Anesthesiologie: Inleiding - Voorbereiding - Sedatie - Premedicatie Flashcards

1
Q

Geef 3 eigenschappen van de ideale anesthesie.

A

reversibel
voorspelbaar
controleerbaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is side spirometrie?

A

techniek in de anesthesie waardoor je druk, volume, flow, complicatie en weerstand kan meten in de longen tijdens anesthesie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Algemene anesthesie is een combinatie van 4 zaken:

A
  • analgesie
  • bewusteloosheid en/of diepe slaap
  • spierrelaxatie
  • neurovegetatieve bescherming
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat zijn de 2 belangrijkste elementen van de voorbereiding van de patient voor anesthesie?

A
  • uitvasten

- pre anesthetisch OZ

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Waarom moeten dieren uitgevast zijn voor anesthesie?

A
  • minder druk in abdomen en thorax

- minder kans op regurgiteren / braken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Hoe lang moet je dieren uitvasten voor anesthesie?

A

10-24u op voorhand geen eten meer

2-4u op voorhand geen water meer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Welke factoren hebben invloed op de duur van het vasten voor anesthesie?

A
  • diersoort
  • leeftijd
  • soort operatie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Welke dieren moet je het langst uitvasten? Zet in volgorde: paard - hond - rund

A

HK moet je langer uitvasten dan CA en EQ

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Voorafgaand aan anesthesie kan het nuttig zijn om de maag te ledigen. Bij de hond doet men dit met…

A

apomorfine

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Voorafgaand aan anesthesie kan het nuttig zijn om de maag te ledigen. Bij de kat doet men dit met…

A

xylazine

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat zijn de onderdelen van een pre-anesthetisch onderzoek?

A
  • objectieve gegevens: diersoort, ras, dracht, geslacht, soort operatie
  • anamnese
  • KOZ
  • Specifiek OZ
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Welke diersoort is meest gevoelig voor a2 agonisten?

a. herkauwers
b. paard

A

herkauwers

paarden zijn minder gevoelig

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Welke is meest gevoelig voor kortwerkende barbituraten?

a. cavalier king charles
b. paard
c. windhond
d. wolfshond

A

windhonden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Juist of fout? verklaar.

Het is aangewezen om fenothiazines te gebruiken bij getrainde fokhengsten.

A

NEE

want fenothiazines geven penisprolaps en ev paralyse

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Juist of fout? verklaar.

Het is aangewezen om a2 sedativa te gebruiken bij een geit met een urinaire obstructie.

A

NEE

want a2 sedativa hebben een diuretische nevenwerking

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Juist of fout? verklaar.

De hematocriet is van weinig waarde om de omvang van een acute bloeding in te schatten bij het rund.

A

FOUT
HCT is van weinig waarde om omvang van een acute bloeding in te schatten bij dieren met een stapelmilt: nl paard en hond –> je kan ernst pas inschatten 24u na stabilisatie van de bloeding

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Juist of fout? verklaar.

Vet speelt een belangrijke rol anesthetisch gezien.

A

FOUT

Vet speelt geen rol anesthetisch gezien

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Waarom is het metabool gewicht belangrijk in het pre-anesthetisch onderzoek? Hoe bepaal je het?

A
  • LG^0,75
  • belangrijk om de dosis te bepalen –> hoe zwaarder het metabool LG, hoe minder product dat dier nodig heeft om eenzelfde effect te bereiken dus hoe groter het dier, hoe minder product het nodig heeft
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

ASA staat voor:

A

American Society of Anesthesiologists

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Bespreek de ASA classificatie.

A
I = gezond
II = milde dysfunctie
III = ernstige dysfunctie
IV = levensgevaar
V = bijna dood
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Waarom geef je premedicatie?

A

voor de algemene anesthesie, heeft effect op dosis van het anestheticum dat je moet toedienen
met premedicatie wil je eigenlijk 3 zaken bereiken: sedatie, analgesie en spierrelaxatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Waarom geef je een sedativum?

A

om dier rustiger te houden, handelbaarder

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

De allerbelangrijkste nevenwerking van acetylpromazine is….

A

vasodilaterend effect

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Welke klassen van producten zijn sedativa?

A
  • major tranquillizers: fenotiazines / butyrofenonen
  • minor tranquillizers: benzodiazepines
  • a2 agonisten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Geef 2 voorbeelden van parasympaticolytica.

