11 - Pijn- en symptoomcontrole Flashcards

1
Q

Hoe kan je neuropathische pijn behandelen?

A

Met anti-epileptica, SNRI’s (duloxetine, venlafaxine) of opioïden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Waarom worden systemische NSAIDs gemeden voor lange termijn gebruik?

A

Er is geen bewijst van effect. Verder zijn er ook problemen omtrent de veiligheid, zo kunnen er zich gastro-intestinale, renale en cardiovasculaire bijwerkingen voordoen. Ook zijn er geneesmiddeleninteracties. Lokale NSAIDs kunnen een veiliger alternatief zijn voor acute musculoskeletale aandoeningen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wanneer kiest men voor een langwerkend of een kortwerkend opioïd?

A

Een langwerkend opioïd geeft men om van een basislaag pijnmedicatie te voorzien gedurende de hele dag. Kortwerkende preparaten worden gebruik voor dose finding, bij doorbraakpijnen of bij het anticiperen op doorbraakpijnen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Geef de mogelijke bijwerkingen van opioïden.

A
  • Ademhalingsdepressie (enkel bij hoge doses)
  • Sedatie en sufheid, normaal tijdelijk gedurende enkele dagen
  • Cognitieve achteruitgang, acute verwardheid en hallucinaties
  • Nausea, braken
  • Duizeligheid, vallen
  • Urinaire retentie, constipatie
  • Verslaving zelden bij ouderen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is het meest voorkomende symptoom in de palliatieve fase?

A

Zwak en vermoeid zijn (95%), gevolgd door pijn (90%) en anorexie (80%).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is anorexie-cachexie syndroom?

A

Het lichaam is in afbraak waardoor de patiënt geen honger meer heeft en heel mager wordt. Ook is er chronische nausea t.g.v. de vertraagde maaglediging. Het is de belangrijkste doodsoorzaak van carcinomen (>50%). Het komt ook voor bij chronische aandoeningen zoals terminaal hartfalen, COPD, dementie, frailty,… Het is vermoedelijk een gevolg van circulerende humorale factoren (cytokines, INF, IL, gamme-interferon).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Waaruit bestaat de therapie van anorexie-cachexie syndroom?

A
  • Ondersteunen van patiënt en familie, aanraden frequent kleine hoeveelheden
  • Hyperalimentatie heeft geen effect op levenscomfort of overleving
  • Cannabis mogelijk in kleine therapeutische marge
  • Corticoïden hebben een kortdurend effect
  • Progestativa werken langere tijd maar hebben veel ernstige bijwerkingen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Bespreek de niet-medicamenteuze behandeling van dyspnoe bij de palliatieve en terminale patiënt.

A
  • O2: enkel nuttig bij hypoxie (anemie, cyanose)
  • Indien orthopneu: patiënt rechtop laten slapen
  • Ventilatie van ruimten, luchtbevochtiging
  • Ademhalingskine, relaxatieoefeningen
  • Blaaskatheter zodat patiënt zich zo weinig mogelijk moet verplaatsen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Bespreek de medicamenteuze behandeling van dyspnoe bij de palliatieve en terminale patiënt.

A

Morfine vermindert de ademhalingsrespons op hypoxie en hypercapnie, vermindert de perceptie van dyspnoe, vermindert ze zuurstofconsumptie en verbetert de cardiale functie.
Corticosteroïden werken anti-inflammatoir maar hebben wel een aantal bijwerkingen (hyperglycemie, spieratrofie, osteoporose, candidainfectie)
Benzodiazepines werken op de angst, liefst wordt wel een kortwerkend preparaat gegeven.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Is er evidentie dat IV vocht in de terminale fase invloed heeft op het dorstgevoel?

A

Nee. Het dorstgevoel heeft vaak andere oorzaken dan dehydratatie. Bovendien blijft het toegediende vocht niet intravasculair maar gaat het vaak interstitieel opstapelen met oedemen, kortademigheid door longoedeem en oligurie tot gevolg.
Verder kan dehydratatie ook het comfort van de stervende verhogen door productie van endorfines, verminderde productie van pulmonale secreten en urine en minder oedeem.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is de meest gebruikte toedieningswijze van medicatie in de terminale fase?

A

Subcutaan.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Welke medicatie wordt in de laatste levensdagen gegeven?

A
  • Morfine tegen pijn en dyspnoe
  • Benzodiazepine (Midazolam) tegen angst, onrust, dyspnoe, pijn en braken
  • Anticholinergicum (Hyoscine hydrobromide) tegen doodsreutel, braken en obstructie
  • Eventueel haloperidol bij hallucinaties of delirium
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly