6/ Perifere ZS Flashcards

1
Q

Ontwikkeling vertebrale kolom

A
  • Neurale bogen worden gevormd voor bescherming van het ruggenmerg
  • Zijn gesplit en fuseren later in de middellijn en vormen twee werveldoorns
  • Spina bifida = waarbij deze neurale bogen niet volledig fuseren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Spina bifida occulta

A

Achterzijde van de boog is niet volledig gesloten (niet heel grote problemen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

B: Meningocoele:

A

Cyste gaat zich vormen, lumbaalzak gaat uitpuilen richting huidoppervlak toe (zwelling op die hoogte van buitenaf)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

C: Meningomyelocoele:

A

niet enkel de meningen, maar ook het neurale weefsel meenemen in de cystevorming. Neurale weefsel zit niet op zijn normale lokalisatie  kan neurale problemen geven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

D: Myelocoele:

A

volledige neurale plaat is op de huid omgeven  zeer slechte prognose (ernstige ontwikkelingsstoornis)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Zenuwwortelopbouw

A

MOTORNEURONEN
- Anterieure, ventrale hoorn
- Celkernen liggen in het ruggenmerg
- Innervatie skelet → somatische afferentie
o Innervatie visceraal → viscerale afferente

SENSORISCHE NEURONEN
- Posterieure, dorsale hoorn
- Celkernen buiten het ruggenmerg, in het spinale ganglion van de dorsale wortel
Dorsale en ventrale hoorn komen samen in een truncus, treden buiten en splitsen in een ventrale en dorsale ramus
- Ventrale en dorsale ramus zijn gemengd (motorisch en sensorisch)
- Discus hernia duwt op ventrale zenuwwortel → pijn, gevoelsstoornissen en kan motorische uitval veroorzaken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Perifeer ZS

A

Startend bij craniale en spinale zenuwen
- Begin: uitlopers van (motor)neuronen / spinale ganglia – ruggenmerg (CZS!)
- Zenuwvezels: gebundeld door bindweefsel in motorische en sensibele zenuwen
- Onderverdeling:
o Somatisch  willekeurig, staat onder controle
o Autonoom  viscerale organen

OMVAT
- Perifere zenuwen, overgang zenuw-spier (motorische eindeplaat)
- Spieren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

ZENUWWORTELCOMPRESSIE syndromen

A

KLINISCHE RELEVANTIE: ZENUWWORTELCOMPRESSIE SYNDROMEN
- Meest voorkomend cervicaal en laag lumbaal (meest mobiele plaatsen wervelkolom)
- Pijn in de spieren geïnnerveerd door de corresponderende spinale zenuwen
- Paresthesieën (dermatomaal)
o Abnormale gevoelsgewaarwordingen die zich beperken tot het gebied van een zenuwwortel zoals tintelingen
- Hypoesthesie (vooral indien > 1 dermatoom betrokken)
o Verminderde gevoeligheid door een verlaagde prikkelbaarheid van de gevoelszenuwen van het gehele lichaam, maar speciaal bij de tastzintuigen.
- Spierzwakte
- Verlies van spierrekreflexen
- Bv. door hernia of artrosevorming

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Perifere zenuwen

A

Begin: uitlopers van (motor neuronen / spinale ganglia — ruggenmerg (CZS!)
Zenuwvezels: gebundeld door bindweefsel in motorische en sensibele zenuwen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Microscopische structuur

A
  • Strikt georganiseerde opbouw, en mengeling van sensorisch, motorische en autonome vezels
  • Fascikels = zenuwbundels
  • Individuele Schwann cellen omgeven door endoneurium
    o Afh type zenuwvezels, omgeving door myeline schede vnl bij dikkere vezels → sneller en efficiënter geleiden
    o Heel dunne vezels → ongemyeliseerd
  • Fascikels omgeven door perineurium
  • Fascikels en bloedvaten omgeven door epineurium
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Niet gemyeliseerde zenuwvezels