A
  • atropine

- glycopyrrolaat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Wat is de werking van parasympaticolytica?

A

Muscarine antagonisten

Zorgen voor verminderde acetylcholine vrijstelling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Noem 4 effecten van atropine.

A
Muscarine antagonist
Relaxatie en verminderde secreties thv:
- GIT => GIT stil gelegd
- oog => mydriasis, uitdroging, oogboldruk stijgt
- bronchen => BD, speeksel dikt in
HR en SV dalen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

A2 agonisten in combinatie met atropine…

a. Zorgt voor een sterke bloeddruk daling
b. Zorgt voor een stijging van de hartslag, maar de pompwerking van het hart blijft wel nog OK
c. Zorgt voor een sterke bloeddrukstijging
d. Zorgt voor een verdubbeling van de hartslag en op termijn slaagt het hart zodanig snel dat het geen bloed meer zal wegpompen

A

C & D

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

A2 agonisten…

a. worden niet gemetabolisieerd thv de lever
b. kennen een trage kinetiek: duurt lang vooraleer ze effect hebben en duurt ook lang vooraleer het effect weer is uitgewerkt
c. kennen een snelle kinetiek: snel effect en effect is ook snel weer uitgewerkt
d. hebben snel effect en effect blijft lang aanhouden

A

C

a2 agonisten = snelle kinetiek

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

Welk product ga je inzetten als antidote tegen bepaalde spierrelaxantia zoals neostigmine?

a. xylazine
b. atropine
c. acetylpromazine
d. valium

A

B

muscarine antagonist

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

Welke indicaties zijn er voor atropine?

A
  • bradycardie

- antidote spierrelaxantia

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

Juist of fout? Verklaar.

Atropine gebruik je best niet bij oogproblemen.

A

JUIST
atropine is een muscarine antagonist en zorgt voor gedaalde secreties en relaxatie thv het oog waardoro je mydriasis, uitdroging en een verhoogde oogboldruk krijgt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

Juist of fout? Verklaar.

Atropine kan nuttig zijn om de motiliteit in het maagdarmstelsel terug op gang te brengen.

A

FOUT
atropine is een muscarine antagonist en zorgt voor gedaalde secreties en relaxatie thv GIT dus zal alles nog meer stil leggen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
34
Q

Wat zijn tegenindicaties voor het gebruik van atropine?

A
  • tachycardie
  • hoge BD
  • oogproblemen
  • MD motiliteit op gang brengen
  • combinatie met a2 agonisten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
35
Q

Wat zijn neuroleptica? Geef een voorbeeld.

A

Major tranquillizers: fenothiazines / butyrofenonen

acetylpromazine

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
36
Q

Acetylpromazine….

a. Is een muscarine antagonist
b. Werkt in op NMDA receptor
c. Werkt in op GABA receptor
d. Werkt in op dopamine receptor

A

D!

acetylpromazine is een D2 dopamine ANTAGONIST

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
37
Q

Wat is fout? Acetylpromazine….

a. geeft een goede analgesie
b. geeft een trage, matige sedatie
c. werkt cardiaal beschermend tegen catecholamines
d. heeft een anti-emetisch effect

A

A

acetylpromazine geeft bijna geen analgesie –> altijd combineren met morfine

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
38
Q

Wat zijn de voornaamste effecten van acetylpromazine?

A

D2 R antagonist

  • trage, matige sedatie
  • cardiaal beschermend effect tegen catecholamines
  • anti emetisch
  • anti histamine
  • analgesie bijna onbestaand
39
Q

Acetylpromazine….

a. geeft een goede sedatie die snel op gang komt
b. geeft een matige sedatie die traag op gang komt
c. geeft een goede sedatie die traag op gang komt
d. geeft een uiterst sterke sedatie die traag op gang komt

A

B
matige sedatie
trage sedatie

40
Q

Acetylpromazine…

a. heeft veel neveneffecten, maar er is een antidote dus als je te veel geeft is dat niet dramatisch
b. heeft niet zo veel neveneffecten en bovendien is er een antidote
c. heeft heel veel neveneffecten en er is geen antidote dus sterk opletten met hoge doseringen
d. heeft weinig neveneffecten en er is geen antidote dus sterk opletten met hoge doseringen

A

C

41
Q

Wat zijn 3 neveneffecten van acetylpromazine?

