Zelfstandige Naamwoorden 3 Flashcards
1
Q
the spit, saliva
A
het speeksel
2
Q
the A&E
A
de spoedeisende hulp
3
Q
the stretcher
A
de brancard
4
Q
rubble, rubbish
A
het puin
5
Q
the comprehension, intellectual/mental grasp
A
het bevattingsvermogen
6
Q
the fever
A
de koorts
7
Q
the tramp, drifter
A
de zwerver
8
Q
the collar
A
de kraag
9
Q
the pavement (t)
A
het trottoir
10
Q
the origin (of nationality for example)
A
de afkomst
11
Q
the supervision
A
het toezicht
12
Q
the existence
A
het bestaan
13
Q
the brow (eyebrow)
A
de wenkbrauw
14
Q
the arse, bottom
A
de kont
15
Q
the bum-fluff, down
A
het vlashaar