
- Geen plezier meer beleven, verminderde interesse, dingen minder leuk vinden die je normaal wel leuk vindt
Depressieve episode lichamelijke symptomen:
- Verandering in eetlust en gewicht
- Slaapproblemen
- Vermoeidheid, futloos
Depressieve episode cognitieve symptomen
- Zich schuldig of waardeloos voelen
- Concentratieproblemen/ besluiteloosheid
- Suïcidegedachten (was ik er maar niet meer, dan was ik er van af)
Depressieve episode gedragsmatige symptomen
- Traag of onrustig zijn
+ significant lijden veroorzaken of beperkingen op verschillende levensgebieden
Manische episode kernsymptomen
- Aanhoudende verhoogde, expansieve of prikkelbare stemming
- Aanhoudend toegenomen activiteit of energie
Manische episode lichamelijke symptomen
verminderde slaapbehoefte
Manische episode cognitieve symptomen
- Overdreven gevoel van eigenwaarde of grootheidsideeën
- Gedachtevlucht
- Sneller afgeleid
Manische episode gedragsmatige symptomen:
- Toegenomen spraakzaamheid
- Toegenomen doelgerichte activiteit (sociaal, werk/school, seksueel) en/of psychomotorische agitatie
- Overmatig bezig met aangename risicovolle bezigheden (bv financieel domme keuzes maken)
+ significant lijden of beperkingen op verschillende levensgebieden
Gemengde episode is
manische en depressief
DSM-5 depressieve stoornissen (alleen dikgedrukte hier)
depressieve stoornis
persisterende depressieve stoornis (of dysthyme)
disruptieve stemmingsdisregulatiestoornis
DSM-5 bipolaire stoornissen (alleen dikgedrukte hier)
bipolaire-I-stoornis
bipolaire-II-stoornis
cyclothyme stoornis
Persisterende depressieve stoornis
- Depressieve of prikkelbare stemming
- Verandering in eetlust en gewicht
- Slaapproblemen
- Vermoeidheid, futloos
- Gering gevoel van eigenwaarde
- Gevoelens van hopeloosheid
- Verminderde concentratie of besluitenloosheid
- Tenminste 1 jaar; nooit langer dan 2 maanden zonder symptomen
Disruptieve stemmingsdisregulatiestoornis
- Ernstige recidiverende driftbuien die disproportioneel zijn tav de situatie of aanleiding
- Niet overeenkomende met ontwikkelingsnivau
- Meer dan drie keer per week
- Tussen driftbuien door: prikkelbaar of boos
- Symptomen in 2 verschillende omgevingen
- Ten minste 1 jaar
Cyclothyme stoornis
gaat heel snel het afwisselen van highs and lows
Onderscheiden dip vs depressie afhankelijk van
- Duur
- Ernst
- Interferentie met het dagelijkse leven
- Kernsymptomen:
o Sombere of prikkelbare stemming
o Verlies van interesse of plezier - Niet meer te beinvloeden
- Er is sprake van lijdensdruk wat het functioneren beperkt
Prevalentie
- Depressieve stoornis: kinderen <5 jaar: ca. 1%
o Kinderen PO: ca. 2%
o Adolescenten: 5-8% - Dysthyme stoornis: kinderen: 0,6-1,7%
o Adolescenten: 1,6-8% - Bipolaire stoornis: kinderen: onduidelijk
o Adolescenten: ca. 1%
Ontstaan en prognose
- Gemiddelde leeftijd depressieve stoornis 14 jaar, dystm 11 jaar
- Gemiddelde duur depressieve stoornis 9 maanden, dystym 2,5 jaar
- 60-90% herstel binnen jaar
- Spontaan herstel mogelijk (bv krijgen van een relatie)
- Recidive kans is groot (75% binnen 5 jaar) (Birmaher)
Onderdiagnostiek bij jongeren
70% niet gediagnosticeerd of niet adequaat behandeld
omdat
- Vaak niet zichtbaar
- Verbergen door schaamte: niet alle levensgebieden aangetast
- Toegankelijkheid zorg/wachtlijsten
- Onvoldoende kennis op ‘vindplaatsen’ (school, huisarts)
- Kennis over vroegtijdig herkennen stemmingsproblemen is beperkt
- Andere kenmerken: vervreemding van/conflicten met ouders, meer schoolverzuim, zelfbeschadiging
- Andere uitingsvorm + comorbide problematiek
