HC week 5 Flashcards

1
Q

Hemizygoot, dubbel heterozygoot, compound heterozygoot

A

Hemizygoot: man, x en y chromosoom
Dubbel heterozygoot: 2 genen voor dezelfde aandoening
Compound heterozygoot: verschillende mutaties in hetzelfde gen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Spierdystrofie van Duchenne

A
  • X-recessieve aandoening
  • Geeft spierdisfunctie
  • Manifesteert tussen 18 maanden en 4 jaar
  • 67% moeder draagster, 33% de novo, 14% kiemcelmozaïcisme
  • Dystrofine eiwit disfunctioneel
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

X-inactivatie:

A
  • Bij vrouw staat per cel 1 X uit
  • Ook wel lyonisatie
  • Vindt plaats in pre-blastocyststadium
  • Alle afstammelingen van die cel hebben zelfde X geactiveerd
  • Barr bodies: inactieve X-jes
  • Wordt verzorgd door XIC, dit geeft een soort RNA jasje (inactiverende coating) om het X-chromosoom
  • Aan beide tips van X-chromosoom (groter aan p arm) zitten stukjes die ontsnappen aan X-inactivatie, dit heet pseudoautosomale zone (komt overeen met Y-chromosoom), hier ook crossing-over
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

X-inactivatie bij meervoudige X aneuploïdie:

A
  • Bij Klinefelter of triple X gaan overtollige X’en uit, meerdere Barr bodies
  • Turner fenotype: opzich is 1 actieve X normaal, alleen je hebt wel 2 pseudo-autosomale regio’s nodig
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Hemofilie A&B:

A
  • 85% hemofilie A  stollingsfactor 8
  • 15% hemofilie B  stollingsfactor 9
  • X-linked recessieve overerving
  • Ernstig: eiwit niet
  • Matig: eiwit slecht functionerend
  • Mild: eiwit minder functionerend
  • Ernst binnen een familie vrijwel constant (voor mannen)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Zwangere vrouw met mogelijkheid dragerschap hemofilie:

A
  • DNA onderzoek: geen draagster 1e lijn, wel draagster GUO 20 weken
  • GUO: Als jongen  hemofilie behandelcentrum
  • GUO: als meisje en VIII/IX activiteit <50%  hemofilie behandelcentrum
  • GUO: als meisje en VIII/IX activiteit >50%  1e lijn
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Incontinentia pigmenti:

A
  • Afwijkingen aan huid, tanden en nagels
  • X-linked dominant
  • Verandering in NEMO gen, is nodig voor activatie transcriptiefactor
  • Maternale cellen gaan dood, lethaal in meeste mannen
  • In andere cellen is de mutatie er nog wel, maar staat het uit, dus nog wel door te geven
  • Oorzaken mannelijke IP patiënten: Klinefelter, milde mutatie
  • Somatisch mozaïcisme
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Stadia IP:

A
  • 1: blaarvorming
  • 2: wratachtige uitslag
  • 3: krulvormige maculaire hyperpigmentatie
  • 4: lineaire hypopigmentatie, alopecia, hypodontie, dystroplastische nagels
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Inactivatie van abnormale X-chromosomen:

A
  • Deletie X-chromosoom: abnormale X heeft delingsnadeel
  • Gebalanceerde translocatie X en autosoom: gewone X gaat uit (anders mis je stukje van autosoom)
  • Ongebalanceerde translocatie X en autosoom: zo normaal mogelijk, foute chromosoom gaat uit
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wanneer embryo en foetus

A

embryo < 8 weken
foetus > 8 weken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Verloop weken embryologie

A

Week 1: eicel tot blastocyst
Week 2: innesteling baarmoederwand, klompje cellen tot ellipsvormige schijf, aanleg extra-embryonale structuren
Week 3-4: primitiefstreek, gastrulatie, neurulatie, kromming
Week 5-8: organogenese, ontwikkelingsstadia en groeicurve

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Eicel tot embryo (terminologie)

A

Eicel  morula  blastocyst (trofoblast + embryoblast)  embryo + extra-embryonale vliezen
Primitief ectoderm: epiblast
Endoderm: hypoblast

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat gebeurt er met extra-embryonale structuren en holtes (8 weken):

A
  • Dooierzak verdwijnt
  • Amnionholte vormt ruimte rond foetus gevuld met vruchtwater
  • Chorionholte verdwijnt
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Rol van extra-embryonale structuren

A

Dooierzak speelt rol bij aanmaak van bloedcellen en afweercellen, is ook extra embryonale darm
Amnionvlies = extra-embryonale huid
Placenta en navelstreng ontstaan uit extra-embryonale mesoderm.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Tweelingen en amnion/chorion

A

2 chorions 2 amnions: di-zygote tweeling
1 chorion 2 amnions: mono-zygote tweeling
1 chorion 1 amnion: siamese tweeling / mono mono tweeling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Tweelagige kiemschijf  drielagige kiemschijf (week 3):

A
  • Epitheel-mesenchym transformatie: aan de achterkant van het embryo, in de primitiefstreek groeien cellen naar binnen (naar de holte tussen de epiblast en hypoblast) en vormen zo een derde laag, het mesoderm. Dit proces wordt gastrulatie genoemd.
  • Bij gastrulatie ontstaan verschillende soorten mesoderm (paraxiaal - intermediair - lateraal), afhankelijk van de plaats van de primitiefstreek waar de cellen naar binnen kruipen. Het mesoderm ontwikkelt zich tijdens de groei van het embryo tot verschillende onderdelen van het lichaam.
  • Op twee plaatsen blijft embryo tweelagig: buccofaryngeale membraan en cloacale membraan
17
Q