A
  • penisprolaps
  • vasodilatatie => BD val
  • paradoxale reactie
42
Q

Welke behoren tot de neveneffecten van acetylpromazine?

  • BD stijging
  • Hypothermie
  • BD daling
  • Penisprolaps
  • Paradoxale reactie
  • Epilepsiedrempel verhoogd
  • Abnormaal gedrag
  • Epilepsiedrempel verlaagd
  • Hyperthermie
A
Hypothermie
BD daling
Penis prolaps
Paradoxale reactie
Abnormaal gedrag
Epilepsiedrempel verlaagd
43
Q

Welke zijn de anxiolytica?

A

Minor tranquillizers
benzodiazepines
valium (diazepam)

44
Q

Valium (diazepam)…

a. is een muscarine receptor antagonist
b. is een dopamine receptor agonist
c. is een GABA receptor agonist
d. is een GABA receptor antagonist

A

C

GABA receptor agonist => chloor influx => inhibitie prikkeloverdracht

45
Q

Wat zijn de voornaamste effecten van valium?

A
  • anxiolytisch: onderdrukt angst
  • centrale spierrelaxatie
  • matige sedatie
  • anti epileptisch
46
Q

Valium (diazepam)…

a. geeft centraal een matige spierrelaxatie
b. geeft enkel perifeer spierrelaxatie
c. geeft geen spierrelaxatie
d. geeft centraal sterke spierrelaxatie

A

D

47
Q

Valium (diazepam)…

a. heeft een sterk sedatief effect
b. heeft een matig sedatief effect
c. heeft amper sedatieve werking

A

B

als je in je handen klapt zal dier nog opschrikken

48
Q

Diazepam:

a. is wateroplosbaar
b. is opgelost in ethyleenglycol
c. is opgelost in propyleenglycol
d. is een olie-achtige oplossing

A

C & D!

49
Q

Wat is de werking van diazepam?

A

Inhibitie van de prikkeloverdracht

GABA receptor agonist => chloor influx stijgt

50
Q

Diazepam:

a. is veilig voor IM toediening
b. mag je mengen met eender welk ander product
c. wordt vaak gebruikt in combinatie met ketamine om paarden in slaap te doen
d. mag je niet mengen met ketamine

A

C

51
Q

Bij IV toediening van diazepam:

a. heb je kans op cardiovasculaire depressie
b. heb je kans op cardiogene stoornissen
c. heb je kans op flebitis bij injectie, maar geeft geen pijn
d. heb je kans op flebitis bij injectie en pijn

A

B en D

52
Q

Benzodiazepines:

a. kunnen niet door de placentabarrière
b. zijn veilig voor toediening bij leverlijden
c. bij hoge dosering leiden ze tot een paradoxale reactie
d. zijn niet veilig voor toediening bij leverlijden omdat er dan minder receptoren zijn

A

C!!

a: kan wel door placenta –> lethargie bij neonati
b en d: niet veilig bij leverlijden want dan heb je verhoogde gevoeligheid voor benzo’s doordat er meer receptoren zijn

53
Q

Wat is het antidote als je te veel valium hebt toegediend?

A

flumazenil

54
Q

Wat is de werking van xylazine en detomidine?

A

a2 receptor agonist => verminderde noradrenaline uitstoot => verminderde prikkeloverdracht

55
Q

Xylazine….

a. heeft een sterk sedatief effect
b. heeft een matig sedatief effect
c. heeft amper sedatieve werking

A

A

56
Q

Xylazine….

a. geeft centraal een matige spierrelaxatie
b. geeft enkel perifeer spierrelaxatie
c. geeft geen spierrelaxatie
d. geeft centraal sterke spierrelaxatie

A

A

57
Q

Xylazine…

a. Analgesie is bijna onbestaand aldus moet je het steeds combineren met morfine
b. Analgesie is heel goed zowel somatisch als visceraal
c. Analgesie is heel goed visceraal
d. Geeft slechts matige analgesie

A

C

58
Q

Wat is het antidote als je te veel xylazine hebt toegediend?

A

Atipamezole

59
Q

Wat zijn de voornaamste effecten van xylazine?

