Zelfstandige Naamwoorden 9 Flashcards
the part, section
het gedeelte
the respect, esteem, regard, admiration
de eerbied
the intention, purpose, use, destination (b)
de bestemming
the let-down, non-event, bummer!
de afknapper
the dishwasher
de vaatwasser
the sponge
de spons
the exorcism
de duiveluitdrijving
the custody (jail)
de hechternis
the jeans (blue denim)
de spijkerbroek
the vault, safe
de kluis
the change, turn, swing (e.g. economy)
de kentering
the peak, highlight
de uitschieter
the crowd
de menigte
the insurgent, rebel
de opstandeling
the mug (tea)
de mok
the shore, embankment, waterside
de wal
gravity/gravitation
de zwaartekracht
chemistry
de scheikunde
satisfaction
het genoegen
the indignation, outcry, outrage
de verontwaardiging
the enemy
de vijand
the earlobe
de oorlel
the perseverance
het doorzettingsvermogen
the channel, trench, drain
de greppel
the businessman
de zakenman
the slogan, motto, battle/rally cry
de leus
the shit, crap
de stront
