045_getting_around Flashcards
getting around
rondreizen
Which boat goes to Amsterdam?
Welke boot gaat naar Amsterdam?
Whic bus goes to Amsterdam?
Welke bus gaat naar Amsterdam?
Which train goes to Amsterdam?
Welke trein gaat naar Amsterdam?
Is this the ferry to (the left bank)?
Is dit de veerboot naar (de linkeroever)?
Is this the metro to (the left bank)?
Is dit de metro naar (de linkeroever)?
Is this the tram to (the left bank)?
Is dit de tram naar (de linkeroever)?
When’s the first bus?
Hoe laat gaat de eerste bus?
When’s the last bus?
Hoe laat gaat de laatste bus?
When’s the next bus?
Hoe laat gaat de volgende bus?
What time does it leave?
Hoe laat vertrekt het?
What time does it get to (Gouda)?
Hoe laat komt het aan in (Gouda)?
How long will it be delayed?
Hoeveel vertraging is er?
Is this seat free?
Is deze zitplaats vrij?
That’s my seat.
Dat is mijn zitplaats.
Please stop here.
Stop hier alstublieft.
How long do we stop here?
Hoelang houden we hier halt?
Tickets
Kaartjes
Where do I buy a ticket?
Waar kan ik een kaartje kopen?
Where do I buy a strip card?
Waar kan ik een strippenkaart kopen?
Do I need to book (well in advance)?
Moet ik (lang op voorhand) reserveren?
Can I get a sleeping berth?
Kan ik een slaapplaats hebben?
I’d like a ticket for my bike.
Ik wil een kaartje voor mijn fiets kopen.