Neurulatie:

A

Neurulatie vindt craniaal plaats, cellen gaan samen naar binnen (=invaginatie), dit vormt uiteindelijk de neurale buis. In de neurale lijst ontstaat het perifere zenuwstelsel

18
Q

Situs inversus:

A
  • Gespiegelde ontwikkeling
  • Tijdens gastrulatie wordt links-rechts as aangezet, gaat fout als trilharen bij primitiefknop niet goed functioneert
  • Fout in de links cascade: normaal begint dat met draaiende trilharen ventraal van de primitiefknop, hierdoor worden lefty2-genen aangezet in zijplaat mesoderm en wordt dat de linkerkant
19
Q

Neurale buisdefecten:

A
  • Racis rigis: open ruggenmerg
  • Anencephalie: open hersenen
  • Spina bifida: open wervelkolom
20
Q

Screening

A

onderzoeken van een in principe gezonde populatie om asymptomatische gevallen op het spoor te komen. Dit is secundaire preventie, waarbij informed choice belangrijk is

21
Q

Doel van prenatale screening:

A

NIET om zo veel mogelijk afwijkingen te detecteren, WEL om betrokkenen kans te geven tot zinvolle weloverwogen keuze. Denk hierbij aan reproductieve autonomie.

22
Q

Prenatale diagnostiek en screening

A

Prenatale diagnostiek: gericht onderzoek naar afwijkingen bij de foetus, op indicatie
Prenatale screening: anamnese, 13-weken echo, 20-weken echo (SEO) en NIPT

23
Q

Redenen prenatale diagnostiek:

A
  • Vaststellen obstetrisch beeld
  • Vaststellen neonataal beleid
  • Terminatie zwangerschap
24
Q

Prenatale screening met vergunning:

A
  • Syndroom van Down, edwards en Patau  NIPT
  • Eerste trimester SEO
  • Tweede trimester SEO
25
Q

Kans op down hangt samen met …

A

leeftijd moeder en duur van de zwangerschap

26
Q

NIPT:

A
  • Maternale bloed waar DNA met afwijkingen voor foetus in kan zitten (kijkt naar PLACENTAIR DNA, dus niet FOETAAL)
  • Ook nevenbevindingen bij de moeder: maligniteiten, duplicaties, deleties
  • NIPT zónder nevenbevindingen: trisomie 21 (down), 18 (edwards) en 13 (patau)
  • NIPT mét nevenbevindingen: trisomie 21, 18 en 13, op andere autosomale trisomieën (alle andere autosomen) én op structurele chromosoomafwijkingen (deleties en duplicaties), soms placentair mozaik
  • NIPT in Nederland screent niet op geslachtschromosomale afwijkingen (wil geen selectie op geslacht dat sowieso moeilijk te bepalen is én afwijkingen aan geslachtschromosomen niet ernstig genoeg)
27
Q

SEO:

A
  • Structureel echo onderzoek
  • Spoort grovere afwijkingen op
  • Bij afwijking verwijzing voor GUO
28
Q

Niet te vinden bij SEO:

A
  • Bij 13 weken: maagdarmafwijkingen, ventriculomegalie
  • Bij 20 weken: oesophagusatresie, destructieve/obstructieve afwijkingen brein
  • Bij littekens of obesitas kan beeld onduidelijk zijn
29
Q

Mogelijkheden prenatale diagnostiek:

A
  • Foetale MRI
  • Echo
  • NIPD
  • Invasieve diagnostiek:
    o Vlokkentest: transcervicaal/transabdominaal
    o Vruchtwaterpunctie: transabdominaal
    o Navelstrengpunctie: zeldzaam
30
Q

Indicaties prenatale diagnostiek:

A
  • Hogere a priori kans op genoomafwijking: eerdere zwangerschap waarbij dit het geval was, maternale/paternale genetische aandoening/dragerschap, maternale/paternale structurele chromosoomafwijkingen
  • Afwijkende NIPT
  • Afwijkingen bij GUO
  • Tweemaal mislukte NIPT
  • Al eerder weefsel verzameld
  • Zwangerschappen door ICSI
  • Zwangerschappen door pre-implantatie genetische diagnostiek
  • Bijzondere omstandigheden
31
Q

Vlokkentest:

A
  • 11-14 weken
  • Mozaicisme: 0,1%
  • Resultaat in max 14 dagen
  • Miskraam risico: max 0,2%
  • Afbreking zwangerschap: aspirotomie (of medicamenteus)
32
Q

Vruchtwaterpunctie:

A
  • > 15 weken
  • Transabdominaal
  • Mozaicisme < 0,1%
  • Resultaat in max 14 dagen
  • Miskraam risico: max 0,1%
  • Afbreking zwangerschap: medicamenteus (of aspirotomie)
33
Q

GUO:

A
  • GUO-1: verhoogd a priori risico op aangeboren afwijking
  • GUO-2: verdenking op afwijking tijdens zwangerschap (bv na SEO)
34
Q

Foetale therapie:

A
  • Medicamenteuze conversie foetale aritmieën
  • Operatieve behandeling spina bifida
  • Intra-uteriene dilatatie aortaklepstenose
  • Laseren anastomosen
  • Plugging trachea bij hernia diafragmatica