A

NIET GEMYELINISEERDE ZENUWVEZELS
=> nummer IV of letter C
- Gaan in groepjes bij elkaar liggen (= Remak-bundel)
- Één Schwann cel zal verschillende niet gemyeliniseerde axonen omgeven
o Wel enige bescherming, maar geen effect op de geleiding Basale lamina: omgeeft gemyeliniseerde en niet-gemyeliniseerde vezels
CNS: oligodendrocyt  myeliniseert meerdere axonen PNS: Schwanncel  myeliniseert één enkel axon Transitiezone: ter hoogte van hersenstam en myelum (= ruggenmerg)
Primaire degeneratie → primaire oorzaak is een schade aan myeline schede
Axonale degeneratie → primaire oorzaak is axon schade vb toxische neuropathie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Locatie van perifere zenuwen: motorisch

A

MOTORISCH
Alfa motorneuronen (grootste en snelste voor skeletspieren): extrafusale spiervezels (zorgen voor de contractie, zitten aan de buitenzijde van de spier)
Gamma motorneuronen: intrafusale spiervezels (dragen de spierspoeltjes, zitten aan de binnenzijde van de spier)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Locatie van perifere zenuwen: sensorisch

A

SENSORISCH
Ia vanuit spierspoeltjes
Ib vanuit de golgipees orgaantjes
II spierspoeltjes, druk en sensibele gewaarwording receptoren in de huid
III folliculaire einde, snelle pijn en thermoreceptoren
IV (C): niet gemyeliniseerde  nociceptoren, trage pijn, jeuk, sensibele gewaarwording

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Degeneratie en regeneratie van PNS

A
  • Anterograad = Walleriaans
    o Axon dat distaal gelegen is van de plaats waar de zenuwvezel beschadigt is geraakt zal afsterven
  • Schwann cel gaat door de beschadiging proteasen vrijstellen
    o Ca2+ gemedieerd
  • Macrofagen:
    o Eerst opruimen
    o Dan switch naar neurotrofe signalen
    Schwanncellen en endoneurium blijven intact
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Regeneratie PZS

A
  • Contact distale stomp axon en schwanncellen is van belang, anders mogelijk ophoping sprouts in (pseudo)neuroom
  • Uitlopers: ‘groeikegeltjes’ en filopodia  stimulatie schwanncellen tot mitose
  • 1 mm/24u
    o Traag herstel → hergroei zenuw in been gaat veel langer duren dan dat Schwanncel nog levend blijft zeker
  • Tot 12 maanden
    o Grootste herstel is in de eerste weken
  • Prognose crush > volledige transsectie
    o Prognose is afhankelijk van de ernst van de beschadiging
    o Volledige doorsnede minder goede prognose
  • PNS > CNS regeneratieve capaciteit
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Regeneratie CZS

A
  • Regeneratie: beperkt, soms enkele mm
    o Ontwikkeling gliaal littekenweefsel
  • Transneuronale atrofie:
    o Bij verlies inputneuron  ook atrofie neuronen waarmee connecties
17
Q

Conductie axonen

A

Gemyeliniseerd: saltatoir
Max 120 m/s
Grotere diameter => sneller
“rassere schreden” bij langere internodale segmenten
Niet gemyeliniseerd: continu

18
Q

Opbouw spier

A
  • Zenuwen en motorische eindplaten
  • Spiervezels
  • Bindweefsel met bloedvaten, zenuwbundels, spierspoelen
  • Celmembraan = sarcolemma
  • Celkern: perifeer gelegen  meerkernige cel; poligonale cellen (honingraat)
  • Sarcoplasma: mitochondriën, glycogeen, vetdruppels, sarcoplasmatisch reticulum, tubulaire T systeem, triaden (SR+T) → contractiële orgaan
  • Grote bulk contractiele elementen: actine + myosine
    o Vormen sarcomeren
    o Aaneenschakeling sarcomeren  myofibrillen
    o Myosine hangt vast aan de M-lijn
    o Actine hangt van aan de Z-lijn
19
Q

Motore innervatie skeletspier
Perifeer zenuw: tak naar spier

A
  • Via ‘motor point’: motore axonen + sensibele
    o Motor point: gelegen op een derde van de spierbuik
  • > vertakking motore axonen naar spiervezels
  • > motore eindplaat +- halverwege spiervezel
20
Q

Motore innervatie skeletspier
1 motorisch neuron

A
  • Vertakking terminaal axon
  • Grootte afhankelijk van type spier
    o Motorunits van 10 – 1200 spiervezels
    o Grote: krachtige tonische contracties → zeer grote motoruntis; kleine: fijne bewegingen
21
Q

