3. Leertheoretische modellen van psychopathologie Flashcards

1
Q

Nature-nurturedebat

A

Is een mens op psychisch vlak wat hij is omdat er een bijna natuurlijke voorprogrammering bestaat (nature), of is hij zo geworden door concrete ervaringen die hem geleidelijk in een bepaalde richting hebben gemodelleerd (nurture)?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Pleitbezorgers van het naturestandpunt

A
  • Galton
  • Hippocrates
  • Pavlov
  • Kretschmer
  • Sheldon
  • Eysenck
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Pleitbezorgers van het nurturestandpunt

A
  • Locke

- Hartley

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Introspectie

A

De proefpersoon rapporteert zelf zijn ervaringen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Thorndicke

A
  • instrumentele/operante conditionering
  • alle organismen leren op dezelfde wijze
  • puzzle box
  • leren door trial-and-error
  • wet van effect
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wet van effect

A

Wanneer in een situatie (stimulus) een gedrag (respons) wordt vertoond dat leidt tot een aangenaam gevolg (bekrachtiging), dan wordt de stimulus-responsconnectie versterkt; een onaangenaam gevolg (straf) verzwakt de connectie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Stimulus-responsconnectie

A

Connecties tussen enerzijds de zintuiglijke indrukken en anderzijds het motorisch centrum van de correcte reactie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Klassieke conditionering

A
  • Onvoorwaardelijke reactie (UCR): treedt op na bepaalde stimuli, ongeacht de ervaringen van het dier.
  • Onvoorwaardelijke stimulus (UCS): ontlokt bij alle organismen van dezelfde soort eenzelfde UCR.
  • Voorwaardelijke reactie (CR): treedt op nadat de CS en de UCS herhaaldelijk aan elkaar zijn gekoppeld.
  • Voorwaardelijke stimulus (CS): is een aanvankelijk neutrale stimulus die na een leerproces een CR ontlokt.
  • Excitatorische conditionering: het leerprincipe waarbij een neutrale stimulus verandert in een CS.
  • Inhibitorische conditionering: een proces waarbij de CR wordt onderdrukt.
  • temporele contiguïteit.
  • uitdoving of extinctie
  • herconditionering
  • spontaan herstel
  • renewal
  • generalisatie
  • differentiële of selectieve conditionering.
  • inhibitorische prikkel
  • achterwaartse conditionering
  • Pavlov
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Geconditioneerde suppressie

A
  1. Het proefdier leert voedsel te krijgen door op een hendel te drukken.
  2. De onderzoeker neemt de hendel even weg en onderwerpt het proefdier aan een klassieke-conditioneringsprocedure.
  3. De hendel wordt teruggeplaatst.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Aard van stimulus (klassieke conditionering)

A

+USC+ toedienen van aangename prikkel (hoop)
-USC+ wegnemen van aangename prikkel (teleurstelling)
0USC+ uitblijven van aangename prikkel (frustratie)

+USC- toedienen van onaangename prikkel (vrees)
-USC- wegnemen van onaangename prikkel (opluchting)
0USC- uitblijven van onaangename prikkel (veiligheid)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

S-S-opvatting

A

De essentie van klassieke conditionering is dat het organisme kennis opdoet over de samenhang tussen gebeurtenissen.

  • Tolman
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Blokkeringseffect

A
  1. Een toon (CS) wordt herhaalde malen gevolgd door een elektrische schok (UCS).
  2. De toon wordt samen met een lichtprikkel aangeboden, beiden gevolgd door schok.
  3. Het licht wordt zonder de toon aangeboden. (wél geconditioneerde angst)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Stimuluskarakteristieken

A

kleur, vorm, geur

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Responskarkateristieken

A

het geheel van lichamelijke reacties die in het verleden optraden bij confrontatie met de UCS.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Antagonistische reactie

A

Een reactie die onverenigbaar is met de angstreactie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Systematische desensitisatie

A

Is erop gericht de angstreactie geleidelijk te laten uitdoven door stimuli die angst ontlokken, te koppelen aan stimuli die door de patiënt als aangenaam worden ervaren.

17
Q

Operante conditionering

A
  • Skinner
  • discriminatieleren
  • primaire en secundaire bekrachtigers