ZO week 3 Flashcards

1
Q

Wat doet een lens?

A

Een lens breekt lichtstralen en projecteert daarmee een voorwerp op een beeldscherm of fotogevoelig materiaal. Het beeld is alleen scherp als én de afstand tussen voorwerp en lens, én de afstand tussen lens en beeld, én de lenssterkte met elkaar in overeenstemming zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat houdt gezichtsscherpte in? Hoe wordt de beeldgrootte bepaald?

A

Hoe groter de gezichtsscherpte hoe meer details iemand kan zien. Als deze scherpte te “slecht” is voor de situatie kunnen we soms gebruik maken van een loep, een microscoop, een telescoop, of een bril. Of wij iets kunnen zien (onderscheiden) hangt primair af van de afmeting van de afbeelding op ons netvlies, de beeldgrootte dus. De afmeting van het beeld van een voorwerp op het netvlies hangt natuurlijk af van de grootte van het voorwerp, maar ook van de afstand tussen voorwerp en oog. Als een voorwerp twee keer zo ver weg staat wordt deze twee keer zo klein afgebeeld. Het is daarom nuttig om de grootte van een voorwerp niet in meters uit te drukken, maar in beeldhoeken. Twee voorwerpen met dezelfde beeldhoek hebben dezelfde verhouding tussen grootte en afstand. De voorwerpen worden evengroot afgebeeld op de retina.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

hoe kan je voorwerpen met dezelfde beeldhoek toch een andere grootte hebben?

A

Voor het waarnemen van de grootte maak je niet alleen gebruik van de grootte van de retinale afbeelding, maar ook van allerlei overige informatiebronnen, zoals voorkennis over de grootte van voorwerpen (geheugen), en afstand (diepte perceptie).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Hoe kunnen we het oog accommoderen?

A

De ooglens is opgehangen aan de zogenaamde zonule-vezels. Deze vezels zijn gespannen tijdens in de verte zien. Activatie van de m. ciliaris leidt tot ontspanning van de zonule-vezels, waardoor de lens boller wordt en de refractieve sterkte toeneemt. Deze aanpassing van de lens noemen we accommodatie. Bij een vaste beeldafstand, zoals het oog, kunnen we met behulp van deze aanpassing een voorwerp scherp af beelden ook al staat het verder weg en dichterbij. Zoals je nu weet, drukken we de sterkte van een lens (D) uit in dioptrie. Het bereik van de ooglens op jonge leeftijd bedraagt ongeveer 14 dpt. Dit bereik neemt wel af met de leeftijd. De (vaste) sterkte van de cornea met traanfilm bedraagt ongeveer 43 dpt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is myopie?

A

Myopie, beter bekend als (dicht)bijziendheid, is een aandoening waarbij nabije objecten zichtbaar zijn, terwijl objecten die zich verder weg bevinden wazig worden. Myopie treedt op wanneer de oogbal iets langer is dan normaal. Hierdoor wordt het licht op een punt vóór het netvlies gebundeld in plaats van direct op het oppervlak. In minder voorkomende gevallen is de oorzaak van de bijziendheid een te grote breking door de ooglens of het hoornvlies. Met andere woorden, het minimale refractieve vermogen van een myoop oog is te groot voor de aslengte van het oog, waardoor parallel invallend licht niet scherp op de retina kan worden afgebeeld. Myopie kan gecorrigeerd worden met een divergerende (negatieve) lens

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

welke regel is er om myopie om het te voorkomen?

A

Oogfonds adviseert voor kinderen en jongeren de 20-20-2-regel:
- na 20 minuten dichtbij kijken (bijvoorbeeld op telefoon of tablet);
- een pauze van 20 seconden om in de verte te kijken;
- en kom 2 uur buiten per dag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is hypermetropie?

