2 - Infecties bij ouderen Flashcards

1
Q

Waarom moeten infecties bij ouderen apart behandeld worden?

A

Omdat er vaak een fulminant verloop is en er meer risico op complicaties zijn. Bovendien hebben ouderen met infecties een atypische, minder duidelijke kliniek.
Er zijn aspecifieke presentaties zoals verwardheid, anorexia, valincident, incontinentie etc. Er treedt weinig koorts op (slechts 20-50%), hypothermie is een alarmsymptoom.
Ouderen hebben een hoge mortaliteit van infecties met 3x meer risico om te overlijden. Zo doet 65% van de gevallen van sepsis zich voor bij ouderen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Geef de mechanismen die een rol spelen in het verouderend immuunsysteem.

A
  • Inflammaging = chronische, laaggradige inflammatie die accumuleert met ouder worden
  • Immunosenescentie = veroudering van het immuunsysteem met verminderde capaciteit om te reageren op infecties en om een immuungeheugen op te bouwen
  • Metaflammatie = metabolisme-geïnduceerde inflammie, gelinkt aan obesitas en T2DM
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat zijn de risicofactoren bij ouderen voor het krijgen van een bacteriële pneumonie?

A

Aspiratie, verminderde lokale immuniteit, verminderde hoestreflex, verminderde mucociliaire klaring, onderliggende longpathologie, slechte mondhygiëne.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat zijn risicofactoren voor een infectie met ongewone, nosocomiale en/of antibiotica-resisente kiem?

A
  • Recente reis (< 2 weken) naar Zuid-Europa of buiten Europa
  • Recente hospitalisatie (< 3-6 maand)
  • Onderliggende immuunsuppressie: HIV, hematologische maligniteit, gebruik van immunosuppressiva
  • Verblijf in een rusthuis of een thuisvervangende instelling
  • Hemodialyse
  • Ernstig structureel longlijden
  • Gekende kolonisatie met nosocomiale kiemen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Hoeveel procent van de griepdoden zijn geriatrische patiënten?

A

90%.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is de meest frequente infectie bij personen ouder dan 65 jaar?

A

Urineweginfecties.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat zijn risicofactoren bij ouderen voor het krijgen van urineweginfecties?

A

Katheters, anatomische veranderingen, incontinentie, DM, hormonale veranderingen, residu, steenvorming.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Hoeveel procent van de bewoners van een WZC heeft asymptomatische bacteriurie?

A

Tot 35% bij de vrouwen en tot 20% van de mannen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat zijn risicofactoren bij ouderen voor het krijgen van een gastro-enteritis?

A

Verminderde aciditeit (PPI), verminderde motiliteit, veranderde flora (blootstelling aan AB).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat zijn de risicofactoren bij ouderen voor het krijgen van huid en weke delen infecties?

A

Staseoedeem, dunnere huid, slechtere edoorbloeding, incontinentie en immobilisatie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Door welke infecties doet zich het vaakst bacteriëmie voor?

A

Urineweginfecties, pneumonie en abdominale infecties.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Juist of fout?

Als een patiënt drager is van CPE, is geen dekolonisatie meer mogelijk.

A

Juist.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Juist of fout?

Als een patiënt drager is van MRSA, is geen dekolonisatie meer mogelijk.

A

Fout, dat is het wel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Welke vaccinaties krijgen oudere personen?

A
  • Pneuokokken: eenmalig, eventueel hervaccinatie na 5 jaar bij comorbiditeiten
  • Influenza jaarlijks, alsook COVID19
  • Varicella zoster: aanbevolen vanaf 60j
  • Kinkhoest om de 10 jaar
  • Hep A en B bij risico of onderliggend leverlijden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly