20. Genderidentiteitsstoornissen en seksuele stoornissen Flashcards

1
Q

Genderidentiteit

A

Subjectieve beleving van iemand als man of vrouw

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Genderdysforie

A

Iemand ervaart gevoelens van onvrede of onbehagen met het man- of vrouw-zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Genderrolgedrag

A

Het gedrag dat binnen een cultuur overwegend aan één van de seksen wordt toegeschreven.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Genderidentiteitsstoornis

A

De genderidentiteit is geheel of gedeeltelijk tegengesteld aan het biologische geslacht.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Genderontwikkeling

A
  1. Het leren onderscheiden van mannelijke en vrouwelijke kenmerken
  2. Het leren benoemen en ervaren van zichzelf als vrouw of man
  3. Het zich steeds meer gedragen als vrouw of man
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Transseksualiteit

A
  • het meest extreme type genderidentiteitsstoornis
  • primaire transseksuelen: mensen die al vanaf hun vroege jeugd sterk het gevoel hebben in het verkeerde lichaam te zitten
  • secundaire transseksuelen: ontdekken hun transseksuele gevoelens op latere leeftijd en hebben dikwijls een voorgeschiedenis met meer stereotiep genderrolgedrag
  • transgenderisme: alle fenomenen waarbij iemand geheel of gedeeltelijk de rol van het andere geslacht aanneemt.
  • gynemimesis en andromimesis
  • autogynefilie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Skoptisch syndroom

A

Enkele mannen die, gedreven door seksualiteit, obsessief gericht waren op het ondergaan van een geslachtsaanpassende operatie, zonder zich echt vrouw te voelen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Travestietfetisjisten

A

Bij sommige mensen is de behoefte om de rol van het andere geslacht aan te nemen, slechts episodisch

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Behandeling genderidentiteitsstoornissen

A
  • real-life-test (18 mnd), er wordt ondertussen al begonnen met hormoontherapie. (16+, daarvoor puberteitsremmers)
  • daarna geslachtsaanpassende operatie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Interseksualiteit

A

Soms ontstaan er afwijkingen in de geslachtsontwikkeling, waardoor een kind niet eenduidig als jongen of als meisje te benoemen is.

  • zeldzaam
  • puberteit nieuwe ingrepen
  • psychologische begeleiding van patiënt en ouders zijn belangrijk (voorlichting, voorbereiding op (seksuele) relaties en steun bij het omgaan met complicerende factoren)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

‘waar’ hermafroditisme

A

Iemand heeft ofwel een testis (zaadbal) aan de ene kant van het lichaam en een ovarium (eierstok) aan de andere kant, ofwel een ‘ovotestis’, een orgaan dat voor de helft uit testiculair en voor de andere helft uit ovarieel weefsel bestaat.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Pseudohermafroditisme

A

Er is sprake van demasculinisatie van een in aanleg mannelijk individu of van masculinisatie van een in aanleg vrouwelijk individu.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Parafilieën

A
  • exhibitionisme: tonen geslachtsdelen aan vreemden of fantaseren daarover
  • fetisjisme: om seksueel opgewonden te raken gebruikt een fetisjist niet-levende voorwerpen of materialen die oorspronkelijk niet zijn bestemd voor seksuele genitale prikkeling
  • travestietfetisjisme: het gebruik van vrouwenkleding door mannen gaat verder dan het dragen of bij masturbatie gebruiken van een enkel kledingstuk. Niet het kledingstuk zelf, maar omkleden is opwindend.
  • frotteurisme: iemand beleeft seksuele opwinding aan het aanraken, wrijven of strelen van een persoon die hiermee niet instemt, of daar steeds terugkerende intense fantasieën over heeft.
  • pedofilie: Een volwassene of adolescent van 16+ verricht seksuele handelingen met kinderen van 13 jaar of jonger of daar intense fantasieën over heeft.
  • seksueel masochisme: iemand raakt seksueel opgewonden als hij wordt vernederd, geslagen of vastgebonden of aan andere vormen van lijden wordt blootgesteld.
  • seksueel sadisme: het psychologisch of lichamelijk lijden van een ander wordt als seksueel opwindend ervaren.
  • voyeurisme: opgewonden raken van het fantaseren over of kijken naar nietsvermoedende mensen die naakt zijn, zich verkleden of vrijen.
  • openbaart zich tussen 12de en 18de levensjaar
  • licht, matig, ernstig
  • psychoanalytici: een parafilie is een (ineffectieve) poging om een onopgelost psychologisch conflict draaglijk te maken.
  • leertheoretici: door klassieke conditionering kan elk object als seksueel opwindend worden ervaren.
  • Money’s theorie van het liefdesschema: 1. proceptieve fase, 2. acceptieve fase, 3. conceptieve fase. Als de biologische puberteit het beschadigde liefdesschema seksualiseert, zal een parafilie het resultaat zijn
  • parafilie is het resultaat van een verstoring in de balans tussen de neurotransmitters dopamine, serotonine en norepinefrine (hypothese)
  • Behandeling: CGT
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Seksule responscyclus

A

De menselijke (fysiologische en psychologische) reactiewijze op seksuele prikkels.

  1. verlangen
  2. opwinding
  3. orgasme
  4. herstel
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Seksuele stoornis met verminderd verlangen

A

De seksuele fantasieën zijn gebrekkig of ontbreken en iemand verlangt ook niet of nauwelijks naar seksuele activiteit.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Seksuele-aversiestoornis

A

Een hardnekkige afkeer van seksuele gemeenschap en vermijden elke vorm van genitaal seksueel contact met een partner

17
Q

Seksuele-opwindingsstoornis

A

Voortdurend of herhaaldelijk niet in staat de seksuele-opwindingsrespons te bereiken of vol te houden tot het einde van de seksuele activiteit

18
Q

Erectiestoornis

A

Een aanhoudend of steeds terugkerend onvermogen een erectie te bereiken of tot het einde van de seksuele activiteit vol te houden.

19
Q

Orgasmestoornis bij vrouw/man

A

Het orgasme is herhaaldelijk of altijd vertraagd of blijft uit na een normale seksuele-opwindingsfase

20
Q

Voortijdig orgame

A

Het orgasme bij een man treedt iedere keer of herhaaldelijk op vóór vaginaal contact of zeer kort erna.

21
Q

Vaginisme

A

De spieren van het buitenste derde deel van de vaginawand verkrampen

22
Q

Dyspareunie

A

Tijdens of na de geslachtsgemeenschap pijn in de geslachtsdelen

23
Q

Nabije en verwijderde oorzaken

A

Binnen seksuele interactie vs mensen komen niet toe aan seksuele interactie