zelfstandige naamwoorden 2 Flashcards
1
Q
the injury, damage
A
het letsel
2
Q
the trade-off
A
de afweging
3
Q
the clue
A
de aanwijzing
4
Q
the balance
A
het evenwicht
5
Q
the drawback
A
het bezwaar
6
Q
the hole
A
het gat
7
Q
the charity (L)
A
de liefdadigheid
8
Q
the injury
A
het letsel
9
Q
the act, play
A
het toneespel (het toneespelen- the acting)
10
Q
the zip
A
de rits
11
Q
the jaw
A
de kaak
12
Q
the thigh
A
de dij
13
Q
the groin
A
de lies
14
Q
the liver
A
de lever
15
Q
the spleen
A
de milt