ZO's Flashcards

1
Q

welke bloedvaten en hoe loopt in elkaar over?

A

elastische arterien > musculeuze arterien

arteriolen –> capillairen

post-capillaire venulen > musculeuze venulen > venen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Hoe worden de cellen van de vaatwand zelf voorzien van voedingstoffen?

A

rechtstreeks uit het bloed (diffusie); dieper (tunica adventitia): via de vasa vasorum

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

hoe ziet de vaatstructuur van een capillair eruit?

A

1) Diameter lumen even groot als één erythrocyt

2) geen duidelijke wand

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

wat is de odds-schaal?

A

de kans dat de gebeurtenis optreedt / de kans dat de gebeurtenis niet optreedt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

wat is een antagonist van acetylcholine?

A

atropine

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

wat is EC50?

A

de concentratie die 50% van het maximale effect veroorzaakt van een geneesmiddel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

wat doet ACE?

A

vasoconstrictie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

wat is een QALY?

A

Quality Adjusted Life Year: ontwikkeld om de gezondheidswinst van verschillende behandelingen meetbaar en onderling
vergelijkbaar te maken door rekening te houden met allerlei abstracte dingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

waartoe leidt endotheline?

A
  • Toename in contractiekracht
  • Vasoconstrictie arterieel en veneus vaatbed
  • Hypertrofie van de ventrikel
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

waartoe leidt TNFα?

A

inflammatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

waartoe leidt Atriaal Natriuretisch Peptide?

A
  • vaatverwijding arterieel en veneus vaatbed
  • Natriurese en diurese
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

wat is het ongewenste neveneffect van het dilateren van de linker ventrikel?

A

toename afterload

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is het doel van de structurele dilatatie van de ventrikel?

A

groter slagvolume

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is het doel van de hypertrofie van de ventrikel?

A

kracht en spanning verminderen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

hoe zorgt cAMP voor relaxatie?

A

Ca2+ verlaging en inactivatie van MLCK

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

hoe zorgt cGMP voor relaxatie?

A

Ca2+ verlaging

17
Q

hoe zorgt NO voor relaxatie?

A

cGMP verhoging

18
Q

wat is het Myogene mechanisme van autoregulatie?

A

Handhaven constante bloodflow bij veranderende bloeddruk.

19
Q

Beschrijf de reflexboog die verantwoordelijk is voor de centrale regulatie van de vaattonus

A

Bloeddruk ­omhoog –> stimulatie Baroreceptoren –> nucleus tractus solitarius in
medulla oblongata –> remming sympatisch zenuwstelsel –> dilatatie

20
Q

hoe leidt ischemie tot celzwelling?

A

O2 gebrek –> aërobe ATP productie omlaag –> ATP niveau omlaag –> NaK pomp omlaag –> Na+-influx groter dan Na+-efflux –> stijging intracellulair Na+ –> waterinflux

21
Q

Beschrijf stap voor stap wat er gebeurt bij herstel van de celschade na opheffen van de ischemie

A
  • Aërobe ATP productie ­ omhoog –> NaKpomp ­omhoog –> herstel Na+ gradiënt –> waterexport en herstel Ca2+ gradiënt. - Overtollig plasmamembraan wordt
    ingenomen via endocytose.
  • Beschadigde eiwitten worden afgebroken en via eiwitsynthese weer aangevuld.
  • DNA schade wordt hersteld door
    DNA repair mechanismes
22
Q

Welke factor wordt algemeen gezien als kritische grens tussen reversibele en irreversibele celschade ten gevolge van hypoxie?

A

Membraanschade

23
Q

wat doet een non-competitieve antagonist met de grafiek?

A

inzakken van maximum

24
Q

kan er van een non-competitieve antagonist een pA2 berekend worden?

A

nee

25
Q

wat zou acetylcholine zonder endotheel bij vaten doen?

A

vasoconstrictie: normaal gesproken met endotheel bindt het daar aan M-receptoren die activeren NO enzo voor relaxatie maken, maar zonder endotheel bindt rechtstreeks op gladde spiercellen dus constrictie

26
Q

hoe kan je bv hypertensie behandelen?

A

ACE-remmers

27
Q

wat past bij een Arteriële thrombus?

A
  • meestal, maar niet altijd occlusief
  • grijs wit van kleur
  • veel trombocyten en fibrine
28
Q

wat past bij een Veneuze thrombus?

A
  • altijd occlusief
  • rode kleur
  • bevatten veel erythrocyten
29
Q

wat is occlusie?

A

afsluiting van de (slag)ader

30
Q

Geef aan welke cellulaire veranderingen optreden indien een thrombus gedurende langere tijd bestaat. Geef de naam van dit proces.

A

Organisatie: ingroei fibroblasten en bloedvaatjes

31
Q

wat is embolie?

A

wanneer een thrombus een bloedvat verstopt

32
Q

wat is de ziekte von willebrand?

A

typische slijmvlies gerelateerde bloedingen, zowel voorkomend bij mannen en vrouwen, en meest
voorkomende erfelijke bloedingsziekte

33
Q
A