1. B. 13 - HC. 5 Coronaire syndromen: revascularisatie en nabehandeling Flashcards

1
Q

benoem de geschiedenis van angiografie

A
  • De eerste angiografie was door Egas Moniz in 1927
  • De eerste cardiale katheterisatie was door Werner Forsman 1929
  • Niet selectieve coronaire angiogram Charles Dotter 1958
  • Selectieve angiografie van de RCA Mason Sones 1958
  • Seldinger techniek voor toegang Ricketts and Abrams in 1962 en Melvin Judkins 1967
  • Speciale katheters voor selectieve angiografie Melvin Judkins 1967
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

welke soorten stents zijn er?

A
  • Ballonangioplastiek: de vernauwing werd opgeheven door met een ballon het vat te verwijden.
  • Bare metal stents: de eerste echte stents  deze geeft wel schade aan het bloedvat, met een proliferatie van gladde spiercellen als gevolg en een grote kans op restenose
  • Drug-eluting stents: tegenwoordig gebruikt.  Gecoat met een polymeer die gedurende drie tot zes maanden medicijnen afgeeft. Deze remmen de celdeling van de gladde spiercellen. Dit polymeer kan wel echter zorgen voor een allergische reactie.
  • Resorbeerbare stents: hierbij wordt een oplosbaar polymeer gebruikt  toekomst.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

waar horen ST-elevaties bij?

A

horen bij een volledige afsluiting van het coronair (totale ischemie van epi naar endocard: transmurale myocardischemie)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

waar staan ST-depressies voor?

A

staan voor een partiele afsluiting van een coronair, de flow is belemmerd, in het gebied van ischemie ontstaat subendocardiaal ischemie, daar is de perfusiedruk het lastigt in contractie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

waar delen we een ACS op in?

A
  • instabiele AP: geen schade aan het myocard, geen stoffen aantoonbaar in het bloed, een week later niet zichtbaar op het ECG.
  • Myocardinfarct: schade, meetbaar in het bloed, Q-golven zijn later te meten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

waaruit bestaat de behandeling van stabiel coronair lijden?

A

de belangrijkste behandeling bij stabiel coronair lijden bestaat uit lifestyle management en optimale medicamenteuze therapie.
wanneer er toch klachten blijven bestaan of er een groot gebied van aschemie bestaat, kan revascularisatie (PCI) worden overwogen. dit kan worden overwogen bij een stenose van de hoofdstam, proximale LAD of meervatslijden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

waaruit bestaat de behandeling van stabiel coronair lijden?

A

de belangrijkste behandeling bij stabiel coronair lijden bestaat uit lifestyle management en optimale medicamenteuze therapie.
wanneer er toch klachten blijven bestaan of er een groot gebied van aschemie bestaat, kan revascularisatie (PCI) worden overwogen. dit kan worden overwogen bij een stennes van de hoofdstam, proximale LAD of meervatslijden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

welke complicaties kunnen er optreden bij een revascularisatie?

A
  • Vasculaire complicaties: trombose, hematoom, dissectie, pseudo-aneurysma, AV-fistel (verbinding tussen arterie en vene) en occlusie van de a. radialis
  • Myocardinfarct
  • CVA: door een stolsel op de katheter of een stolsel van een verkalkte aorta of aortaklep. (Heparine wordt gegeven)
  • Overlijden
  • Allergische reactie: wat meestal opgelost wordt door het toedienen van prednison
  • Nierinsufficiëntie: er wordt gebruik gemaakt van jodiumhoudend contrastmiddel.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

waar wordt tijdens de operatie gebruik van gemaakt?

A

heparine, P2Y12-inhibitor (bv clopidogrel).
nadeel:clopidogrel moet worden omgezet in de lever in een actieve metaboliet. er zijn patiënten die dit niet goed kunnen. dan krijgen ze prasugrel of ticagrelor.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

wat gebeurt er na de interventie?

A

Na de interventie moet de patiënt doorgaan met deze duale antiplaatjestherapie (DAPT), waarbij dus twee trombocytenaggregatieremmers worden gebruikt.
 Voor 6 maanden, tenzij de patiënt een hoog risico heeft op bloedingen dan is 3 maanden genoeg.
Bij een hoog risico stenose wordt 12 maanden geadviseerd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

wat en wanneer wordt een CABG gebruikt

A

coronaire arteriële bypass grafting.
wordt uitgevoerd wanneer PCI te complex is. bv bij diabetes mellitus, verminderde ventrikelfunctie of bij een sterk verkalkte arterie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

wat moet er bij een NSTEMI gebeuren?

A

binnen 24 uur revascularisatie middels PCI. bij een heel hoog risico (hemodynamisch instabiel, shock, niet pijnvrij of een groot ischemisch gebied) moet dit binnen 2 uur gebeuren.
–> patient behandelen met laag moleculair heparine: tijdens de operatie: heparine, aspirine en ticagrelor/prasugrel (12 maanden gebruiken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

wat moet er gebeuren bij een STEMI?

A

binnen 2 uur worden behandeld en fibrolytische therapie toepassen.
Patienten die na 12-48 uur naar het ziekenhuis komen met ischemische klachten, hemodynamisch instabiel zijn of levensbedreigende aritmieën hebben, moeten ook een PCI krijgen
asymptomatische Patienten die zich na 48 uur presenteren, krijgen geen PCI meer.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

na de interventie worden de Patienten behandeld via de golden five. waaruit bestaat dit?

A
  • Aspirine
  • Ticagrelor/prasugrel (alleen voor acuut)
  • Atorvastine (verlaagd cholesterolgehalte)
  • Perindopril (ACEI)
  • Metoprolol
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

wat kunnen complicaties zijn?

A
  • Perforatie: door de katheter of een scheur veroorzaakt door de ballondilatatie
  • Dissectie
  • Occlusie van zijtak
  • Distale embolisatie
  • Stenttrombose
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

wat is een stenttrombose?

A

Acuut stenttrombose: ontstaat meestal doordat de stent niet goed aanligt of doordat er tijdens de plaatsing dissectie is opgetreden.
subacute stenttrombose: treedt meestal op doordat de medicijnen niet goed zijn ingenomen en heel soms doordat de stent niet goed is geplaatst.