105_children_talking_about Flashcards
1
Q
talking about children
A
kletsen over kinderen
2
Q
When is the baby due?
A
Wanneer wordt de baby verwacht?
3
Q
Which name have you chosen for the baby?
A
Welke naam heb je gekozen voor de baby?
4
Q
Is this your first child?
A
Is dit je eerste kindje?
5
Q
How many children do you have?
A
hoeveel kinderen heb je?
6
Q
What a beautiful child
A
Wat een mooi kind!
7
Q
Is it a boy or a girl?
A
Is het een jongen of een meisje?
8
Q
What’s his/her name?
A
Hoe heet hij/zij?
9
Q
How old is he/she?
A
Hoe oud is hij/zij?
10
Q
Does he/she go to school?
A
Gaat hij/zij naar school?
11
Q
He/She has your eyes.
A
Hij/Zij heeft jouw ogen.
12
Q
He/She looks like you.
A
Hij/Zij lijkt op jou.