A

Hypermetropie (verziendheid), komt voor bij een minder groot deel van de bevolking in vergelijking met (dicht)bijziendheid. Het probleem ontstaat doordat het licht op een punt achter het netvlies wordt gebundeld in plaats van direct erop. De oogbal van een verziend persoon is meestal korter dan normaal. Deze aandoening kan echter ook optreden wanneer het brekend vermogen van de lens niet sterk genoeg is. Met andere worden, het maximale refractie vermogen van een hypermetroop oog is te klein voor de aslengte. De lens kan dus niet voldoende accommoderen worden om voorwerpen die dichtbij staan scherp af te beelden. Mensen met hypermetropie hebben vaak last van hoofdpijn door vermoeidheid van de ogen. Hypermetropie kan gecorrigeerd worden met een convergerende (positieve) lens.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

wat is astigmatisme?

A

Astigmatisme (cilindrische afwijking) komt vrij vaak voor, bij 1 op de 3 mensen, meestal in combinatie met myopie of hypermetropie. Het probleem bij astigmatisme is dat de cornea geen perfecte bolvorm heeft. Het oppervlak van het hoornvlies heeft dus niet in elke richting dezelfde kromming, lijkt op een rugbybal en heeft meer een langwerpige (ovale) vorm. Hierdoor wordt het licht afkomstig uit een enkel punt afgebeeld op meerdere punten, en krijg je dus altijd een onscherpe afbeelding. Met andere woorden, de aslengte van het oog is altijd te groot of te klein voor minstens 1 richting. Astigmatisme is te corrigeren door een cilindrische lens die het verschil in kromming in de verschillende richtingen opheft.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Waarom helpt het bij astigmatisme niet om het voorwerp dichterbij of verder weg te houden?

A

Doordat de brandpuntsafstand niet gelijk is voor alle richtingen wordt het beeld nooit in alle richtingen scherp op de retina geprojecteerd. Dit is onafhankelijk van de afstand waarop het voorwerp staat.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Stel, iemand met astigmatisme kijkt zonder bril of lenzen naar een puntlichtbron en ziet een verticaal streepje. Wat zou hij zonder correctie zien als hij naar een lange verticale streep kijkt? Wat zou hij zien als hij dan naar een lange horizontale streep kijkt?

A

Een scherpe verticale streep. Het verticale beeld is weliswaar onscherp, maar dat is niet zichtbaar voor een lange verticale streep. Het beeld ziet er dus gewoon uit, als een scherpe verticale streep. De horizontale streep is in verticale richting onscherp. Elke puntje op de streep “smeert zich uit” in verticale richting en wordt dus als vaag gezien.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is presbyopie?

A

Presbyopie (ouderdomszien) wordt veroorzaakt doordat gedurende het hele leven de ooglens blijft groeien. Hierdoor wordt de lens stugger en komen de zonule-vezels verder op de lens te liggen. Het gevolg is dat het accommodatie vermogen afneemt. De accommodatie amplitude van een oog is de maximale hoeveelheid (in dioptrie) dat een ooglens kan accommoderen. Deze neemt sterk af met de leeftijd. De accommodatie amplitude is omgekeerd evenredig aan de afstand waarop nog scherp kan worden gezien (het nabijheidspunt).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Het is niet altijd nadelig om een refractieve stoornis te hebben. Eén van de besproken stoornissen kan ervoor zorgen dat je minder snel last krijgt van de gevolgen van ouderdomszien (presbyopie). Welke is dat? Onderbouw je antwoord.

A

Mensen met myopie krijgen vaak pas later (of zelfs helemaal niet) last van presbyopie. Bij myopie is de lens veelal te sterk gekromd bij maximale accommodatie en dat deze maximale accommodatie niet meer bereikt kan worden op hogere leeftijd is dus niet zo erg. Iemand met myopie heeft pas veel later, of nooit, een leesbril (= plusbril) nodig. Het probleem met de gezichtsscherpte veraf blijft natuurlijk gewoon bestaan. Iemand met myopie zet vaak zijn bril af om te lezen, of stapt over op multifocale lensen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

wat is amblyopie?

A

lui oog

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

tot welke leeftijd kan je amblyopie behandelen?

A

door het goede oog af te plakken dit moet voor de leeftijd van 6 jaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

wat zijn de 2 hoofdoorzaken van amblyopie?