Motorische eindplaat

A

Eindtak axon t.h.v. myoneuronale junctie
 Kleine groeve in sarcolemma (synaptische spleet afgelijnd door basale membraan van de spiervezel)
 Vrijstelling acetylcholine (Ach)
 ACh-receptors op sarcolemma (plooivormige structuur)
 Depolarisatie voortgeleid ook naar intern via T-tubuli
Myastenia Travis → motorische junctie falen

ANDERE ACTIEVE MOLECULEN IN DE SYNAPTISCHE SPLEET
- Acetylcholinesterase: afbraak ACh
- Peptiden zoals CGRP (calcitonin gene- related peptide, vasodilatatie)

22
Q

Skeletspier: excitatie - contractie coupling

A

Initiatie door Ca2+-vrijstelling < sarcoplasmatisch reticulum
 Verplaatsing troponine => vrijkomen actine binding site
Energie: ATP’ase-domein op myosinekopje

23
Q

Vezeltypes skeletspier

A
  • Types spiervezels: in fysiologische omstandigheden zijn dit de belangrijkste 3 subtypes (andere myosine subunits)
    o Type 1-vezels of ‘slow-twitch, fatigue resistant’
     Vooral gericht op aeroob, langdurige sportinspanningen (oxidatieve functie via mitochondrieën)
    o Type 2b-vezels of ‘fast-twitch, fatigable’
     Korte, explosieve inspanningen
    o Type 2a-vezels of ‘fast-twitch, fatigue resistant’
  • Wisselt van spier tot spier, training, ziekte, ageing etc.
  • Bij biopsie → aankleuring → samenstelling spier bepalen en of dit verwacht is
24
Q

Sensorische informatie < skeletspier

A
  1. Spierspoeltjes  voornaamste proprioceptieve info  coördinatie (feedback)
    o Mate van oprekking meet + snelheid → vloeiende beweging
  2. Bijkomende proprioceptieve info < golgi-peeslichaampjes (overgang spier-pees)
    o Proprioceptief = weten waar een bepaald spier, gewricht zich bevindt in de ruimte. Die informatie wordt via de spierspoeltjes doorgegeven naar centraal en zo kan er een vlotte coördinatie komen
  3. Vrije zenuwuiteinden: pijn
25
Q

Spierspoeltjes

A

Sensor” m.b.t. de lengte van spieren => stretch receptor
- Lengte +-1 cm; wisselend aantal per spier (10-100den)
- Vooral abundant in spieren van belang tegen zwaartekracht, voor het stappen/staan
o + handspiertjes
- Proprioceptieve info: snelheid en lengte van stretch
- Van belang voor vloeiend gangpatroon
OPBOUW
- Intrafusale spiervezels (tot een 12-tal)
o Geconnecteerd met het bindweefsel
o Centraal in spiervezels: groep nuclei
- Afferente info
o Type Ia: “annulospiral endings” (primair): vooral snelheid van stretch
o Type 2: “flower spray sensory endings” (secundair): vooral graad van stretch
- Efferente: Agamma  intrafusale vezels

ACTIVATIE
Ionkanalen op oppervlaktemembraan van sensore eindtakken geopend door stretch
Met reflexhamer uitlokken

STRETCH
- Passief

o Cfr. reflexboog: oprekken spier è activatie afferente type Ia en II vezels
o Myelum: directe connectie met voorhoorncel

  • Actief  actief aanspannen spier zelf
  • A𝜶 + A𝜸 motorneuronen tegelijk
26
Q

Golgi-peeslichaampjes

A
  • Spier-peesovergang
  • Afferente info: type Ib
  • Info over kracht van contractie
  • Negatieve feedback op motorneuronen van de spier zelf: autogene inhibitie <=> spierspoeltjes
    o Zorgt ervoor dat een spier niet in overcontractie gaat (preventie)
27
Q

Innervatie van gewrichten

A
  1. Vrije zenuwuiteinden: abundant in kapsel, ligamenten, buitenzijde menisci
    - Stimulatie door stretch (met ook reflexboog) of inflammatie
  2. Omkapselde zenuwuitenden
    - Ruffini: spanning
    - Lichaampjes van Pacini: vibratie