491-516 (3.2) Flashcards
1
Q
preces
A
smeekbeden / -um, v
2
Q
mare
A
zee / -is, o
3
Q
difficilis
A
moeilijk / -is, -e
4
Q
militaris
A
militair / -is, -e
5
Q
consensus
A
eensgezind / -us
6
Q
senatus
A
senaat / -us
7
Q
uterque, utraque, utrumque
A
elk van beide / (onbepaald vnw.)
8
Q
vetare
A
verbieden / vetui - vetitum
9
Q
augere
A
doen groeien, vermeerderen / auxi - auctum
10
Q
obsidere
A
belegeren, bezet houden / obsedi - obsessum
11
Q
respondere
A
antwoorden / respondi - responsum
12
Q
colere
A
bewerken, bewonen, vereren / colui - cultum
13
Q
vincire
A
boeien, binden / vinxi - vinctum
14
Q
efficere
A
ervoor zorgen / effeci - effectum
15
Q
mori, ior
A
sterven / mortuus sum - /