517-536 (3.3) Flashcards
1
Q
causa
A
oorzaak, reden, proces / -ae
2
Q
lingua
A
tong, taal / -ae
3
Q
summa
A
hoofdzaak, geheel / -ae
4
Q
bellum
A
oorlog / -i
5
Q
caelum
A
hemel / -i
6
Q
negotium
A
bezigheid, opdracht / -i
7
Q
divus
A
goddelijk / -a, -um
8
Q
natio
A
volk, volksstam / -nis, v
9
Q
pax
A
vrede / -cis, v
10
Q
facies
A
gezicht, uitzicht / -ei
11
Q
confirmare
A
versterken, bevestigen
12
Q
damnare
A
veroordelen
13
Q
putare
A
menen
14
Q
continere
A
vasthouden, omvatten / continui - contentum
15
Q
gaudere
A
blij zijn