A
  • scheelzien 50%
  • ongelijke brilsterkte 50%

vaak hebben kinderen beide oorzaken. een zeldzame oorzaak is aangeboren staar (deprivatie amblyopie)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

wat is vergentie?

A

het verleerd zijn van het samensmelten van de twee oogbeelden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

wat is anisometropie?

A

het ene oog heeft meer sterkte nodig dan het andere oog. het beeld van het goede oog is bij een sterke 0 scherp zonder extra te moeten accommoderen, maar het andere oog is dan wazig en wordt amblyoop

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

wat is de Brückner test?

A

de pupillen van het oog reflexteren rood vanwege het vaatvlies, de choroidea en donkerrood vanwege het pigment in de fovea. wanneer het ene oog lichter opkleur dan het andere oog, is er een teken voor scheelzien.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

wat is het verschil tussen incomitantie en concomitant?

A

bij concomitant is schilzien in alle blikrichtingen gelijk en bij de andere niet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

welke 3 hoofdvormen van concomitant scheelzien zijn er?

A
  • congenitale scheelzienssyndroom
  • accommodatief scheelzien
  • divergent scheelzien
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

wat is het congenitale scheelzienssyndroom?

A

ontstaat het scheelzien vanaf het moment dat kidneren binoculair gaan kijken. dit is rond de 3 maanden na de geboorte. de scheelzienshoek is bij kinderen groot, waardoor ze vrijwel geen diepte kunnen zien. vanaf 3 maanden ontwikkelt zich normaal dieptezien maar door het scheel staan bij deze kinderen niet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

hoe ontstaat accommodatief scheelzien?

A

ontstaat bij kinderen die hypermetroop zijn. normaal gesproken zal iemand die dichtbij kijkt zowel convergeren als accommoderen, deze 2 gaan samen. het kind met een hypermetropie zal extra gaan accommoderen en dus convergent scheel worden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

wat is divergent scheelzien?

A

dit komt meer bij ouderen voor en dan in landen met veel zonlicht. hierbij gaat een ptn als een paard kijken: rechter oog naar rechts en linker oog naar links.

24
Q

wat wijst op oogspierverlamming?

A

bij incomitant scheelzien is er wel sprake van een verschuivende lichtreflex in de pupil als de blikrichting verandert. dit wijst op een oogspierverlamming. de scheelzienshoek neemt toe bij het kijken in de richting van de verlamde spier, meestal de n. abducens. deze zenuw innerveert de m. rectus lateralis.

25
Q

wat zie je bij verlamming van n. abducens?

A

bij een verlamming van de n. abducens zal de m. rectus lateralis niet functioneren. deze spier werkt alleen horizontaal en het oog zal daarom naar binnen toe gaan staan, in adductiestand. er is sprake van convergent scheelzien, dat toeneemt als de patiënt in de richting van de verlamde spier kijkt.

26
Q

wat zie je bij een verlamming van de n. trochlearis?

A

m. obliquus superior verlamd en zal het oog in bovenblik en naar buiten gerold staan. de ptn heeft last van een gekanteld beeld tijdens het kijken. ze kunnen niet lezen omdat je dan naar beneden moet kijken.

27
Q

wat zie je bij een verlamming van de n. oculomotorius?

A

de enige werkzame spieren zijn: m. rectus lateralis en m. obliquus superior waardoor het oog naar buiten en beneden getrokken wordt. ook is er een ptosis door een verlamming van de m. levator palpebrae

28
Q

wat zijn de 6 mogelijke locaties waar een oogspierzenuw beschadigd kan zijn?

A
  • kern (MS, CVA of tumor)
  • basilaris gebied
  • sinus cavernosus
  • fissura orbitalis superior
  • oogspieren
  • vasa nervorum
29
Q

is spierverlamming altijd definitief?

A

nee door een vasculaire oorzaak is het na ong 3 manden weer hersteld. dit komt doordat de schede van Schwann rond het axon blijft bestaan en de axonen weer opnieuw kunnen uitgroeien naar de juiste oogspier.

30
Q

waarmee kan je de belangrijkste lagen van de retina onderscheiden?

A

optical coherence tomography

31
Q

welke 5 soorten neuronale cellen zijn er aanwezig in de retina?

