13/ EMG Flashcards

1
Q

Wat is EMG een verlengde van

A

,Het klinisch onderzoek

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat wordt nagezien bij EMG

A

,Het perifeer zenuwstelsel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat zijn de twee complementaire onderdelen van EMG

A

,Zenuwconductiestudie & naaldonderzoek

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat wordt onderscheiden bij myogene of neuromusculaire problemen

A

,”Neurogeen onderscheid: motorisch, sensorisch of beide demyeliniserend of axonaal”

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is CMAP

A

,”Compound motor action potential, som van de motorunit actiepotentialen”

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Waarop letten bij CMAP meting

A

,”Latentie, amplitude, en duur van de actiepotentiaal”

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Hoe wordt MNCV berekend

A

,Lengte (A-B) gedeeld door tijd (A-B)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is CSAP

A

,”Compound sensory action potential, som van de sensorische actiepotentialen”

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is antidrome stimulatie

A

,”Signaalrichting naar CZS, maar niet functioneel, alleen voor meting”

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat gebeurt bij fysiologische temporele dispersie

A

,”Snellere impulsconductors nemen leiding, tragere blijven achter”

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is pathologische temporele dispersie

A

,”Platte, bredere curve door minder efficiënte motorunits die trager reageren”

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is de H-reflex

A

,”Reflexmatig sensibele reflexboog, overeenkomend met Achillespeesreflex, via monosynaptische reflex S”

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is de F-respons

A

,”Motorische reflex na supra-maximale stimulatie, via ruggenmerg”

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is compressieve neuropathie

A

,”Snelheidsverschillen door compressie, zoals carpaal tunnel syndroom of ulnaire neuropathie”

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Hoe wordt ulnaire neuropathie bevestigd

A

,20 m/s vertraging over de elleboog curve

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is axonale neuropathie

A

,”Lagere som AP, snelheid normaal”

17
Q

Wat is demyeliniserende neuropathie

A

,Tragere conductiesnelheid door myelinebeschadiging

18
Q

Wat is perifere neuropathie

A

,Aandoeningen zoals Guillain-Barré syndroom of diabetes neuropathie

19
Q

Wat is myasthenia gravis

A

,Auto-immuunziekte met antistoffen tegen Ach-receptor

20
Q

Wat gebeurt bij concentrisch naaldelektrode EMG

A

,Extracellulaire potentialen (MUAPs) worden gemeten via willekeurige contracties

21
Q

Wat gebeurt bij neurogene aandoeningen

A

,”Axon beschadigt, minder motorunits, denervatie leidt tot fibrillatie”

22
Q

Wat gebeurt bij myogene aandoeningen

A

,”Minder vezels per axon, lagere amplitudes, primaire myopathie kan fibrillatie veroorzaken”

23
Q

Wat zijn fasciculaties

A

,Spontane signalen vanuit zenuw naar motorunits

24
Q

Wat zijn vier modaliteiten van neurofysiologische evaluatie

A

,”Visueel, auditief, somatosensorisch en motorisch”

25
Q

Wat is P100 bij visueel geëvoceerde potentialen

A

,Wave peak gemeten in occipitale en pariëtale middellijn

26
Q

Wat zijn BAEP en waarvoor worden ze gebruikt

A

,”Brainstem auditory evoked potentials, meten gehoorsysteemcondities”

27
Q

Wat gebeurt bij status epilepticus

A

,”Geen spontaan herstel, voortdurende aanvallen”

28
Q

Wat is NREM slaap en de stadia

A

,”Niet-REM slaap met stadia 1 (theta), 2 (slaapspoelen, K complexen), en 3-4 (delta activiteit)”

29
Q

Wat kenmerkt REM slaap

A

,”Ritmische oogbewegingen, geen musculaire activiteit elders”