Andere psychische problemen en depressie (Thapar et al, 2012)
* 2/3 van de depressieve adolescenten hebben ten minste nog 1 andere diagnose
o Angststoornissen
o Gedragsproblemen
o Middelen misbruik
o Adhd ass eetstoornissen
o Dwangstoornis
o Post traumatische stress stoornis
o Leerproblemen
o Verhoogd suicide risico
Gevolgen op korte termijn van stemmingsstoornis
- Sociale problemen
- Agressieproblemen
- Schoolproblemen
- Somatische klachten
- Misbruik van middelen
- Gezinsproblemen
- Juridische problemen
Gevolgen op lange termijn van stemmingsstoornis
- Symptomen kunnen chronisch worden
- Andere psychiatrische stoornissen
- Effecten op functioneren volwassenheid zoals je school niet afmaken door depressie ontneemt je een plek op de arbeidsmarkt
Sekseverschillen; jongens
- Prikkelbaar
- Leerproblemen
- Veel huilen
- Agressief gedrag
- Meer middelengebruik en risicovolgedrag
Sekseverschillen; meisjes
- Stil
- Geremd
- Treurig
- Teruggetrokken
- Meer lichamelijk symptomen, toename/afname eten
- Meer cognitief
- Chronisch (langer en meer terugval)
Suïcidaliteit
Indeling qua ernst
- Gedachten als ik weg ben zou het fijn zijn etc
- Nadenken over een plan als je wil stoppen dan moet het zo en zo, dan is het heel serieus
- Poging ondernemen om zichzelf iets aan te doem, hoeft niet direct fataal te zijn maar wel de bedoeling om uit de situatie te komen
o Definitie volgens WHO (gebruikt in Europa): opzettelijk, niet-fataal, niet-habitueel gedrag, met de bedoeling een verlangde verandering te bewerkstelligen
o Suïcidale ideatie alles klaar liggen om te doen en alles heeft voorbereid
o (Geslaagde) suïcide
Risicofactoren suicide
- 60% van depressieve jongeren hebben gedachte over suicide
- 1 geslaagde suicide tegenover 100 gerapporteerde pogingen
- 30% heeft een poging gedaan (Birmaher et al, 2007)
- Risico neemt toe bij/als:
o Eerdere suicïde pogingen
o Suïcide in de familie voorkomt
o Comorbide diagnoses (middelengebruik, impulsiviteit, agressie, toegang tot dodelijke wapens, misbruik) - Hoe meer pogingen, hoe groter het risico
- Hoe concreter, hoe ernstiger
Illustratie: ondezoek naar geslaagde suïcide onder jongeren in Nederland 2017
- 59 van de 81 jongeren ouders bereikt
- 35 jongeren die zelfmoord gepleegd hebben waren onderzocht
- 95 respondenten: 54 ouders, 19 peers, 10 leerkrachten, 1 werkgevers, 11 hulpverleners
- 77 interviews, 43 vragenlijsten
In hulpverlening suïcide:
- 63% in zorg op moment overlijden, 37% dus niet
- 17 diagnose, 15 comorbiditeit
- Geen passende zorg complexe problemen, discontinuïteit behandeling
- Overgang jeugdzorg naar volwassen psychiatrie bij 18 jaar problematisch opeens tussen allemaal oudere mensen
- Ouders voelen zich onvoldoende betrokken vanaf 16 jaar
Kenmerken van de jongeren sucide
- Perfectionisitsche meisjes, onzeker, verzuim door psycische problemen, negatieve spiraal
- Jongens met diagnose (ADHD of autisme) liepen vast op school, ‘’afstromen’’ naar speciaal onderwijs
- Gespannen thuissituatie, vechtscheiding, huiselijk geweld, seksueel misbruik
- Problemen vriendschappen, gepest
- Misbruik drugs
Adviezen op basis van bevindgen
Blijf in verbinding met suïcidale jongeren
- Van uitzichtloosheid naar hoop bieden
- Van ‘doorschuiven’ naar in contact blijven, geen gaten in de zorg
- Van ouders weren naar ouders en peers erbij halen > hen op de hoogte houden of het gezin
- Emotioneel vangnet bouwen voor jongeren
- Elkaar als professional kennen en helpen om te behandelen door schotten heen
Hoeveel factoren in een risico op depressie?