A
  • fotoreceptorcellen
  • ganglioncellen
  • bipolaire cellen
  • amacriene cellen
  • horizontale cellen
32
Q

Wat is de functie van ganglioncellen in de retina?

A

Ganglioncellen geven visuele informatie door aan de hersenen via de nervus opticus. Ze projecteren naar de LGN, cortex en andere hersengebieden zoals het pretectum en de hypothalamus.

33
Q

Wat zijn de vier typen ganglioncellen en hun functies?

A

Parvocellulaire cellen (80%) – projecteren naar parvocellulaire lagen van de LGN; kleurinformatie.

Magnocellulaire cellen (10%) – projecteren naar magnocellulaire lagen van de LGN; helderheid en beweging.

Koniocellulaire cellen (10%) – betrokken bij kleurverwerking; projecties naar LGN en visuele cortex.

Gespecialiseerde ganglioncellen – betrokken bij dag- en nachtritmes.

34
Q

Wat betekent ON- en OFF-center in ganglioncellen?

A

Ganglioncellen kunnen gevoelig zijn voor licht in het midden (ON-center) of aan de rand van hun receptief veld (OFF-center), wat helpt bij contrastdetectie.

35
Q

Wat is de functie van bipolaire, horizontale, amacriene en Müller-cellen?

A

Bipolaire cellen: Schakelneuronen tussen fotoreceptoren en ganglioncellen; belangrijk voor contrast en ON/OFF-respons.

Horizontale cellen: Rol bij contrastversterking.

Amacriene cellen: Diverse functies, o.a. bewegingsdetectie.

Müllercellen: Gliale cellen die structurele en metabole ondersteuning bieden; kunnen mogelijk als stamcellen fungeren.

36
Q

Wat zijn de belangrijkste onderdelen van een fotoreceptorcel?

A

Cellichaam: Bevat kern en organellen.

Binnensegment: Voor metabolisme.

Fotoreceptor schijven: Geven signalen af bij lichtdetectie; verbonden via cilium met binnensegment.

Uiteinde: Loopt naar synaps in de plexiforme laag.

37
Q

Wat gebeurt er met oude fotoreceptor schijven?

A

Ze worden voortdurend vernieuwd vanuit het binnensegment en gefagocyteerd door het retinale pigmentepitheel.

38
Q

hoe worden fotonen omgezet in een elektrische signaal in de fotoreceptoren?

A
  1. foton valt op de retina en dus op de fotoreceptoren
  2. 11-cis-retinal, een opsinemolecuul, absorbeert het foton
  3. het opsinemolecuul ondergaat een conformatieverandering
  4. de conformatieverandering leidt tot een verandering in het eiwit
  5. hierdoor wordt het eiwit transducine geactiveerd
  6. transducine activeert een fosfodiësterase eiwit
  7. het fosfodiësterase eiwit zorgt voor een verlaging van de cGMP-concentratie
  8. cGMP houdt normaal Na (en Ca) kanalen open, maar doordat de concentratie hiervan daalt, zullen deze kanalen sluiten
  9. lagere membraanpotentiaal
  10. verminderde release van de neurotransmitter glutamaat
39
Q

Wat is het retinaal pigment epitheel (RPE) en wat is de functie?

A

Een enkele cellaag onder de fotoreceptoren, essentieel voor hun werking. Functies:

Regeneratie van 11-cis-retinal

Fagocytose van buitenste fotoreceptorsegmenten

Absorptie van verstrooid licht

Voedingsstoftransport

40
Q

Wat zijn kenmerken van RPE-cellen?

A

Microvilli in contact met fotoreceptoren

Pigmentkorrels (melanine)

Tight junctions tussen cellen

41
Q

Wat is de functie van het membraan van Bruch?

A

Het membraan tussen het RPE en de choroidea, betrokken bij uitwisseling van stoffen.

42
Q

Wat is de gele vlek (macula lutea) en wat is de functie?

A

Centraal deel van de retina, belangrijk voor scherp zien en fijne details. Bevat pigmenten luteïne en zeaxanthine die UV-licht filteren.

