045_getting_around Flashcards

1
Q

getting around

A

rondreizen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Which boat goes to Amsterdam?

A

Welke boot gaat naar Amsterdam?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Whic bus goes to Amsterdam?

A

Welke bus gaat naar Amsterdam?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Which train goes to Amsterdam?

A

Welke trein gaat naar Amsterdam?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Is this the ferry to (the left bank)?

A

Is dit de veerboot naar (de linkeroever)?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Is this the metro to (the left bank)?

A

Is dit de metro naar (de linkeroever)?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Is this the tram to (the left bank)?

A

Is dit de tram naar (de linkeroever)?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

When’s the first bus?

A

Hoe laat gaat de eerste bus?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

When’s the last bus?

A

Hoe laat gaat de laatste bus?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

When’s the next bus?

A

Hoe laat gaat de volgende bus?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

What time does it leave?

A

Hoe laat vertrekt het?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

What time does it get to (Gouda)?

A

Hoe laat komt het aan in (Gouda)?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

How long will it be delayed?

A

Hoeveel vertraging is er?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Is this seat free?

A

Is deze zitplaats vrij?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

That’s my seat.

A

Dat is mijn zitplaats.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Please stop here.

A

Stop hier alstublieft.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

How long do we stop here?

A

Hoelang houden we hier halt?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Tickets

A

Kaartjes

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Where do I buy a ticket?

A

Waar kan ik een kaartje kopen?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Where do I buy a strip card?

A

Waar kan ik een strippenkaart kopen?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Do I need to book (well in advance)?

A

Moet ik (lang op voorhand) reserveren?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Can I get a sleeping berth?

A

Kan ik een slaapplaats hebben?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

I’d like a ticket for my bike.

A

Ik wil een kaartje voor mijn fiets kopen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

I’d like a ticket for my dog.

A

Ik wil een kaartje voor mijn hond kopen.

25
Q

Can I pick up a rental bike at the (Best) train station, please?

A

Kan ik een huurfiets oppikken in het station van (best) alstublieft?

26
Q

What is the cheapest way of travelling to (The Hague)?

A

Wat is de goedkoopste manier om naar (Den Haag) te reizen?

27
Q

Is there a special ticket deal for a day trip to (the coast)?

A

Is er een speciaal kaartje voor een dagtrip naar (de kust)?

28
Q

Is there a special ticket deal for the (Van Gogh) exhibition?

A

Is er een speciaal kaartje voor de (Van Gogh) tentoonstelling?

29
Q

Is there a special ticket deal for families?

A

Is er een speciaal kaartje voor families?

30
Q

Is there a special ticket deal for groups?

A

Is er een speciaal kaartje voor groepen?

31
Q

Is there a special ticket deal for a weekend trip to (Brussels)?

A

Is er een speciaal kaartje voor een weekendtrip naar (Brussels)?

32
Q

Is there a special ticket deal for the zoo?

A

Is er een speciaal kaartje voor de diertuin?

33
Q

A 1st-class ticket (to Bruges).

A

Een eerste klas kaartje (naar Bruges) graag.

34
Q

A 2nd-class ticket (to Bruges).

A

Een tweede klas kaartje (naar Bruges) graag.

35
Q

A child’s ticket (to Sneek)

A

Een kaartje voor een kind (naar Sneek) graag.

36
Q

A senior’s ticket (to Sneek).

A

Een kaartje voor senioren (naar Sneek) graag.

37
Q

A student ticket (to Sneek).

A

Een kaartje voor een student graag.

38
Q

I’d like an aisle seat.

A

Ik wil graag een zitplaats bij het gangpad.

39
Q

I’d like a non-smoking seat.

A

Ik wil graag een zitplaats voor niet-rokers.

40
Q

I’d like a smoking seat.

A

Ik wil graag een zitplaats voot rokers.

41
Q

I’d like a window seat.

A

Ik wil graag een zitplaat bij het raam.

42
Q

Is there air-conditioning on board?

A

Is er airconditioning aan boord?

43
Q

Is there a toilet on board?

A

Is er een toilet aan boord?

44
Q

How much is it?

A

Hoeveel kost het?

45
Q

How long does the trip take?

A

Hoe lang duurt de reis?

46
Q

Is it a direct route?

A

Is het een rechstreekse verbining?

47
Q

What time should I check in?

A

Hoe laat moet ik inchecken?

48
Q

I’d like to cancel my ticket, please.

A

Ik wil graag mijn kaartje annuleren.

49
Q

I’d like to change my ticket, please.

A

Ik wil graag mijn kaartje wijzigen.

50
Q

I’d like to collect my ticket, please.

A

Ik wil graag mijn kaartje afhalen.

51
Q

I’d like to confirm my ticket, please.

A

Ik wil graag mijn kaartje bevestigen.

52
Q

timetable

A

dienstregeling

53
Q

cancelled

A

geannuleerd

54
Q

ticket-window

A

loket

55
Q

platform

A

perron

56
Q

travel agent

A

reisagent

57
Q

strike

A

staking

58
Q

delayed

A

vertraagd

59
Q

full

A

vol