116 factoren
Biopsychosociaal model
biologische factore (lichaam), psychologische factoren (geest) en sociale factoren (omgeving) hebben invloed op je kwetsbaarheid/weerbaarheid. Ook langdurige stress en ingrijpende levensgebeurtenissen wegen dan mee in hoe dit zich uit in lichamelijke ziekten en psychische ziekten
etiologie
- Genetische factoren
- Biologische factoren (bijvoorbeeld inflamation of the brain)
- Psychologische factoren
o Schema’s, cognitief en emotioneel
o Sociale vaardigheden/ competentie model
o Attributies (als iets goed gaat, gaat het niet aan jezelf, als het fout gaat dan ligt het wel aan jezelf tentamen gaat slecht dan had je niet dit en dat moeten doen) - Contextuele factoren
o Negative life events diathese stress model
Etiologie, gezin (Restifo & Bogels, 2009)
Kenmerken van de ouder:
- Depressieve ouder
- Persoonlijkheid
- Temperament
- Cognitieve stijl
- Genetische factoren
- Hechtingstijl
Kenmerken gezin: (gezin als systeem is erg van belang)
- Vader-moeder-kind triade: als een kind depressief is is er vaak spanning tussen ouders in manier van aanpak, de ene toegeeflijker en de ander denken kop op doe er wat aan
- Co-parenting
- Uitgebreide familie: vind er van alles van als ht niet heel goed gaat met een kind, verbroken contacten etc
- Relaties subsystemen
Kenmerken oud-kind:
- Hechting
- Opvoedingsstijl
- Conflict en ondersteuning
- Autonomie-verbondenheid
- Expressed emotion: als je iets zegt er een lading op; kan op een bepaalde manier overkomende een kind kan er allerlei betekenissen aan geven
Schema’s
Aaron T. Beck
- Cognitieve theorie
- Schema’s = assumpties, structuur/basis waarop men ervaringen interpreteert
- Depressieschema’s (cognitieve triade):
o Zelf: waardeloosheid + schuld
o Wereld: onrechtvaardigheid
o Toekomst: hopeloosheid
zie sv
Sociale leertheorie
- Interacties tussen een persoon en zijn omgeving
- Tekort sociale vaardigheden minder positieve sociale interacties minder positieve beloning > minder sociale interacties
Attributies
- Intern – extern: oorzaak van een gebeurtenis of situatie zoeken bij zichzelf (intern) of buiten zichzelf (extern)
- Globaal – specifiek: oorzaak specifiek voor de ervaren gebeurtenis of als algemne factor (globaal) die ook in andere situaties invloed heeft
- Stabiel – niet stabiel: oorzaak kan als tijdelijk (niet- stabiel) of blijvend (stabiel) worden opgevat
Depressieve ouder (KOPP kind)
- Exposure negatief gedrag, cognities en affect
- Modelling ineffectieve copingstijl
- Meer met zichzelf bezig minder aandacht
- Terugtrekken/afsluiten zelfbeeld
- Minder sociaal gedrag
- Hechting
Opvoeding
- Rejectie
- Afwijzing/vijandigheid, kritisch/negatief minder warm/steun
- Minder sensitief en responsief
- Geen consequente discipline
- Controle
- Overmatige (psychologische) controle
Negative life events
Acute psychosociale stressfactoren:
- Verandering school
- Geboorte brusje
- Scheiding ouders
- Arrestatie
- Ongewenste zwangerschap
Negative life events
Chronische psychosociale stressfactoren:
- Teveel mensen in huis
- Ruzie in het gezin
- Chronische ziekte
- Strenge/afwijzende ouder
- Veelvuldige gezinsveranderingen
- Misbruik
- Mishandeling
Diathese stress model
zie sv
Beschermende factoren
- Goed lichamelijke gezondheid
- Regelmatig bewegen
- Hoge intelligentie
- Makkelijk temperament
- Sociale en communicatieve vaardigheden
- Zelfinzicht en zelfvertrouwen
- Gevoel controle over je leven te hebben
- Probleemoplossend vermogen
- Successen toeschrijven aan jezelf
- Opkomen voor jezelf
- Veel plezierige bezigheden
- Veilige hechting
- Goede relatie met minstens één ouder
- Ouders hebben een goede relatie
- Weinig ruzie in het gezin
- Goed contact met leeftijdgenoten
- Steun in directe omgeving
