ZO week 5 Flashcards
Fases longontwikkeling
Embryonale fase: 4-7
Pseudoglandulaire fase 8-13/16
Caniculaire fase 13/16-25
Sacculaire periode 25 - pp
Embryonale fase
De ontwikkeling van de longen begint aan het begin van de 5de week met een dichotome vertakking van het ‘ademhalingsdivertikel’ (ook tracheaaldivertikel, of longknopje genoemd). Uit de eerste vertakking ontstaan de twee hoofdbronchiën, de bronchi principalis. Uit de volgende vertakking ontstaan de bronchi lobulares of stambronchiën, rechts drie en links twee. Bij de volgende vertakkingen ontstaan de bronchi segmentalis, rechts tien links negen.
Pseudoglandulaire fase
Tot de vierde maand volgt een serie van ongeveer 15 meestal dichotome vertakkingen, waarbij met name het niet-respiratoire deel van de bronchiaalboom met bronchiën (met kraakbeen) en bronchioli (zonder kraakbeen) wordt aangelegd.
Caniculaire fase
Vanaf de vierde maand volgt verdere vertakking waarbij het respiratoire deel van de bronchiaalboom wordt aangelegd, met achtereenvolgens de bronchioli respiratorii en de ductuli alveolares. In deze periode vindt ook de vorming van bloedvatcapilairen rond het respiratoire deel van de longen plaats.
Sacculaire periode
In de sacullaire periode ontstaan het laatste deel van bronchiaalboom (de sacculi alveolares) en de alveoli (de longblaasjes). De alveoli ontstaan als uitstulpingen eerst in de sacculi en ductuli alveolares en vervolgens ook in de bronchioli (zie fig. 1).
In de alveoli differentiëren de kubische epitheelcellen in twee type cellen:
- dunne, platte cellen waardoor de gasuitwisseling zal plaatsvinden (type 1 alveolaire cellen of pneumocyten);
- kubische secretoire cellen die het surfactans, een vettige vloeistof die de oppervlakte spanning van de wanden van de alveoli verlaagd (type 2 alveolaire cellen).
Uit welke kiembladen ontstaan de longen
De longen ontstaan als een uitstulping van de primitieve darm. De longen ontstaan dus uit het endoderm. Dit geldt echter alleen voor de ‘binnenbekleding’ van de longen. Het grootste deel van het longweefsel bestaat uit bindweefsel en bloedvaten. Dit weefsel ontstaat uit het viscerale zijplaatmesoderm
Waarom zijn kinderen voor week 24 niet levensvatbaar
Kinderen die voor de 24ste week geboren worden zijn niet levensvatbaar omdat te weinig respiratoir epitheel is aangelegd. Bovendien produceren de longen nog te weinig surfactans en is de vascularisatie onvoldoende ontwikkeld.
Vroeggeboorte en RDS
Te vroeg geborenen kunnen het respiratory distress syndroom (RDS), ook hyaliene-membraanziekte genoemd, ontwikkelen. RDS wordt gekenmerkt door ademnood en wordt veroorzaakt door te weinig surfactans. De productie van surfactans kan worden gestimuleerd met glucocorticoïden.
Aangeboren afwijkingen ademhalingsapparaat
De meest voorkomende afwijkingen aan het ademhalingsapparaat hebben betrekking op een verstoorde scheiding van de trachea en de oesophagus, de tracheo-oesophagale fistels. Deze afwijking gaat vaak gepaard met een blind eindigende oesophagus. Omdat het amnionvocht dat door de foetus wordt gedronken nu niet voorbij de oesophagus komt ontstaat er ophoping van amnionvocht (polyhydramnion).
Diafragma
Het grootste deel van het diafragma ontstaat uit het septum transversum, de pleuro-peritoneale membranen, en het dorsale mesenterium van de oesophagus.
Aangeboren afwijkingen aan het diafragma leiden tot een hernia diafragmatica. De hernia treedt meestal links op. Een congenitale hernia diafragmatica leidt tot een onderontwikkeling (hypoplasie) van de longen voor de longontwikkeling. Een groot deel van de kinderen met een hernia diafragmatica overlijdt na de geboorte.
Start ademhaling geboorte
De foetus maakt vanaf de twaalfde week ademhalingsbewegingen. Deze bewegingen zijn belangrijk voor het trainen van de ademhalingsspieren. Vlak voor de geboorte wordt onder invloed van vasopressine en adrenaline het grootste deel van de vloeistof in de longen geresorbeerd door het longepitheel (i.p.v. uitgescheiden zoals gedurende de foetale periode). De baby begint meteen na de geboorte met ademhalen, waardoor de alveoli worden gevuld met lucht, waarna vervolgens de bloedsomloop in de longen op gang komt en zuurstof uitwisseling begint.
Placenta
Aan het einde van de zwangerschap is de placenta een 3 cm dikke schijf met een diameter van ongeveer 20 cm. De placenta bestaat voor het grootste deel uit de chorionplaat met daarop de chorionvilli (placentavlokken). In de chorionvilli bevindt zich een netwerk aan venen en arteriën die in verbinding staan met de navelstrengvene (vena umbilicalis) en de twee navelstrengarteriën (arteriae umbilicales). Tussen de chorionvilli bevindt zich de intervilleuze ruimte waarin, vanuit de spiraalarteriën, moederlijk bloed wordt gepompt