A
  • krachtige sedatie
  • matige spierrelaxatie centraal
  • goede viscerale analgesie
60
Q

Juist of fout?

Xylazine is niet veilig om oraal toe te dienen bij paarden.

A

FOUT

kan je oraal toedienen

61
Q

Wat zijn tegenindicaties voor het toedienen van xylazine?

A
  • na enorme inspanning

- heel gestresseerde dieren (want verhoogde catecholamine spiegels kunnen interfereren met werking van a2 agonisten)

62
Q

A2 agonisten…

a. als je detomidine combineert met gepotentialiseerde sulfonamiden en je dient dat IM toe dan kan dat leiden tot cardiovasculaire collaps
b. als je xylazine combineert met gepotentialiseerde sulfonamiden en je dient dat IV toe dan kan dat leiden tot cardiovasculaire collaps
c. als je detomidine combineert met gepotentialiseerde sulfonamiden en je dient dat IV toe dan kan dat leiden tot cardiovasculaire collaps
d. als je medetomidine combineert met gepotentialiseerde sulfonamiden en je dient dat IV toe dan kan dat leiden tot cardiovasculaire collaps

A

C

63
Q

Wat zijn de neveneffecten van a2 agonisten?

A
  • initieel perifeer VC en BD stijging (duurt ongeveer 5min) => hypertensie wordt opgevangen door baroreceptoren en centraal daalt de noradrenaline uitstoot => bradycardie, AV blok 2e graad, sinusblok => uiteindelijk matige BD daling
  • hyperglycemie
  • verhoogde diurese
  • emetisch effect bij KLHD
  • verminderde maagdarmmotiliteit
  • uteruscontracties
64
Q

Xylazine….

a. kan leiden tot een sterke BD daling
b. maakt het hart gevoeliger aan catecholamines in combinatie met halothaan
c. leidt tot een tachycardie
d. geeft initieel een bloeddrukstijging

A

B & D

65
Q

Dier is onder anesthesie gebracht met xylazine en halothaan. Na anesthesie…

a. kan het dier een kleine maaltijd eten
b. houdt men een muilkorf op het dier omdat de maagdarmmotiliteit verminderd tgv a2 agonisten
c. houdt men een muilkorf op omdat a2 agonisten obstipatie kunnen teweeg brengen
d. kan het dier normaal eten

A

B

66
Q

Soms combineert men a2 agonisten met parasympaticolytica….

a. om longproblemen te vermijden
b. om hyperglycemie te vermijden
c. om cardiogene stoornissen te vermijden
d. om uterucontracties te vermijden

A

C

67
Q

Metabolisatie van narcotische analgetica gebeurt hoofzakelijk in…

A

lever

68
Q

Wat is de werking van morfine?

A

narcotisch analgeticum

binding op opioide receptoren –> verminderde uitstoot neurotransmitters –> verminderde prikkeloverdracht

69
Q

Fentanyl is…

a. een endogeen opioid
b. een GABA receptor agonist
c. een exogeen opioid dar zorgt voor meer uitstoot van neurotransmitters
d. een exogeen opioid dat zorgt voor minder uitstoot van neurotransmitters

A

D

70
Q

Als een narcotisch analgeticum bindt op een mu receptor. Wat zijn dan de effecten?

A

analgesie
euforie
AH depressie

71
Q

Als een narcotisch analgeticum bindt op een kappa receptor. Wat zijn dan de effecten?

A

sedatie

spinale analgesie

72
Q

Als een narcotisch analgeticum bindt op een delta receptor. Wat zijn dan de effecten?

A

euforie

afhankelijkheid

73
Q

Fentanyl is een opioide receptor….:

a. volledige agonist
b. gemengde agonist / antagonist
c. partiële agonist
d. antagonist

A

A

74
Q

Morfine is een opioide receptor….:

a. volledige agonist
b. gemengde agonist / antagonist
c. partiële agonist
d. antagonist

A

A

75
Q

Carfentanyl is een opioide receptor….:

a. volledige agonist
b. gemengde agonist / antagonist
c. partiële agonist
d. antagonist

A

A

76
Q

Methadon is een opioide receptor….:

a. volledige agonist
b. gemengde agonist / antagonist
c. partiële agonist
d. antagonist

A

A

77
Q

Butorphanol is een opioide receptor….:

a. volledige agonist
b. gemengde agonist / antagonist
c. partiële agonist
d. antagonist