Behandelsoorten
Bewezen effectief en aangeraden in de richtlijn
- Cognitieve Gedragstherapie (CGT)
- Interpersoonlijke Therapie (IPT)
- Medicatie
- Combinatie van medicatie en CGT of IPT
CGT
- Psycho-educatie
- Monitoren
- Gedragsactivatie
- Cognitieve herstructuering
- Probleem oplossen
- Sociale vaardigheden
- Relaxatie
- Terugval preventie
CGT
- Psycho-educatie
- Monitoren
- Gedragsactivatie
- Cognitieve herstructuering
- Probleem oplossen
- Sociale vaardigheden
- Relaxatie
- Terugval preventie
Effectiviteit preventie
- Universele preventie: niet effectief
- Selectieve preventie: effectief
o KOPP kinderen - Geïndiceerde preventie: effectief
o Hoogscoorders, bijvoorbeeld op scholen of via huisartsen
DSM5 depressieve stoornis (5+ symptomen en deze kernsymptomen)
- Een depressieve, sombere, droevige stemming
- Een onvermogen om plezier te hebben en te genieten van de dingen waarvan men
normaal kan genieten en een verlies aan interesse in en motivatie voor deze
activiteiten
A: 5 of meer:
- Sombere stemming
- Duidelijk verminderde interesse of plezier
- Significant gewichtsverlies zonder dieet
- Insomnia, hypersomnia, bijna elke dag
- Psychomotorische agitatie of vertraging, bijna elke dag
- Vermoeidheid of verlies van energie
- Gevoelens van waardeloosheid
- Verminderd vermogen tot nadenken of concentreren
- Recidiverende gedachten aan de dood
Criterium B: de symptomen veroorzaken klinisch significante lijdensdruk of beperkingen in
het sociale of beroepsmatige functioneren.
Criterium C: de episode kan niet worden toegeschreven aan de fysiologische effecten van
een middel of aan een somatische aandoening.
Criterium D: het optreden van de depressieve episode kan niet verklaard worden door een
schizoaffectieve stoornis, schizofrenie, waanstoornis of een ander (on)gespecificeerde
stoornis.
Criterium E: er heeft zich nooit een manische of hypomanische episode voorgedaan.
Kwetsbaarheid-stressmodel
bij een lage kwetsbaarheid is veel stress nodig om een stoornis te ontwikkelen. Bij een hoge mate van kwetsbaarheid is weinig stress nodig. De ene persoon is dus gevoeliger voor het krijgen van een depressie dan een ander.
littekenhypothese
benadrukt dat bij mensen die al eerder in hun leven tegenslag
hebben ervaren en/of depressieve episode hebben doorgemaakt, makkelijker een
nieuwe depressieve episode ontstaat dan bij mensen die dat bespaard is gebleven.
DSM5 manische epsiode
als het een ernstige verstoring betreft die het
functioneren op werk, school en met anderen belemmert, waarbij psychotische symptomen
kunnen optreden en waarbij soms opname nodig is om de persoon te beschermen. DSM-5:
Criterium A: een duidelijk herkenbare periode met een abnormaal en persisterend
verhoogde, expansieve of prikkelbare stemming en verhoogde doelgerichte activiteit of
energie, gedurende minstens een week en het grootste deel van de dag.
Criterium B: tijdens de periode van de stemmingsstoornis en de toegenomen activiteit zijn
drie of meer van de volgende symptomen aanwezig:
- Opgeblazen gevoel van eigenwaarde
- Verminderde slaapbehoefte
- Spraakzamer dan gebruikelijk of spreekdrang
- Gedachtevlucht of de subjectieve beleving dat de gedachten gejaagd zijn
- Verhoogde afleidbaarheid
- Toename doelgerichte activiteit
- Zich excessief bezighouden met activiteiten waarbij een grote kans bestaat op
pijnlijke gevolgen
Criterium C: de stemmingsstoornis is voldoende ernstig om duidelijke beperkingen in het
sociale of beroepsmatige functioneren te veroorzaken, of opname in een ziekenhuis
noodzakelijk te maken om schade voor zichzelf of anderen te voorkomen.
Criterium D: de episode kan niet worden toegeschreven aan de fysiologische effecten van
een middel of een somatische aandoening.