H5.1: Arteriële vaatfunctie Flashcards
1
Q
wat voor veranderingen in de hartspier vinden plaats bij ischemie?
A
- anaeroob metabolisme
- functieverlies
- celschade
2
Q
wat zijn belangrijkste determinanten voor celschade?
A
- de duur van zuurstoftekort: time is muscle
- gevoeligheid voor zuurstoftekort: temperatuur: hoe lager, hoe kleiner de schade (enzymsystemen zijn trager, verbruiken minder zuurstof)
- alternatieve bloedtoevoer (collateraal flow): angiogenese: omwegen van andere bloedvaten naar dezelfde gebieden zodat daar alsnog zuurstof komt
- volledige vs partiele vaatobstructie
- acute vs geleidelijke obstructie (bij geleidelijk kan het hart eraan ‘wennen’)(kan ook op een hele andere plek in het lichaam effect hebben op het hart)
- acute vs geleidelijke reperfusie: als je meteen dat hatr weer helemaal vol laat stromen is alles nog verzwakt en kunnen niet tegen die hoge spanning (postconditionering)
3
Q
welke ischemische adaptaties kunnen irreversibele celschade tegengaan?
A
- preconditionering
- angiogenese
4
Q
A