A

B

78
Q

Pentazocine is een opioide receptor….:

a. volledige agonist
b. gemengde agonist / antagonist
c. partiële agonist
d. antagonist

A

B

79
Q

Nalbuphine is een opioide receptor….:

a. volledige agonist
b. gemengde agonist / antagonist
c. partiële agonist
d. antagonist

A

C

80
Q

Naloxone is een opioide receptor….:

a. volledige agonist
b. gemengde agonist / antagonist
c. partiële agonist
d. antagonist

A

D

81
Q

Naltrexone is een opioide receptor….:

a. volledige agonist
b. gemengde agonist / antagonist
c. partiële agonist
d. antagonist

A

D

82
Q

Welke producten ken je als opioide receptor antagonisten?

A

Naloxone

Naltrexone

83
Q

Welke narcotische analgetica zijn gemengde agonisten / antagonisten? (werken antagonistisch op 1 receptor en agonistisch op de andere)

A

butorphanol

pentazocine

84
Q

Welke narcotische analgetica werken vooral in op de mu receptor als volle agonisten?

A

morfine
methadon
fentanyl
carfentanyl

85
Q

Morfine….

a. Heeft bij hoge dosering een goede analgetische werking centraal
b. Heeft bij lage dosering een goede analgetische werking perifeer
c. Heeft bij hoge dosering een goede analgetische werking zowel centraal als perifeer
d. Heeft bij lage dosering een goede analgetische werking zowel centraal als perifeer

A

D

86
Q

Wat zijn de ‘super narcotica’ (narcotische analgetica) die gebruikt worden voor de verdoving van wildlife.

A
  • etorfine

- carfentanyl

87
Q

Bij een hoge solo dosis narcotische analgetica toegediend aan katten en paarden => wat is het effect? Wat doet men om dit te verhelpen?

A

Flippen!
excitatie + locomotorische stimulatie

combinatie met sedativa

88
Q

Een paard staat meerdere dagen op morfine…

a. geef je best veel water omdat morfine het GIT remt
b. je doet best wat olie in zijn eten omdat morfine het GIT remt waardoor obstipaties kunnen ontstaan
c. je moet zijn hart goed in ‘t oog houden want morfine kan leiden tot erge tachycardie
d. zet je best op een energiedens dieet omdat paarden oiv morfine niet veel gaan eten

A

B

89
Q

Wat zijn de belangrijkste neveneffecten van morfine?

A
  • GI rem => obstipatie
  • AH depressie
  • CV depressie => bradycardie en matige hypotensie
  • soort van allergische reactie mogelijk want morfine zorgt voor histamine release
  • invloed op kanker
  • gevaar voor verslaving
  • hyperanalgesie => wind up syndroom: overmatige prikkels van een onnozel klein sneetje
  • EQ & FE: flippen bij hoge dosis solo toediening
90
Q

Het wind up syndroom…

a. is een belangrijk neveneffect van valium
b. is een belangrijk neveneffect van acetylpromazine
c. is een belangrijk neveneffect van morfine
d. is een belangrijk neveneffect van xylazine

A

C

morfine!! geeft hyperanalgesie als bijwerking => overmatige prikkels van een onnozel klein sneetje

91
Q

Bij neuroleptanalgesie combineert men een neurolepticum (major tranquillizers: acetylpromazine) met een analgeticum zoals morfine.
Wat zijn voordelen?

A
  • CV veiliger
  • kan je IM toedienen
  • antidote beschikbaar
92
Q

Bij neuroleptanalgesie combineert men een neurolepticum (major tranquillizers: acetylpromazine) met een analgeticum zoals morfine.
Wat zijn nadelen?

A
  • hyperpnee
  • vocalisatie
  • defecatie
93
Q

Narcotische analgetica…

a. zijn veilig voor toediening na maagtorsie
b. zijn veilig voor toediening bij leverlijden
c. bij hoge dosering leiden ze tot een paradoxale reactie bij rund
d. zijn niet veilig voor toediening bij leverlijden

A

D

94
Q

Wat zijn tegenindicaties voor gebruik van narcotische analgetica?

A
  • leverproblemen (want vnl metabolisatie via de lever)

- maagtorsie (want morfine zorgt voor braken en dier kan niet braken als er een torsie is)