19. Stoornissen in de impulsbeheersing Flashcards
1
Q
Drang vs dwang(stoornis)
A
Drangpatiënten ervaren lust, voldoening, ontspanning TIJDENS een activiteit. Dwangpatiënten ERNA.
2
Q
Periodieke explosieve stoornis
A
- meerdere korte perioden waarin plotseling de beheersing over eigen agressieve impulsen verloren raken
- comorbiditeit: aanwezig
- serotoninehypothese
- epilepsiehypothese
3
Q
Serotoninehypothese
A
Een geringe aanmaak of een grotere afbraak van de neurotransmitter serotonine kan tot agressief gedrag leiden
4
Q
Epilepsiehypothese
A
Bepaalde vormen van impulsiviteit, zoals agressief gedrag en ook automutilatie, kunnen worden opgevat als een vorm van epilepsie
5
Q
Kleptomanie
A
- Patiënten geven herhaaldelijk toe aan de sterke impuls om dingen van geringe waarde te stelen.
- Stelen om de daad, niet om het goed
- Psychoanalytici: substituut van seksuele bevrediging
- Leertheorie: lust bij uitvoering is positieve bekrachtiging
6
Q
Pathologisch gokken
A
- Het gokken is ziekelijk omdat het ten slotte in sociaal en relationeel opzicht ernstige gevolgen heeft
- Leertheorie: variabel ratioschema
7
Q
Pyromanie
A
- Patiënt heeft meer dan eens brand gesticht en dit brandstichten en het gadeslaan van de brand gaat gepaard met lust en opwinding
8
Q
Trichotillomanie
A
- Ongewenste drang om haren uit te trekken
- Comorbiditeit: depressie (56%), angststoornis (81%)
9
Q
Titillomanie
A
- Iemand is niet in stand weerstand te bieden aan de impuls om de huid kapot te krabben
10
Q
Onychotillomanie
A
- Patiënt verwijdert nagels en nagelriemen
11
Q
Overige stoornissen in impulsbeheersing
A
- pathologisch liegen (pseudologia fantastica)
- pathologisch dagdromen
- automutilatie