061_directions Flashcards
1
Q
directions
A
wegaanwijzingen
2
Q
Where’s the bank?
A
Waar is de bank?
3
Q
Where is the market?
A
Waar is de markt?
4
Q
How do I get there?
A
Hoe kom ik er?
5
Q
How far is it?
A
Hoe ver is het?
6
Q
Can you show me on the map?
A
Kunt u het mij tonen op de kaart?
7
Q
It’s behind…
A
Het is achter…
8
Q
It’s close
A
Het is dichtbij
9
Q
It’s far
A
Het is ver
10
Q
It’s here
A
Het is hier
11
Q
It’s in front of…
A
Het is voor…
12
Q
It’s near…
A
Het is dicht bij…
13
Q
It’s next to…
A
Het is naast…
14
Q
It’s on the corner
A
het is op de hoek
15
Q
It’s opposite…
A
Het is tegenover…