43
Q

Wat is de foveola?

A

Centraal deel van de fovea, bevat alleen kegeltjes (geen bloedvaten of ganglioncellen), optimaal voor hoge resolutie zicht.

44
Q

Wat is het verschil in celstructuur tussen de macula en perifere retina?

A

Macula: Meer kegeltjes, één-op-één relatie met bipolaire en ganglioncellen

Periferie: Minder bipolaire/ganglioncellen, veel fotoreceptoren convergeren op één bipolaire cel

45
Q

Wat is leeftijdsgebonden maculadegeneratie (LMD)?

A

Een aandoening waarbij verlies van foveale functie ontstaat.

Droge LMD: Drusen (vetophopingen), langzaam verloop

Natte LMD: Bloedvatgroei uit choroidea, sneller en ernstiger, kans op bloedingen

46
Q

Wat zijn drusen?

A

Ophopingen van vetproducten op membraan van Bruch, zichtbaar bij droge LMD. Kunnen leiden tot ingroei van bloedvaten bij natte LMD.

47
Q

Wat is de bloedvoorziening van de retina?

A

A. ophthalmica (tak van a. carotis interna) → voedt oog en orbita

A. centralis retinae (tak van a. ophthalmica) → hoofdbloedtoevoer retina

48
Q

Wat is het gezichtsveld en wat is perimetrie?

A

Het gezichtsveld is het gebied dat men kan zien zonder de ogen te bewegen. Perimetrie is het onderzoek om het gezichtsveld te meten.

49
Q

Wat is het verschil tussen kinetische en statische perimetrie?

A

Kinetische perimetrie: Bewegend licht van buiten naar binnen (Goldman). Gebruikt bij optisch chiasma/visuele cortex laesies.

Statische perimetrie: Lichtjes met wisselende intensiteit op vaste plekken. Gebruikt bij retina/papil laesies. hiermee kan je de minimale lichtintensiteit bepalen, die door dat gedeelte van het netvlies nog waargenomen kan worden. (straal 24 graden rondom de fovea)

50
Q

Wat is het Riddoch fenomeen?

A

Patiënten zien nog een bewegende stimulus, maar geen stilstaande stimulus.

51
Q

Wat is confrontatie perimetrie en waarvoor wordt het gebruikt?

A

Een eenvoudige test waarbij een arts een voorwerp langzaam in het gezichtsveld van de patiënt beweegt. Wordt gebruikt bij laesies aan het optisch chiasma of visuele cortex.

52
Q

Wat gebeurt er bij een laesie aan één oog of de oogzenuw (perifeer)?

A

Alleen het gezichtsveld van dat ene oog valt uit, met afname van de gezichtsscherpte.

53
Q

Wat is homoniem gezichtsvelduitval?

A

Bij een laesie achter het chiasma valt dezelfde zijde van het gezichtsveld van beide ogen uit. Wordt homoniem genoemd.

54
Q

Waarom blijft de gezichtsscherpte bij hemianopsie vaak behouden?

A

Omdat de fovea van één oog nog werkt en het centrale zicht behoudt.

55
Q

waarbij komen glasvochttroebelingen voor?

A

bij een netvliesloslating, bij sommige oogontstekingen en soms ook bij gezonde ogen bij zonlicht. een typisch beeld hierbij is het nabewegen van vlekken na een oogbeweging

56
Q

wat is ablatio retinae?

A

netvliesloslating hierbij komt de uitval van perifeer in het gezichtsveld naar centraal. de ptn ziet flitsen (fotopsie) ook in het donker. deze flitsen ontstaan door ontladingen van de kegeltjes en staafjes die bij de netvliesloslating kapot zijn gegaan

57
Q

waar is een boogscotoom aan te herkennen?

A

een banaanvormige uitval van het gezichtsveld, dit is het gevolg van schade aan de oogzenuwvezels op de papil op de plek waar deze door de lamina cribrosa gaan. de druk voor en achter de lamina cribrosa kan sterk verschillen, daar kunnen de zenuwvezels niet tegen. de drukgradiënt is dan te hoog en het axonale transport kan hier niet tegenin pompen