ZO week 4 Flashcards

1
Q

4 histologische typen ovariumcarcinomen:

A
  • Epitheliaal
  • Niet-epitheliaal
  • Sexcord-stromacel tumoren
  • Mesenchymale tumoren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Tumormarkers:

A
  • CA-125 voor epitheliale tumoren, ook verschillende goedaardige aandoeningen
  • CEA voor mucineuze tumoren
  • AFP, hCG, en LDH zijn markers voor kiemceltumoren
  • Androgeen, cortisol, oestradiol, inhibine ent testosteron voor granulosaceltumoren (oestradiol en inhibine) en sertoli-leydigceltumoren (testosteron)
  • NSE voor neuro-endocriene tumoren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Neoplasmatas als gevolg van endometriose:

A

endometroïd en clear cell carcinomen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Carcinomen met origine in ovaria

A

endometroïd, mucineus, clear cell, borderline, laaggradig sereus
Ovaria ontstaan uit primordiale kiemcellen, rest uit Mülleriaans weefsel. Daaraan is dus soms ook oorsprong te herkennen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Waarom geeft syndroom van Turner vaak amenorroe?

A

Meestal een primaire amenorroe bij het syndroom van Turner. Als de aandoening een mozaïek (X-/XX) vorm is zie je vaker een secundaire amenorroe.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Risico vervroegde menopauze:

A
  • Osteoporose
  • Veranderd lipiden en glucose metabolisme  HVZ
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Behandeling vervroegde menopauze:

A
  • Lifestyle interventie
  • Oestrogeen substitutie
  • Calcium- en bisfosfonaten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Ageing of ovariële veroudering

A

Het korter worden van de menstruele cyclus kan een aanwijzing zijn dat de voorraad oocyten en ook de kwaliteit hiervan sterk is afgenomen en dat hiermee de kans op zwangerschap klein is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Onderzoek naar ovariële veroudering

A

Onderzoek hiernaar kan zijn vroeg folliculaire fase hormoonbepaling (FSH, LH en E2), AMH en echoscopisch tellen van het aantal antrale follikels in de ovaria (antral follicle count = AFC).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Aanvullend onderzoek contactbloedingen

A
  • Onderzoek van fluor, onderzoek naar chlamydia
  • Uitstrijkje
  • Colposcopie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

DD post-coïtaal bloedverlies:

A
  • Cervicitis
  • Ectropion (fysiologisch)
  • Erosie epitheel
  • Ulcera
  • Poliep
  • Premaligne afwijkingen
  • Cervixcarcinoom
  • Vaginitis
  • Lichen sclerosus
  • Vulvitis
  • Condylomata acuminata
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Behandeling ectropion:

A

aanstippen van de meest kwetsbare plekken met AgNO3 (zilvernitraatoplossing). De werking bestaat uit het coaguleren van het (cilinder)epitheel, dat vervolgens plaatselijk versnelt tot actieve metaplasie kan worden aangezet, waardoor het steviger plaveiselepitheel ontstaat. Soms ook cryocoagulatie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Urge-incontinentie oorzaken:

A

o Idiopathisch
o Cystitis
o Blaastumor
o Subvesicale obstructie
o Neurogeen blaaslijden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Overloopincontinentie oorzaken

A

o Subvesicale obstructie
o Acontractiele blaas (bijvoorbeeld door diabetes, neurogeen lijden zoals bijvoorbeeld MS)
o Verslapping van de gladde spieren van de blaas door medicamenten.
o Psychogene retentie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Stress-incontinentie als gevolg van

A

o een hypermobiele vagina voorwand: urethrale hypermobiliteit.
o ISD: intrinsieke sphincter deficientie.

Bij vrouwen is het bijna altijd hypermobiele urethra, bij mannen bijna altijd intrinsieke sfincterdisfunctie (bijv door beschadiging na prostatectomie, denervatie of bestraling)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Behandeling stressincontinentie

A

Lichte tot matige stress-incontinentie: oestrogenen, bekkenfysiotherapie (biofeedback).
Matige tot ernstige stress-incontinentie: suspensieoperatie (TVT/TVTO, Burch procedure) Fasciesling procedure voor ISD, Artificiele sfincter prothese (ISD)

17
Q

Behandeling urge-incontinentie

A

Minder drinken en Blaastraining- bekkenfysiotherapie met biofeedback, Medicamenten zoals anticholinergica, Botox injecties van de blaas, Neuromodulatie, Blaasaugmentatie, urineafleiding (neoblaas of urinestoma).

18
Q

EUG:

A
  • Meest voorkomende locatie: eileider
  • Meest voorkomende oorzaak: infectie leidend tot beschadiging trilhaarepitheel
  • 3 vormen: intact, tubair abortus (milde symptomen), tubair ruptuur (ernstig)
  • Kans op recidief is verhoogd