260 - 290 (2.0) Flashcards
1
Q
amare
A
beminnen, houden van / amavi - amatum
2
Q
certare
A
strijden / -o
3
Q
clamare
A
roepen / -o
4
Q
curare
A
verzorgen, zorgen voor / -o
5
Q
dare
A
geven / dedi - datum
6
Q
exspectare
A
verwachten, wachten op / -o
7
Q
intrare
A
binnengaan / -o
8
Q
navigare
A
varen / -o
9
Q
nuntiare
A
melden / -o
10
Q
pugnare
A
vechten / -o
11
Q
rogare
A
vragen / -o
12
Q
sperare
A
hopen op / -o
13
Q
stare
A
staan / steti - statum
14
Q
monere
A
waarschuwen / monui - monitum
15
Q
habere
A
hebben, beschouwen als (dvb) / -eo